| |
| |
| |
Overzicht van Tijdschriften
Met den oudste te beginnen vraagt de beleefdheid, laat ook die oudste 't mogelijke hebben gedaan om dat respect te verbeuren We spreken over ‘DE NIEUWE GIDS’... Maar Frans Erens' studie over La chanson de Roland valt niet onder die kritiek. De stille Limburger die slechts op schaarsch, maar nooit op onbeduidend werk vergast, is de man die den moed heeft zijn werkuren te besteden aan middeleeuwsche dichtkunst in dezen tijd waarin de tachtigers reeds verouderd heeten. Zijn ontleding van La chanson de Roland gaat zeer diep en met bewustheid van meesterschap over zijn stof durft hij het aan de parallel te treffen tusschen dit heldendicht en de Ilias. Van de vraag uit of de dichter van den Roland ook de Ilias zou hebben gekend (antwoord: het is niet waarschijnlijk) komt hij tot de volgende mooie kenschets: ‘Dit heldengedicht is werkelijk een gedicht van helden, van zuiver heroisme, omdat het vechten van man tegen man er wordt gedragen door een hooger doel, de verdediging van een geloof, de gedachte aan een gelukkig hiernamaals, de verdediging der diepe overtuiging. Terwijl de Grieken en Trojanen in de Ilias er op los slaan uit wilde bravoure en lichamelijk krachtvertoon hebben wij hier den hoogeren held die de daden verricht. En synthetisch dit volgende slotbesluit: ‘Wanneer ik de Ilias en “La chanson de Roland” stel naast elkaar, dan bewonder ik eene grootere kunst in de eerste, maar diep word ik aangedaan door de eenvoudige, primitieve wereldexpressie van het Fransche heldengedicht’.
Het tooneelspel ‘Coda’ door Henriette Mooy is een doodbanaal praatstukje waarin men de gebreken van Ibsen voelt en de gave van Henriette Mooy om een vlot dialoog te schrijven. Een half hour play.
Voor binnen-(gedachten?) zorgt Willem Kloos, voor verzen J. Reddingius en Helène Swarth voor Schemeravonden. Een veelzijdig Noorman, Dr. Thorleif Schelderup-Ebbe, wordt voorgesteld door Prof. Dr. H. Logeman. Hoeveel zijden aan dien uitzonderlijken Dr. dan wel zijn? Hij is ten eerste jong, vervolgens bioloog, botanicus, scheikundige, natuurkundige, filoloog, rechtsgeleerde, en ten slotte letterkundige, d.w.z. schrijver van een zestal kinderboeken, een verzameling ‘Gedachten en Aphorismen’ een bundel gedichten en een roman ‘De Komeet’. De clou van het nummer komt van Willem Kloos en heet ‘Daad en Gedachte der Nieuwe Gids-Beweging’. Antwoord op een in druk verschenen rede ‘Aesthetisch of puriteinsch’ door Dr. J. Wille, hoogleeraar aan de vrije universiteit te Amsterdam. Hoogleeraar Wille kenschetst de reactie tegen tachtig als een teruggang naar de gemeenschap, naar het wezen, een verlaten van het kunst-om-de-kunst-beginsel, een terugkeer tot God en godsdienst, historie en traditie. Hoe de geschiedenis zichzelve herhaalt: smalend spreekt Kloos over den tijd toen Wille nog in de wieg lag of nog niet bestond en hij, Kloos, al in de beweging was. Zoo werd destijds een jonge heer Kloos toegesproken door oude heeren (men zei toen paljassen!) Dit monument van den belachelijksten eigenwaan, de gekste zelfvoldaanheid spreekt het definitief gericht uit over den ‘tachtiger prins’...
| |
| |
‘DE BEIAARD’ die met elk nummer een flinke brok studie bevat (ditmaal is het ‘Fascisme en gezag’ door Marcel Prélot). We lichten volgend slotoordeel over het Fascisme uit den tekst: ‘Het fascisme heeft het gezagsprobleem niet opgelost in tegenspraak met zijn herhaalde beweringen, omdat het geen diepgaande beweging is van intellectueele, moreele en technische hervorming, maar een sociale opmarsch, revolutionair in gedachte en mehtode’. Benevens deze flinke bijdrage en het vervolg van een veel vroeger verschenen studie van Fr. Kruitwagen over de kleinere geschriften van Sint Thomas, literair heel wat interessants. Wies Moens publiceert de lezing welke hij hield op het paaschcongres voor kathohek tooneel te Brussel in 1924. De hedendaagsche katholiek die aan tooneel doet, aldus Wies Moens, hij vraagt katholiek werk. En dan: de katholieke tooneelman heden ten dage, hij vraagt modern werk. Die beide: katholiek modern tooneelwerk zoekt Wies Moens in middeleeuwen en deze dagen. Een kostbaar overzicht van de modernste katholieke tooneelproeven uit de voornaamste literaturen en een mild gestemde optimistische waardeering van hetgeen Vlaanderen in die lijn heeft verwerkelijkt. Heel achteraan vinden we den lieven Kiki terug die zoo ongunstige diplomatische betrekkingen had met zijn papa, naar we vorige maand in ‘De Beiaard’ lazen en waarover Ernest Claes nu blijdere berichten zendt betreffende de gezellige omgeving van Kiki en Kiki's eerste levenservaringen. Tot het relaas dan eilaas weer eindigt op de scheiding van Kiki en papa. Papa gaat naar den ‘vervloekten oorlog’. Ernest Claes vertelle gauw het verder weervaren van papa, maar vooral van Kiki.
Uit drie zeer mooie sonnetten van Willem de Merode deze schoone verzen (aan een priester).
‘Een reeks van jaren als een gulden spoor
loopt zijn gebed mijn eenzaam leven door.
In 't donker zie ik elken voetstap lichten.
Ik heb gezondigd en ik heb gedwaald.
IJlings heeft hij mij weer teruggehaald
en zacht gedwongen tot Gods harde plichten’.
S. Van Ravesteyn weet in ‘DE GEMEENSCHAP’ maar weinig goeds te vertellen over de parijsche tentoonstelling van moderne decoratieve kunsten. Ik heb nu toevallig gelegenheid gehad een paar dagen met gespannen aandacht door te brengen in die tentoonstelling. Wat mij in staat stelt approbatie van Ravesteyn gewoon kinderachtig te vinden. Iemand die heelemaal niets goed vindt in die fantastieke uitstalling doet gewoon dwaas zelfs voor hem die de 9/10 van de collectie wil verketteren maar dan het eene uitgelezen tiende geniet als een kostbare revelatie van een nieuwe kunst. Waarom hier verschijnt ‘Le quinze Juillet’ door C.A. Cingria raden wij niet. Wat nieuws en wat katholieks weet die kwant te vertellen die een winketjuffer een roos presenteert en zegt ‘je vous aime’ in plaats van zijn bagage te laten enregistreeren. De S. Van Ravesteyn der parijsche tentoonstelling, publiceert tien rechte lijnen met lineaal getrokken in kruisvorm, daarop een blauw rond plekje. En dat heet: ‘Christusfiguur’. Nu begrijpen we dat S. Van Ravesteyn niets had aan de parijsche expositie. Zoo'n dingen waren daar inderdaad gelukkig niet te zien. Henk Kuitenbrouwer bespreekt Just Havelaars ‘De religie der ziel’ en Jacques Maritain's ‘Trois Réformateurs, Luther, Descartes, Rousseau’. Krachtig is het proza van Albert Kuyle.
| |
| |
In ‘VLAAMSCHE ARBEID’ een novelle van Baeckelmans, eigenlijk fragment; uit welk te verschijnen boek wordt niet gemeld. Victor Brunclaer vindt dat het modern staat een stukje van twee bladzijden ‘roman’ te noemen. Nu ‘what is a name?’ en het stukje is overigens van een gehalte en een geestigheid die geen naam hebben... Het doet dan veel opbeurender aan het frissche enthousiasme van den nochtans nogal wat ouderen Jozef Muls te genieten. Jozef Muls van ‘Steden’ nu aan 't woord over Moskou! Paul Van Ostaeyen die geleerd doet in de literaire kronieken en belachelijk in een paar ‘gedichten’ hier te vinden, vertaalt ook enkele proza-gedichten van Franz Kafka, een oostenrijksch dichter. Interessanter dan de ‘verzen’ is de nota die de vertaler over hem publiceert. Het dichterlijk testament van den pas dezen zomer overleden schrijver zal wel uniek zijn in de geschiedenis. Men leze het hier: ‘Zijn testament, aldus Paul v. O., bepaalt dat alles wat in manuscript bestaat, moet verbrand worden; hetgeen reeds uitgegeven, mocht niet herdrukt. Max Brod, zijn testamentvoltrekker, zal zich aan deze bepaling niet onderwerpen, doch het gehele oeuvre van zijn vriend publiceeren. Toen Kafka in 1912 verzocht werd werk te publiceeren, kon hij er eindelijk en kiezend onder een menigte manuscripten slechts toe besluiten deze poëmata in proza te publiceeren die onder de naam ‘Betrachtung’ in 800 ex. bij Rowohlt het licht zagen.
Dr. J.A. Vetter heeft het eerste artikel van het Julinummer WIL EN WEG geschreven over Geestelijke stroomingen in de Letterkunde. Vangt aan met de 18e eeuw en eindigt met Romain Rolland uit de negentiende ‘een der woordvoerders van het jongere Europa dat het moeilijke leven wil aanvaarden. Onuitputtelijk is Herman Hana die maar steeds leuk en geestig bij een stel uiterst interessante plaatjes weet te kanten.
SPEL EN DANS van dezelfde uitgeverij is een niet minder mooi uitgegeven tijdschrift, bizonder onmisbaar voor eenieder die wat belang stelt in tooneel, opera, dans of film. Talrijke prachtige illustraties midden een zeer verscheiden, boeienden tekst, en alles op eenzelfde glanzend crême-kleurig papier! Om al het opmerkenswaarde te vermelden zou ik eenvoudig de inhoudstafel moeten overschrijven. Dat doen we nu niet om speciaal te kunnen vermelden een prachtig stuk proza van Achilles Mussche, een onzer sterkste prozaisten, over... Charlot Chaplin. Hoor Mussche over Chaplin's spel: ‘En het conflikt verrijst, het conflikt tusschen phantasie en wetboek, spontaneiteit en beschaving, de homerische strijd van den kleinen mageren armen Charlie tegen den hoogen zwaren diender, die met zijn reuzenschaduw de zon op de straten onzer steden verdonkert en het symbool is van een beschaving die doodging aan orde en uniformen en slaafsche macht. Van het plan van den humor, van den heerlijksten humor ongetwijfeld, maar toch van den humor zonder meer, stijgt het conflikt naar hoogten waar het zoo 'n diepte van ondergrond, zoo'n wijdte van perspektief heeft, dat het er tragisch van wordt. Dat hij, onverschrokken, de steile, vervoerende paden opga die Breughel, Cervantes en Molière voor hem beklommen. Dan zullen wij hem een paard en een lans geven dat hij rijde over de wereld als een moderne Don Quichotte, uitgelachen en triomfant’.
Uit DE BIBLIOTHEEKGIDS enkel te vermelden een bespreking van Aart Van Der Leeuw's ‘Vluchtige Begroetingen’ door Albert Verwey.
| |
| |
DE VLAAMSCHE GIDS is niet veel interessanter. Behalve de wat grove novelle ‘De Koolbeest’ door Gustaaf D'Hondt een vlaamsche kroniek van Lode Monteyne die op grond van enkele jongste vlaamsche uitgaven protesteert tegen de verklaring dat het realisme zou dood zijn. De jongste tooneeluitgaven vermeldt of beoordeelt de tooneelschrijver Ern. W. Schmidt.
Men zou de plaatsruimte van een gansch overzicht goed kunnen gebruiken voor een ietwat degelijke bespreking van het onder de leiding van Patiz Muckermann zoo bloeiende tijdschrift ‘DER GRAL’. Maar we moeten ons tot een opsomming van 't voornaamste beperken. Over ‘Das probleem Pirandello’ de italiaansche tooneelschrijver aan de orde van den dag. Een prachtige novelle ‘Farax der Seidenfärber’ door Alex von Frankenberg. Over de spaansch-amerikaansche hedendaagsche literatuur door Dr. Joseph Fraberger. Een leidend artikel als ‘Gral-overzicht’ door den redacteur zelf Pater Muckermann, een degelijke bespreking, uitvoerig, van twee nieuwe duitsche romans, de eene van Heinrich Mann (‘Der Kopf’), de andere van Hans Heyck (‘Der Zeitgenosse’), plus een paar andere flinke besprekingen.
Voorgaande overzicht lag geschreven toen de staking uitbrak. Intusschen verschenen vele volgende nummers waarvan we het relaas hier laten volgen.
DE NIEUWE GIDS AUGUSTUS. - Een gedicht in memoriam J.H. Leopold, door Willem Kloos. Even stroef, duister, prozaisch en verwaand als de Binnengedachten die ditmaal gericht zijn aan ‘een onvolledig ingelicht hoogleeraar’. Dat zal denkelijk de prof. J. Wille der universiteit van Amsterdam zijn, die reeds in 't vorige Nummer zijn opbrander kreeg. De dwaze Sancho is een spaansche horlogie- en klokkenmaker; zijn dwaasheid: dat hij naar het mistige Noorden kwam voor zijn kunst en voor het fortuin. De wijsbegeerte der hellenen, een studie door Dr. P. Vrijlandt over de wiskunde als geloofsbelijdenis bij de Grieken. Alcida van Pellecam vervolgt hare ‘vriendschap in brieven’. Vele zijn modelbrieven maar of het een model-verhaal in brieven is? Politieke kroniek kan genoemd worden de studie van H.Ch.G.J. Van Der Mandere over de ontwikkeling van het volkenrecht door den volkenbond. Ter studie worden daar gelegd 10 onderwerpen betreffende dewelke men zal trachten vaste internationale wetsbepalingen vast te leggen. Vier gedichten door Hein Boeken. Een bespreking van La Rochefoucauld's Maximes door Willem Kloos. Buitenlandsch overzicht door Maur. Wagenvoort. H.P. Van den Aardweg schrijft een open brief aan Jeanne Kloos Reyneke van Stuwe om protest aan te teekenen tegen het critisch oordeel van Greshoff over haar werk.
DE NIEUWE GIDS - SEPTEMBER. - Naar aanleiding der dood van den franschen geleerde Camille Flammarion een studie-in-memoriam door F.S. Bosman. Vervolg der ‘Vriendschap in Brieven’ door Alcida van Pellecom. Vervolg, altijd maar vervolg der Binnengedachten. Het schijnt dat Willem Kloos, hij bekent het hier, glimlacht over wat hij in zijn jonge jaren schreef. Wij glimlachen over wat hij nu schrijft. Oud-Perzische kwatrijnen door P.C. Boutens. Niet meer het fijn-gulpen geluid der liedjes
| |
| |
of van Beatrijs. Verintellektualiseerder kunst aangeleid door kentering van onvoldaanheids onrust. Drie zwakke sonnetten van Helene Swarth. Zwakke verzen van P. Otten. Drie vlaamsche nationalisten aan het woord, door L. Simons. Met het vlaamsche nationalisme sterk sympathiseerende bespreking van drie werken: Leo Meert, de nood van het land; Spectator, Proeve van politiek program voor K. VI. Nat. in Vlaanderen; M.R. Van Genechten: Wat willen de Vlamingen? Kroniek der fransche Letteren door André De Ridder, naar aanleiding der enquête van Les Nouvelles Litteraires over den invloed der fransche letterkunde op de buitenlandsche literaturen. Soberheid in hooger onderwijs, beperking van het aantal studenten door Prof. Dr. J.H. Valckenier Kips. Een sonnet aan de nagedachtenis van Jan Veth, door Hein Boeken. Frans Erens door Willem Kloos. Bespreking van Erens' jongste werk: Dansen en Rhythmen. Kloos is de lof voor Erens. Met ontwikkelde katholieken kan men praten, beweert hij, mits zekere principieele punten niet aan te raken, wat niet noodig is. De massa is zeer weinig of in 't geheel niet ontwikkeld(?) Buitenlandsch Overzicht door Maurits Wagenvoort. Vervolg der studie van Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe over George Eliots' leven door haar echtgenoot.
DE STEM - JULI-AUG. - Vervolg der fijne novelle In den Avond, door Top Naeff. Een madonna door Jan Toorop, door Just. Havelaer. Verdeeling van Toorop's ontwikkelingsgang in een barokke tegenover nu klassieke periode. Men kan zich van dit meisjesbeeld wel afvragen of het een madonna is. Vervolg der studie ‘Groei’ door Fr. A. Plate. Over liberalisme en socialisme. Het zijn beide vergankelijke systemen (het eene is reeds vergaan) van een begrendsheid waarbinnen de mensch zich niet blijvend voegen kan. Verscheidene antwoorden op de film-enquête. Een hoop litteratuur die de kwestie soms terzijde laat liggen, haast nooit direct op de eenvoudige vragen antwoordt. Het beste antwoord (echter nog veel te veel woorden waarin de gedachten verdoezeld liggen) is dat van Bernard Verhoeven. Verzen door Nine Van Der Schaaf en Gerard Van Klinkenberg. Slot der Beginselen der Chemie, door Karel van de Woestijne. Een schoon maar triestig stuk zelfbekentenis. ‘God die zijt zonder mij; en ik die niet ben zonder u: de wereld loopt vol volk; maar ik ben eenzaam. Maar gij zijt toch ook nogal eenzaam’. En dat is alles! De oud-gediende, een novelle door F.M. Dostojefsky. Een verhaal dat lang onbekend is gebleven en pas onlangs in Rusland weer te voorschijn gebracht. Een vers in memoriam dichter Leopold, door Alb. Plasschaert. Aanteekeningen door Julius Meyer. Pittige satyre op de Nieuwe Gids om een geschilletje ‘uit’ te vechten. Een ‘gedicht’ door J.Th. Ring. Twee droomers, door Dirk Coster. Over Erens' boek ‘Dansen en Rhythmen en Aart van der Leeuw's ‘Vluchtige Ontmoetingen’.
DE BEIAARD - AUG. - Wegen van waarheid bij Blaise Pascal, door Dr. Ferd. Sassen. De dwerg tusschen Ezichiel en Isaias, door Kees Meekel. Een sterke brok proza, nog vreemd daar we nog heelemaal niet raden waar het heen wil met dien dwerg. De Hohenzollern-candidatuur in Spanje, door L.J.C. Van Gorkum. Naar aanleiding van de dissertatie voor de Utrechtsche universiteit door J.M. Metzlar. In 1870 deed Bismarck een Hohenzollern candidateeren voor den spaanschen troon. Kiki, door Ernest Claes. Het slot van dit fijne, leuke verhaal. De tweede kennismaking van Papa en Kiki na de oorlogsscheiding en hoe papa Kiki niets kan leeren.
| |
| |
ROEPING - AUGUSTUS. - Magnanimiteit, een lezing gehouden te Nymegen door E.H. Lutkie. Het hart, door H. Bruning. Fragment uit een binnenkort te verschijnen bundel: De Tocht. Een zeer schoone brok proza, typeerend voor deze smartelijke jeugd van Godzoekers onzer dagen. Door het lijden wordt de trotsche jonkheid teruggebracht tot den deemoed van gemeenschapsliefde ‘Tekens’ een gedicht van Wies Moens, niet van den dichter der ‘Boodschap’ Zwak. ‘Voor het onweer’ een gedicht door Pierre Kemp. Praeludium, een romanfragment door Gerard Wijdeveld. Van een jongen die 't sterk aanpakt: strepen trekt door het schilderij dat hij aan 't maken was, zijn verloving verbreekt en zich gereed maakt om er van onder te trekken... Denzelfden geestelijken inhoud vinden we in de twee daarop volgende gedichten van denzelfde. Aan een vriend, door J. Adams. Een brief om den vriend dietsch te maken wat hem van J. Adams scheidt Verzen door Jer. Vertuin, Jos. Verjans, Ton Kerssemakers, Jozef Hollandt. Kristus gekruist, een fragment uit de Heliand, modern herschreven door Th. De Jager. Een sympathiseerende fijnzinnige bespreking van Arthur Van Schendel's Angiolino en de Lente, door M. Molenaar.
DE GEMEENSCHAP - AUG.-SEPT. - Het derde vervolg van Bernard Verhoeven's merkwaardig essay over den weg naar God in de hedendaagsche Litteratuur. Marnix Gijsen (van wie een bundel gedichten, Het Huis, wordt aangekondigd), Jan Engelman, Gerard Bruning en Albert Kuyle, geven elk een gedicht. Jan Engelman schrijft ook over nieuwe Nederlandsche Schilderkunst, bepaaldelijk over Piet Van Wyngaerdt. Met zes reproducties geillustreerd. Het slot der studie: Gedachten over Architectuur. Een flink opstel over Léon Bloy, door J. Maritain. Bedoeld als voorrede tot een nieuwe uitgave van La femme pauvre. Eene der beste karakteristieken die wij ooit lazen over den ongelukkigen, grootschen, grooten Leon Bloy. Maar de redactie van De Gemeenschap weet toch dat dit opstel verschenen is in Revue des Jeunes, 10 Januari. Van Albert Helman een novelle (?) ‘Retour’. Eigenlijk geen voorbeeld ter navolging voor de gemeenschap. Het valt ons op dat de helden van al die novellen en romanfragmenten allemaal zoo'n gekke Hansen zijn. De held van Albert Kuyle's roman(?) ‘Asphalt’ verdient ook dat compliment, maar van dien jongen is toch nog iets te maken, als men alles genadig overschouwt. Kroniek, eigenlijk bedoeld, klaarblijkelijk bedoeld als baanbrekerij wat ik je zeg!!
VLAAMSCHE ARBEID - JULI-AUG. - Een middeleeuwsch verhael ‘Hooglied’ door Fritz Francken. Wordt vervolgd. Een fragment uit De Vloek, lyrisch-dramatische cyclus in drie deelen door Anton Van De Velde. Hier is gegeven Caïns doodslag. Een suggestief gedicht dat wat ongemakkelijk leest en wat overladen aandoet. Van Hugo Van Walden een drietal schetsen uit ‘Het Geiteken onder den beuk’. Een nietszeggend gedicht, Avondwending, door Victor J. Brunclair. Paul Van Ostaeyen bespreekt uitvoerig Gaston Burssens bundel Piano. Het boek is vooreerst goed omdat alle Europeanen het kunnen lezen zonder te weten dat het van een vlaming is! Verder kan de lezer den recensent niet volgen. De wijsgeerige kroniek schrijft H.J. De Vleeschouwer over Julien Benda's boek ‘Lettres a Mélisande pour son instruction philosophique’. Lenda is een anti-bergsonist. Dr. H.
| |
| |
Elias schrijft de geschiedkundige kroniek over Willem I, prins van Oranje naar aanleiding van Prof. Blok's leven van denzelfden naam. L. Speleers over oudheidkunde, namelijk de Oostersche ontgravingen.
DE VLAAMSCHE GIDS - AUG. - Dr. Rob. Foncke over den in 1915 gestorven dichter V. De la Montagne. Hij is wel een late kennis van den dichter, maar schrijft met liefde en piëteit over hem. Het slot der studie van W. Blommaert over het naturellen-vraagstuk in Afrika. Kronieken over Beeldende kunsten (de driejaarlijksche tentoonstelling van schoone kunsten te Gent) door P. De Keyzer; over engelsche letterkunde door M. Basse; over muziek door Julius Van Etsen.
SPEL EN DANS - JULI-AUG. - Actueele berichten onder rubriek ‘Onder den schijnwerper’. Over de Leidsche openluchtspelen van Herman Teirlinck door Joh. De Meester gecreëerd, door Em. De Bom. Een uittreksel uit het japansch leesdrama ‘De priester en zijn discipelen, door Kurata Hyakuzo, verschenen in nederlandsche vertaling bij de W.B. Uit de herinneringen van Constantin Stanislawsky, den leider van het beroemde Moskousch Kunst-tooneel, door Boris Raptschinsky. Naar aanleiding van Stanilawsky's mémoires ‘Mijn leven in de kunst’. Een hollandsche actrice in de achttiende eeuw, door Jan Walch. Over Anna Cornelia Wattier (1762-1827). Een intervieuw met André Levinson over het belang van het ballet, door J.W.F. Werumeus-Buning, die voortaan aan de redactie van Spel en Dans als leider verbonden is. ‘Dancings’ in vroeger tijd, door H. De Marees. De toekomst van de opera, door Constant Van Wessem. De toekomst van de opera: terugkeer tot de oorspronkelijke vormen: het muzikale intermezzo en het ballet. Bezoek aan de U.F.A. filmfabriek, door Luc. Willink. De russische film, door Jules Suikerman. Hij kan ‘auf die Fahrte einer grossen, gewaltigen Kunst’ komen. Vijf en twintig schoone illustraties versieren den tekst.
ONS GELOOF - AUG.-SEPT. - Newman en zijne preeken, door P.J. Heyrman. De homogene ontwikkeling der katholieke Geloofsleer, door Dr. L. Houtepen, m. S.C. Het mirakel van het afgezette been, zeer flinke en gedocumenteerde studie, door P. Adjutus Drieghe O.F.M. Mengelen, Brievenbus, Overzicht van tijdschriften.
LEUVENSCHE BIJDRAGEN 2e AFL. - H. Logeman: The Semasiology of Some Verbs of Motion and the Etymology of Dutch langwerpig, door H. Logeman. - G.L. Van Roosbroeck: Notes on Corneille. - Uber experimentalphonetische Untersuchungen mit simlosen Reizen, door G. Pauconcelli-Calzia. Twee zienswijzen in de phonetiek, door G. Digneffe-Voltaire and Saint-Simon, door B.W. Woodbridge. The present state of Scottish studies, door G. Watson.
REVUE DES JEUNES - SEPT. - Deuzième nuit, Senex. Ascetische lyriek. M. Zundel: L'Option fondamentale. M.S. Gillet. Le vote des femmes. Een stevig pleidooi voor het vrouwenstemrecht in Frankrijk. J. Balde: Un écrivain catholique de l'Auveryne: M. Henri Pourrat. Pourrat werkte samen met den in den oorlog gesneuvelden Jean Angeli (deknaam Jean L'Olagne) Reynès Monlaur: ‘En chemin un homme lui dit...’ Een stukje geestelijke poëzie in proza. P. Waline. Les catholiques d'Allemagne et d'Autriche et le rattachement de l'Autriche à l'Allemagne. Interessante actualiteiten onder hoofdrubriek: ‘Les idées et la vie’.
|
|