| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Louisa Duykers: ‘Haar man’, N.V. Leeslust, Antwerpen.
Mijn goede vriend E.H. Van Hoeck heeft in ‘Boekengids’ voor een paar maanden geenszins overdreven, waar hij Louisa Duykers heeft gerangschikt onder de zeer weinigen in Vlaanderen die een roman kunnen schrijven. Schrijven kunnen wij allemaal. Zeker Holland beweert dat wij onze taal niet kennen maar wij antwoorden op het verwijt met boek na boek, en gansch Holland is daar om te smekken aan onze sappigheid. Van Gezelle over Streuvels tot Timmermans bewezen we dat we ONZE taal wel kennen. En de West-Vlaamsche brijen en Liersche vlaai smaken over gindsche grens nog het best. Na de Witte van Claes heeft men Boefje niet meer zoo aardig gevonden en wat waren Jaapje en Jaap tegen Pallieter en Prutske? Wij kunnen schrijven. En komt het aan op productiekracht of productie zelf dan staat Holland klaar om ons meer-vermogen te erkennen.
Maar wij kunnen geen romans schrijven. Wat een roman is? Een roman is een literair genre dat... Goed, maar in een roman moet iets gebeuren. En men zegge wat men wil, het is sterker dan theorie en regel: in een goed roman moet veel gebeuren. Het is iets dan men voelt maar bezwaarlijk te formuleeren weet. Beschrijving en lyriek hooren thuis in poëzie en in een roman moeten menschen leven, handelen, schreien en zingen, moet een tijdsbeeld weerspiegeld staan werkelijk en volledig, gelijk een profiel van groot- Antwerpen in de wateren van de Schelde. En wij zijn nu in plaats van romanschrijvers tout court als romanschrijvers te veel schilders. De zin voor de oppervlakte, haar kleur, haar lijn, haar uiterlijke vormen en lichteffekten zit te veel voor; zin voor diepte, voor het doordringen in het wezen van de dingen, in het gebaar van zijn begin tot zijn einde, ontologisch en psychologisch, is niet genoeg ontwikkeld. We maken schilderij van het kader en van het kader schilderij. We geven het leven weer door plastieke ‘levende beelden’ zonder levensbeelden te geven. We schrijven misschien literatuur in plaats van romans. Voor tooneelkunst is de stelling afdoende te verdedigen dat litteratuur de grootste vijand is van een tooneelstuk. Het zou niet zoo heel dwaas zijn hetzelfde te verdedigen betreffende den roman. Vooral sinds we weten dat een der grootste romanschrijvers der moderne tijden. Dostoievsky, zijn taal volstrekt niet meester was, ze zelfs niet correct kon schrijven en heelemaal niet litterair. Een feit is altijd een onomstootbaar argument.
Nu weet de lezer reeds zoo goed als al onze motieven om Louisa Duykers te noemen eene der uitzonderlijke romanschrijfsters van Vlaanderen in den waren zin van het woord. In het werk van Louisa Duykers gebeurt iets, gebeurt veel. Louisa Duykers weet haar roman logisch in mekaar te steken, zoo precies en nauwgezet dat elk hoofdstuk door het vorige genoodzaakt wordt. Geen bladzijde in haar werk heeft tot reden van bestaan dat de schrijfster zekeren morgen welgezind was, de boomen en de lucht, de bloemen en het veld, de stad of de straat mooi heeft gevonden en in die goede luim geoordeeld dat een lyrische ontboezeming ook niet kwaad is (al loopt de held van 't verhaal ondertusschen in vertwijfeling naar de rivier om zich te verdrinken of naar den wapenwinkel om een revolver) en dat een roman van 300 blz. ernstiger voorkomt dan een van 250. Zij gaat op in haar verhaal;
| |
| |
het verhaal gaat nooit op in haar. Haar roman gebeurt en zij volgt het gebeuren, dienstbaar en het bezielend te gelijk. Zij bezit die wondere gave: in den geest te kunnen opvatten het grondprinciep van een menschelijk levensconflikt en daaruit als noodzakelijke en onontkoombare gevolgen, de werkelijkheid van het dramatisch gebeuren zich natuurlijkerwijze te laten ontwikkelen. Deze ontwikkeling, deze bloedige werkelijkheid is haar alles. Wat zij zelf heeft ontketend woont zij bij en beschrijft zij met de getrouwheid en werkelijkheidseenvoud van de getuige die objectief blijft en niet ondergaat. Zoo heeft elk waarachtig artist voor het grootsche leven eerbied en ontzag genoeg om 't zijn geweldigen gang te laten gaan en het niet aan zichzelven te onderwerpen. Zoo is elk waarachtig artist sterk genoeg om uit zijn eigen leven zelfstandig levende wezens te scheppen in een kunstwerk.
Door Louisa Duykers' eerbied en ontzag voor het objectieve leven verklaar ik het, dat deze bij uitstek katholieke schrijfster een verhaal heeft aangedurfd 't welk niet-schroomvalligen in geen kinderhanden durven leggen; verklaar ik het ook dat zij als een katholieken tendenz-roman voorlegt wat schroomvalligen een gevaarlijk boek moeten noemen. De artiste heeft het in haar gewonnen op de vrouw-in-haar, daar deze eerste zoo sterk is dat zij. een tendenz-roman kan schrijven waarin het leven geen heiligenprentje is, dus niet wordt verkarikatuurd, waarin het juist daardoor is zoo'n huiveringwekkende les.
Er zijn bravere tendenz-romans mogelijk maar als men in een werk deze drie elementen: kunst, leven, tendenz tot harmonie zal willen brengen in zoo sterk mogelijke eenheid zal men nooit ver af blijven van de combinatie verkregen in ‘Haar man’. Neen, wat dat betreft, wenschen we én de schrijfster én den Vlaamschen lezer geluk met ‘Haar man’ en meenen grond genoeg onder den voet te voelen om desbetreffend ons oordeel te rechtvaardigen.
Psychologen hebben bezwaren: is de grenzelooze goedheid van dien Herman mogelijk? is de geraffineerde perversiteit van die Gina nog menschelijk? Ik zou mij, zoo onbevoegd, niet bepaald durven uitspreken. Maar is onmogelijk wat wij nog niet zagen gebeuren? Is datgene wat wij nog niet zagen gebeuren nog niet gebeurd? Is datgene wat nog niet gebeurd is wel zeker onmogelijk? Kunst, zeggen wij, is weergave van het leven. Maar geen portret: kunst is ook een schepping. En het komt mij voor dat wij het leven mogen voorstellen zooals het zou moeten zijn in tegenstelling met wat het is; maar dan ook even goed het mogen voorstellen zooals het kan zijn wat vaak enkel een graadverschil beteekent met het zijnde. Verzachtende omstandigheden voor de psychologische fout wellicht.
Nog verzachtende omstandigheden voor iets anders. Men kan, zooals Dostoievsky, een groot romanschrijver zijn zonder litterair mooi te schrijven maar een goed roman wordt toch ook niet slechter door mooi geschreven te zijn. Misschien is het litterair-zwakke van ‘Haar man’ een van de kleine gebreken die we 't meest mogen betreuren bij eene ras-schrijfster van het flinkste allooi als jufvrouw Duykers zich andermaal heeft geopenbaard.
Maar zie, aan het slot van het boek hebben we weer al die bezwaren vergeten bij dat goddelijk mooi moment van Herman's vergiffenis. Boven den doen en den droesem van dat Godvergeten, rot high-life-geploeter rijst verrukkelijk op die christelijkste aller deugden: barmhartigheid en die christelijkste aller daden: vergiffenis en de heerlijkste vorm van het leven:offer.
| |
| |
Daar snikken en jubilleeren tegelijk de edelste menschelijkheid en de verhevenste christelijkheid in Herman's gebaar van vergevende stalt, deernis neigend over de verloopen vrouw.
G.W.
| |
Jephtas Tochter von Vincent Zapletal. (In half-linnen band met gekleurde titelplaat; Verslag F. Schöningh, Paderborn; - prijs 6 R.M.)
In dezen roman biedt Pater Zapletal, hoogleeraar te Freiburg, - vooral bekend om zijn exegetische werken, - den lezers: ‘Kulturbilder aus der Frühzeit der jüdischen Volkes’. In het voorwoord legt hij uit waarom hij daarvoor den romanvorm koos: hij wil nl. op een voor iedereen begrijpelijke wijze, de toestanden schilderen van het joodsche volk uit den tijd der Rechters: wetenschappelijke boeken daaromtrent zijn er genoeg, doch juist omdat ze te geleerd zijn voor 't volk, leest dit ze niet en blijft daardoor onbekend met deze mooie periode uit de oude geschiedenis. Bij het schrijven van zijn roman heeft Zapletal gebruik gemaakt van de gegevens, in een vroeger door hem uitgegeven werk ‘Das Buch der Richter’ bijeengebracht.
Bij het verschijnen van ‘Jephtas Tochter’ in 1920 - de 2e en 8e uitgaven dateeren van 1924 - vielen den schrijver de meest lovende kritieken ten deel, wat genoegzaam bewijst hoe schitterend hij zijn doel bereikt heeft. De bekende ‘Revue Biblique’ noemde het ‘een zeer aangenaam boek... waarin het Oostersche milieu nauwkeurig wordt geschilderd...’ En inderdaad, na het lezen van het werk moet men bekennen dat men prachtig is ingelicht over de politieke en maatschappelijke toestanden bij de Joden, over hun godsdienstige en zedelijke opvattingen, over hun huiselijk leven, huisraad, kleeding en voedsel, werkzaamheden en feesten, enz., en dat alles heeft de geleerde exegeet overal zoo heel natuurlijk en ongedwongen, in het verhaal zelf in geweven. In een woord: 't is een zeer mooi, leerzaam en waardevol boek dat ook den ontwikkelden leek ten zeerste wordt aanbevolen. Ook werd het in verscheidene europeesche talen vertaald.
M.H.W.
| |
Der Rätsellöser von Peter Dörfler. (In half-linnen band, - Verlag Herder & Co, Freiburg im Breisgau; - prijs 2.20 R.M.)
Peter Dörfler is voor de Vlaamsche lezers geen onbekende meer; een zijner boeiendste werken ‘Stomme Zonde’ nl. verscheen verleden jaar, in een zeer gelukkige vertaling van Aug. Van Cauwelaert, als feuilleton in ‘Het Vlaamsche Land’, en nadien werd dit ook nog in boekvorm uitgegeven. Wie bij Dörfler eens de gast was, gaat er vanzelf weer heel gauw terug. Krijgt hij dan ‘Der Rätsellöser’ voorgeschoteld, hij zal met een waar genot de vijf heerlijke vertellingen verorberen, die dit boekje biedt; 't zijn pareltjes van echte volkskunst; de jongere lezers zullen ze met genot lezen, de meer ontwikkelden hun diepte aan gedachten naar waarde weten te schatten, want het zijn symbolische voorstellingen, omgewerkt tot knappe vertellingen vol kleur en leven.
M.H.W.
| |
Sonnentage von Jon Svensson.
Een boek over IJsland - en een van de allerschoonste - van den bekenden ijslandschen Pater J. Svensson. Vroeger heeft dezelfde schrijver nog andere boeken uit- en over IJsland uitgegeven o.a. ‘Nonni’ en ‘Die Stadt am Meer’ waarin hij van Nonni (d.i. hij zelf) verhaalt de eerste jeugdjaren op het eiland en zijn verdere lotgevallen aldaar en in Kopenhagen. ‘Sonnentage’ sluit
| |
| |
bij de twee vorige aan en vormt een bundel vertellingen en gebeurtenissen uit de op IJsland doorgebrachte zonnig-opgeruimde jeugd van den schrijver.
Een kinderboek dus, maar dat, evenals de andere werken van Svensson, niet alleen de jeugd, maar oud en jong begeesteren zal. 't Zijn eenig-mooie verhalen; men krijgt erdoor een zeer goeden kijk op het eigenaardig, dagelijksch leven en doen van die hoogstaande ijslandbewoners. Daarbij zijn die verhalen echt spannend, frisch en vol onzegbare bekoorlijkheid. ‘Sonnentage’ is een der allerbeste boeken die de jeugd kan worden in handen gegeven. Zoo er nog geen Vlaamsche vertaling van bestaat, is het te wenschen dat deze onmiddellijk worde bewerkt, opdat ook onze knapenschap dit heerlijk boek genieten kunne: het mag op geen enkele jongensboekerij ontbreken.
De schrijver J. Svensson is de zoon van dien ijslandschen landman bij wien 16 jaar lang verbleef de eerste katholieke missionaris na de Hervorming, die in 1857 op IJsland landde en er op een visschersvloot zijn bediening uitoefende. Jon en zijn broer Armau en nog een vriend zijn de eerste drie, sinds de Hervorming, tot het Roomsch geloof bekeerde IJslanders; hij en zijn broer zijn Jezuiet geworden in de duitsche provincie, en in 't Duitsch - zijn tweede moedertaal - heeft Jon Svensson zijn boeken geschreven.
Het boek is echt mooi - zooals de Duitschers alleen dat kunnen - in gansch linnen band uitgegeven door Herder in Freiburg, en met veel illustraties versierd. De prijs is 3.80 R. Mk.
M.H.W.
| |
Die Wacht am Rhein von Clara Viebig (Deutsche Verlagsaustalt, Stuttgart und Berlin) Halflinnen band.
Bovenstaand werk wordt door velen geroemd als de beste romaan van de duitsche schrijfster Cl. Viebig, die een der eere-plaatsen inneemt in de duitsche romanlitteratuur: een heele reeks romans en novellenbundels - en van geen geringe beteekenis - heeft ze de wereld ingezonden. In een dezer bundels: ‘West und Ost’ dien ze destijds verschijnen liet in Reclam's Universal-bibliotheek, schrijft ze een voorwoord waarin ze, o.m. zegt dat ze, evenals Onkel Braesig, drie bruiden heeft nl. de drie streken van Duitschland waar ze achtereenvolgens haar leven doorbracht: de Eifelstreek (Trier) waar ze geboren werd en bleef tot vijf of zes jaar; Dusseldorf, waar ze 21 jaar woonde tot aan den dood van haar vader; en Posen waar ze zich daarna vestigde tot aan haar huwelijk, toen ze naar Berlijn verhuisd is. Elk dezer drie woonplaatsen heeft ze met een of meer werken bedacht. In ‘Die Wacht am Rhein’ doet ze ‘al de beelden van het Oude Dusseldorf zooals haar fantasie ze haar voorschildert, van Dusseldorf in zijn meest bewogen en meest tragischen tijd, herleven’. 't Is een groot gebouwde en wijd uitgerafelde roman die de langzame en slechts na heftigen tegenstand gevolgde inlijving van Rijnland bij Pruisen, in het begin der 19e eeuw verhaalt, en die z.g. weldaad voor Rijnland - want Viebig is op en top ‘Deutsche über alles’ - tracht aanschouwelijk te maken door de liefdesgeschiedenis van een Rijnlandsch meisje en een Brandenburgschen Feldwebel. Haar machtige natuurbeschouwingen, die als 'n omlijsting vormen van het verhaal, zijn buitengemeen knap en geweldiq grootsch. Erg aanbevelenswaardige lektuur is Viebig echter geens- | |
| |
zins. De brutaliteiten waaraan deze naturalistische schrijfster - een van haar werken staat zelfs sterk onder den invloed van Zola - zich niet zelden overgeeft, zijn ook in dezen roman niet ver te zoeken: woede en toorn, drankzucht en gulzigheid zijn voor haar allemaal heel natuurlijke,
haast van zelf sprekende dingen. In haar laatste werken echter, na den oorlog uitgegeven, schijnt de smart om het fel vernederd en geslagen vaderland haar heftig gemoed eenigzins gekalmeerd te hebben.
M.H.W.
| |
E. Van Coppenolle, C.S.S.R. De bovennatuurlijke mensch, Sint Alfonsius-Boekhandel, Esschen.
Wie meent hier te doen te hebben met een werkje van banale ‘geestelijke lezing’, alleen goed voor zeer devote oude luidjes, die vergist zich. Het boek van Pater Van Coppennolle is theologisch stevig werk. Het is echter geen droog werk. In een verzorgde aangename taal verwoordt de schrijver zijn degelijke stof.
Een verdienste die wij met vreugde aanstippen: het boek is een proeve van theologisch geschrift in het Nederlandsch. Wie ietwat van theologie en haar terminologie afweet zal de waarde van den taalkundigen arbeid hier weten te waardeeren.
Nu belangstelling voor en verlangen naar verdiept geestelijk leven een fenomeen des tijds zijn geworden komt dit flinke boek op het gepaste oogenblik.
B.v.N.
| |
J. Dodd, Keuze uit zijn gedichten met inleidend woord van Pol de Mont, Mercurius, Roodestraat, 44, Antwerpen.
Pol de Mont heeft het nuttig geacht dezen troubadour uit den Van Ryswyck- en De Laet-tijd aan de vergetelheid te ontrukken. Al is dit nu geen misdaad - want de man mag nog eens gelezen worden - een heel groote weldaad achten we 't eigenlijk nog veel minder. Het beste van het boekje is de inleiding.
G.W.
|
|