| |
| |
| |
Varia
Dr. J.H. Leopold overleden. - Pas heeft Dr. J.H. Leopold zijn 60e verjaardag gevierd en zijn werk, bij deze gelegenheid, op de meest waardeerende wijze zien gedenken door het literaire Nederland, of de mare bereikt ons van zijn dood. Dr. Leopold heeft, evenals onze Van Langendonck, bewezen dat men niet de tijdschriften en de uitgevers overstroomen moet met verzen om te worden erkend en gewaardeerd als een groot dichter.
* * *
Alfons Jeurissen. - Zijn vrienden wisten dat de ziekte hem geen genade meer geven zou en hij wist het zelf. Hij was al niet zoo blijmoedig van nature en kon het niet zijn. Althans niet in deze naoorlogsche jaren. Jeurissen heeft sedert den wapenstilstand een lange moreele en physieke marteling gekend. Indien de naoorlogsche regeeringen tegenover één oud - bediende, ik zeg niet grootmoedig, maar rechtvaardig had moeten zijn, dan was het tegenover Jeurissen.
Nu is hij gestorven; pas 51 jaar oud. Van de Limburgsche prozaschrijvers was hij ontegensprekelijk de sterkste.
* * *
In Frankrijk zijn in den laatsten tijd veel in de mode gekomen de z.g. cahiers, waarmee bedoeld wordt: 'n verzameling individueele werken met zelfde strekking. Onder dien vorm zijn ze ‘uitgevonden’ door Péguy die er echter heelemaal niet aan dacht iets nieuws in te voeren. Toen hij de ‘Cahiers de la Quinzaine’ stichtte, was dit een tijdschrift als een ander, wel voornamer, met een reeks bijdragen, allen min of meer bij elkaar passend. Langzamerhand, om finantieele redenen, ook al om tijd te winnen, doch vooral omdat hij 't beu was met stukken en brokken op te dienen een geheel waarvan
de schoonheid en beteekenis anders gevaar liepen niet opgemerkt te worden, begon hij, ongeveer om de maand, losse werken te publiceeren met als eenig verband tusschen elkaar Péguy's curiositeit of sympathie. Toch werden die ‘cahiers de la quinzaine’ slechts op weinig exemplaren gedrukt: 1000 à 1200. Alleen als Péguy dacht dat het werk opgang zou maken, liet hij drukken op 3000 ex. De naam ‘cahiers’ ging er in. Toen de oorlog uitbrak, waren er behalve de ‘Cahiers de la Quinzaine’ ook nog de ‘Cahiers de l'Amitié de France’, van Dumesnil. Na den wapenstilstand, herbegon een vriend van Péguy, nl. Daniel Halévy, de onderbroken tragedie en stichtte, bij Grasset, de ‘Cahiers verts’. Van toen af heeft de term burgerrecht. In 't laatste jaar, zijn alzoo te voorschijn gekomen, de ‘Cahiers du Mois’, (bij Em. Paul) gewijd aan de vraagstukken van den dag; - de ‘Cahiers de la nouvelle journée’; - de ‘Cahiers féminins’. (bij Bloud) onder de directie van Madame Jean Balde; deze verzameling zet schitterend in, met ‘Le Bonheur des autres’ van Marie Lenéru; ook is er nog de collectie: ‘Christianisme’ van Dr. Couchond (bij Rieder), die wel verdient opgemerkt te worden, doch streng moet voorbehouden. - De laatst uitgekomen zijn de ‘Cahiers Rhénans’, in welke reeks zeer interessante werken worden aangekondigd o.a. ‘Goethe en Alsace’ door J. De Pange (verschijnt thans reeds in de Revue hebdomadaire); ‘les antiquités romaines de la Rhénanie’ par J. Colin; ‘la vie de cour dans les pays rhénans au XVIIIe siècle’, par G. Legaret; ‘le Folk-Lore rhénan’, par
Van Gennep, etc.
| |
| |
Verschenen zijn zoo juist: ‘Krapp et Thyssen’ door G. Raphaël, en ‘A Coblence’ (schilderachtig tafereel - op gebied van zeden en politiek - van de fransche uitwijking in Rijnland van 1789-92).
De ‘cahiers’ hebben dit voordeel op het tijdschrift - aldus R. Johannet in ‘Les Lettres’ waaraan voorgaande bijzonderheden zijn ontleend - dat ze den lezer aan minder ontgoochelingen blootstellen. Omdat er zoo enorm veel tijdschriften zijn, is het aantal werkelijk interessante schrijvers per tijdschrift noodzakelijk erg begrensd. 't Is onmogelijk regelmatig bijdragen te leveren die altijd even hoog staan en belangrijk zijn. Twee klippen staan elk tijdschrift te wachten: eentoonigheid en versnippering. Maar zelden is een tijdschrift het bewaren en inbinden waard: de meesten komen te recht in de scheurmand. De ‘cahiers’ hebben een steviger bestaan: zij vormen een reeks en, wijl 't specialisaties zijn, zijn nuttig en worden bewaard.
* * *
De Martin Bodmer-stichting, die 2 jaar geleden den met zooveel lof besproken roman ‘Der Rufer in der Wüste’ van Jakob Boszhart bekroonde met haar eersten Gottfried Keller-prijs, heeft dit jaar den Keller-prijs van 6000 frank toegekend aan den Zwitserschen novellist Heinrich Federer, voor zijn roman ‘Papst und Kaiser im Dorf’. De bekroonde roman waarin, zoo zegt de stichting in haar toelichting, Federer met ongeëvenaarde vertelkunst, natuurlijken humor, gulden wijsheid en hartelijkheid de groote wereld uitbeeldt in het kleine gedoe van een dorp, is als meesterlijk werk van uitgediepte heimatkunst die groote eer wel waard. - Federer is thans 58 jaar oud en werkt op 't oogenblik aan een nieuwen roman die binnen
kort in het duitsche tijdschrift ‘Die Bergstadt’ verschijnen zal.
* * *
Het wereldberoemde werk ‘Le Rameau d'or’ van den grooten geleerde en onvermoeiden werker die Frazer is, komt zoo pas voor de 12e maal van de pers bij Geuthner, Parijs, 't Is weer heelemaal omgewerkt, belangrijke verbeteringen van den inhoud; en ook 'n nieuw formaat: 722 bladzijden van 52 regels en elke regel telt 53 letters! Frazer legt weer eens zijn theorieën uit over tooverij, oorsprong van het koningschap, taboe, geest van den boom, geest van het koren, enz. 't Is een heel prettige en nooit vermoeiende uitstap door heel de menschelijke en goddelijke folk-lore. Diana, Vastenavond, Virbius, Adonis, de Aztèken, beren, schildpaden, Osiris, Atys, de ringen, de rouw, de zondebok, het vuur, de satumusfeesten: dat alles en nog veel meer trekt ons voorbij en neemt ons mee in een allerprettigste draaikolk van geleerde verklaringen, en goed gevonden vergelijkingen. Die vergelijkende methode is de groote roem van Frazer. Toch zijn niet allen even goed er over te spreken. Het blijkt niet steeds voorzichtig, zelfs in een begrensd, speciaal onderwerp als is het begrip nationaliteit, uitingen te vergelijken van verschillende landen die op 't eerste zicht, wel kunnen doorgaan voor haast aan elkaar gelijk. In elke natie heeft zich de nationaliteit ontwikkeld op een eigen niet mededeelzame wijze. En met de kenteekenen van die nationaliteiten aan elkaar te willen vergelijken, zonder rekening te houden met de geschiedenis en haar samenhang, stelt men zich aan gevaar bloot groote dwalingen te begaan.
* * *
Dat de reeks (cahiers) ‘Christianisme’, - waarvan hierboven spraak en die bij Rieder in Parijs verschijnende zijn onder leiding van Dr. P. Couchond, werkelijk met heel veel omzichtigheid door ons, katholieken, moeten ter hand genomen, moge o.m. blijken uit
| |
| |
een waarschuwing door iemand die Fred teekent, onlangs in de ‘Echo de la Loire’ den katholieken gegeven. Ter inlichting laten we dat monitum hier volgen:
Les loups revêtus de peaux de brebis. Dernièrement je recevais un prospectus d'une maison établie sur Saint-Sulpice à Paris, et qui éditait des cahiers, autrement dit des ouvrages, sous le vocable ‘Christianisme’.
Tiens, me suis-je dit, voilà qui peut être intéressant! La maison étant établie nouvellement dans le quartier Saint-Sulpice, celui des éditeurs d'ouvrages religieux, je n'avais pas à me méfier.
Hélas! Hélas!
Ces cahiers intitulés ‘Christianisme’ sont dirigés contre le Christianisme lui-même et l'installation de cette maison d'éditions dans ce pieux quartier n'a d'autre but que de tromper les bonnes âmes.
Voici les titres des ouvrages: ‘Courte histoire du Christianisme, Propos sur le Christianisme, Le Mystère de Jésus.’
De prime abord, comment soupçonner que vous êtes en face de l'oeuvre de négation la plus haineuse qui soit?
Heureusement que parmi les volumes en préparation sont cités ‘Les Actes des Apôtres’, de Loisy, ce triste chef du modernisme condamné si justement par Rome; ‘L'Agonie du Christianisme’ de Miguel de Unamuno. Ces noms d'auteurs sont heureusement à eux seuls une indication.
Et puis, et puis, il y a dans cette collection, Aulard, le collaborateur du Populaire, avec ‘Le Christianisme et la Révolution française.
Mais voyez-vous l'astuce de ces gens-là, de ces loups qui se recouvrent de la peau des brebis pour mieux tromper les croyants.
C'est pourquoi il était utile que je misse les catholiques en garde contre ces ouvrages paraissant sous le titre général Christianisme et édités par Rieder, 7 place Saint-Sulpice.
* * *
Onlangs verscheen in de ‘Librairie de France’ het 2de deel van ‘Vingt-cinq ans de littérature française 1895-1920’ door Eugène Montfort, 'n Heerlijk werk, dat zeer belangrijke hoofdstukken bevat over de activiteit op letterkundig gebied o.a. over de Académie française, de Goncourt's, de littérature féminine, de fransche letterkunde in Canada, Zwitserland en België, over de letterkundigen gesneuveld in den oorlog, over de ‘Cafés littéraires’, de ‘écoles littéraires’, de tijdschriften, bibliographie, journalisten, enz. Door zijn omvang, zijn weelderigen rijkdom van interessante bijzonderheden, zijn juiste documentatie, zijn deze annalen van de fransche letterkunde van af 1895 tot 1920 eenig in hun soort en onmisbaar voor elken geleerde.
* * *
Nog een teekenend oordeel over An. France: 't is van Nic. Beauduin in ‘La Vie des lettres’, nr XVIII die veroordeelt ‘le scepticisme du faux grand homme, cette profession trop avantageuse, qui dispense d'avoir un système constructif et de le défendre. France n'a cru à rien, si ce n'est aux honneurs et à l'argent. Il n'a rien cherché en gémissant. Il s'est attardé aux superficies les plus évanescentes. Pour tout dire: un malfaiteur, dont il convient avant tout d'éliminer le poison.
* * *
| |
| |
In Maart l.l. overleed de 37 jarige fransche schrijver Louis Chadourne. Behalve twee bundels poëzie, gaf hij slechts drie prozawerken uit, doch geen van de drie verdient bewaard te blijven; het eerste Le maître du navire is een avonturenroman met wijsgeerige strekkingen; tot dat zelfde genre schijnt hij terug te komen in zijn laatste werk Terre de Chanaan. Zijn tweede boek: L'inquiète adolescence is niet minder dan smerig en diep antikristelijk.
* * *
Overleden is onlangs ook de bekende Engelsche dichter en publicist Arthur Christopher Benson. Hij was de oudste der drie zonen van den anglikaanschen aartsbisschop Benson, de broeder dus van den bekeerling en lateren Mgr. Rob. Hugh Benson,, eveneens een zeer begaafd en veel gelezen romanschrijver. In tegenstelling met dezen laatste - zoo schrijft Pater L. Francke - is Arthur de letterkundige voor wier de litteraire arbeid alleen reeds voldoende belooning is. Zelf een ijverig beoefenaar van litteratuur en kunst, maakte hij naam als opvoeder en leeraar te Eton en Cambridge en werd in 1903 van wege het gouvernement aangezocht met Viscount Esher de brieven uit te geven van konningin Victoria, die in 1907 het licht zagen. Sinds 1915 was hij ‘Master’ van Magdalen College, Cambridge. - Behalve de Benson-bibliographieën van zijn vader den aartsbisschop, zijn broeder Hugh en zijn zuster Maggie, schreef hij een leven van Archhbishop Land en littera-bibliographische studiën van Tennyson, Fitzgerald, Rossetti, Walter Pater en Ruskin. Vier deeltjes gedichten, twee bundels mystieke schetsen: The Isles of Sunset en The Hill of Trouble, en een vijftiental boeken met litterair-philosophische en meditatieve schetsen, hebben zijn naam als schrijver gevestigd.
* * *
De fransche geneesheer Theophrast Renaudot, die in 1631 la ‘Gazette de France’ stichtte, wordt algemeen aanzien als de uitvinder van het journalisme. Ten onrechte echter. Want reeds in 1542 liet te Antwerpen de Weduwe Christoffel van Ramunde, bij elk belangrijk wereldgebeuren, een ‘gazet’ verschijnen van 4 bldz. dikwijls met een houtgravuur geïllustreerd. Dus nog lang voor dat er een dagpers bestond, gaf zij uit wat we noemen zouden ‘speciale edities’.
Een van die uitgevers van nieuwsbladen was Abraham Verhoeven van Antwerpen (1575-1652) die langen tijd doorging voor de eerste gazetschrijver van Europa. In 1602 begon hij de uitgave der ‘Nieuwe Tydinghe’ die twee of driemaal per week verschenen en waarvoor de uitgever een ‘octrooy’ verkreeg van de aartshertogen Albert en Isabella. Dat was het eerste vlaamsch nieuwsblad, en 't heeft twee eeuwen bestaan, want het hield op te verschijnen in 1827.
Ruim een jaar geleden wist Dr. Cabanès te vertellen in ‘Revue Mondiale’ dat die ‘vliegende bladen’ ook niets nieuws waren. De H. Fransciskus van Sales bezigde ze om in 't kort aan de protestanten de leerstellingen te doen kennen die hij wijd en breed had uitgelegd in zijn werken en sermonen. Aan die verspreide blaadjes heeft zijn boek: ‘Controverses’ het ontstaan te danken.
Vroeger had er nog een gedrukt nieuwsblad bestaan, waarvan het eerste nummer verscheen in 1494 ter gelegenheid van den veldtocht van Karel VIII in Italië; het gaf inlichtingen omtrent den toestand van het leger.
Maar Renaudet heeft toch de verdienste het groote belang van de publiciteit 't eerst te hebben ingezien; hij stichtte nl. een
| |
| |
‘Adresbureel’ 'n echt agentschap voor inlichtingen en plaatsbezorging; en ook stichtte hij het aankondigingsblad: ‘Inventaire des adresses du bureau de rencontre’. In haar 6e nummer drukte ‘la Gazette de France’ van Renaudot, ook al reeds een reclame af, voor de minerale waters van Forges ‘dont le roi faisait usage’.
* * *
Over Louis Bouwmeester schrijft nog Frans Mijnssen in De N. Gids (Juni) o.m. ‘Het spel van Bouwmeester was eene harmonische eenheid. De plastiek van het uiterlijk overheerschte niet, en de stem overheerschte niet. Zelfs Bouwmeester's verhaal van den Bode in ‘Gysbreght’, dat om de gebeurtenissen visionnair doet meebeleven, kan ik mij niet voorstellen zonder zijne uiterlijke verschijning en zonder dat oogenblik, als deze ernstige mensch had even en zeer stil zijn overstelping toont. Harmonisch was het spel van Bouwmeester ook in dien zin, dat de tooneelspeler niet nog eens door het uiterlijk vorm trachtte te geven aan iets dat in het waard-beeld reeds compleet aanwezig is.
* * *
Een nieuw Vondel-leven in het Engelsch. - De geleerde Vondel-kenner Pater Molkenboer wijdt in het Juni-nummer van ‘De Beiaard’ een kritisch artikel aan een interessant werk over Vondel door A.J. Barnouw, lector in de Nederl. letterkunde aan de Colombie Universiteit van New-York. Wat in dit boek onmiddellijk treft - schrijft P. Molkenboer - is de gedegen kennis niet alleen van Vondel's figuur en arbeid, maar ook van zijn tijd. Juist door Barnouw's helderen blik op dien tijd ziet hij den dichter zoo klaar en levendig. Hij ziet niet eerst den zoogenaamden achtergrond van 17e eeuwsch Amsterdam en dan, meer of min theaterachtig, zijn held daar tegen aan. Neen, hij ziet Vondel en zijn tijd tegelijk, Vondel met zijn eigen kleur en lijnen, maar door het licht en in de schaduw, welke van zijn dagen zijn.
* * *
Wilhelm Meyer Foerster, de blind geworden schrijver van ‘Oud-Heidelberg’ werd door de stad Heidelberg tot eereburger der stad benoemd.
* * *
Baudelaire's: Les Fleurs du mal werd - zooals men weet in 1857 wegens immoraliteit veroordeeld. Thans werd door de erfgenamen van Charles Baudelaire een eisch ingesteld tot revisie van het vonnis.
* * *
A. Van Schendel's ‘Een Zwerver’, werd in het Duitsch vertaald door R. Monjé en uitgegeven door het Inselverlag.
* * *
M. Herbert is zooals we hebben medegedeeld den 5 April l. l., overleden. Het Juni nummer van Der Gral - waaraan ze medewerkte - brengt nog vijf gedichten die ze enkele dagen voor hare dood geschreven heeft. Dit is er een:
Gebet:
Aus dumpfen Düster tastete mein Weg.
Der Menschheit ernste Pfaden muszt' ich wandern,
Um dich zu suchen - nein - ich suchte nicht!
Stumpf und getrieben folgte ich den andern.
Doch sahst du mich. - Dein Ange liesz mich nicht.
In meiner Tierheit schon die Funken sprangen,
Das unbewuszte, heisze Gottverlangen.
Bls die Begegnung kam: der grosze Tag.
| |
| |
Mit ihm das zielbewuszte Aufwärtsschreiten,
Mit ihm die Ahnung meiner Menschenbrust
Von deinen ewigen Volkommenheiten.
* * *
F. Timmermans schrijft in ‘De Maasbode’ over zijn Roomsche reis. Daaruit volgende regelen:
‘Ik ga om vele dingen naar Italië, en een van de bezonderste is: het Italiaansche landschap zien! En wel ter wille van Sint-Franciscus van Assisi. Want ik wil over hem een boeksken schrijven Zijn subliem leven is als een olievlek van heiligheid en poëzie, die in me doordringt en dwingt over hem te vertellen. Ik ken hem uit de geleerde boeken, en uit de eenvoudige legende van de “Fioretti”. Maar ik kan hem niet zien zonder het landschap, de natuur rond hem. Hij is een heilige, die niet zonder natuur kan gezien worden. Een portret van hem op gouden fond is maar de helft van Sint-Franciscus. Gelijk de hemel bij een engel, is het landschap bij Sint-Franciscus. Het is een stuk van zijn leven, het aanwakkerend muziek zijner ziel, de groote collaboratrice voor zijn heiligheid. Zijn schoonste gebaren zijn door haar ingegeven, zijn groote schokken en stooten werden door haar verwekt. Het landschap, de natuur is de ladder, waarmee hij naar God is geklommen. Hij had ze lief, bewonderde ze, bezong haar, vertelde van haar. Van af de besneeuwde kruinen van de Apenijen, tot den druiventros, die rijpt in de zon, den dauwdrup van de bloemen, de insectjes, die gonzen, de waterloopen, de wolf, het schaap, de vogelen en de graskens, ja de zon, de sterren, met alles was hij verbroederd in het hart. Hij was de groote ingewijde in de natuur. Hij kende haar mysterie dat is: dienen den Heer, die haar geschapen heeft! En daarom is 't Franciscanisme zoo heerlijk en blinkend. Het verheerlijkt het leven! Het groet de natuur, ziet er de schoonheid van en haalt er dezen honing uit: “Ik wil ook den Heere dienen en Hem geven al wat ik heb, want ik ben ook door Hem geschapen”. Dat zal de gouden poëzie van het Franciscanisme blijven: mensch en natuur, die broeders zijn, om saam den Heer te dienen. En daarom wil ik het Italiaansche landschap zien, waarmee Franciscus Franciscus geworden is...’
* * *
Vlaamsche en Waalsche Letterkundigen te Parijs. -
Door de ‘Société des Gens de Lettres’ te Parijs werd een feestelijke ontvangst ingericht, waarop ook H.M. Koningin Elisabeth in gezelschap van den Belgischen Ambassadeur aanwezig was. Meer dan veertig franschschrijvende Belgen stonden daar present tegenover de vier vertegenwoordigers der Vlaamsche literatuur: A. Vermeylen, Stijn Streuvels, Karel van de Woestijne en Cyriel Buysse. Nu Streuvels alleen haalt het al tegenover veertig celebriteiten als Louis Piérard, M. des Ombiaux, Pierre Nothomb, Jules Destrée en tutti quanti.
* * *
De ‘Academie Française’ heeft met algemeene stemmen den ‘grand prix de littérature’ (10,000 frank.) toegekend aan generaal Mangin voor zijn gezamenlijke werken.
Na vele stemmingen is de ‘prix du roman’ (500 frank) toegekend aan François Duhoureau voor ‘L'Enfant de la Victoire’. Het ging tusschen hem en Mauriac (‘Le Désert d'Amour’) Kessel (‘Les Rois aveugles’) en Martin Chauffier (‘L'Epervier’).
Camille Mauclair kreeg een ‘grand prix spécial’ (10,000 fr.) voor zijn gezamenlijke werken.
|
|