geheele russische geschiedenis van het begin af in russischen geest worde afgebeeld, terwijl vooral alle punten naar voren moeten komen waarin zij zich van tijd tot tijd en hier en daar als 't ware concentreert en plotseling zich als een geheel manifesteert.’ Verder practische regelingen betreffende uitgaven en heruitgaven van zijn romans. Eigenaardig dat in één brief schrijver zichzelf drie vier maal herhaalt en dan weer verandert of zich tegenspreekt.
Op de film-enquête zijn nog verschillende antwoorden toegekomen. Van Herman Teirlinck, van J. Slauerhoff, van A.J. Mussche, van Just Havelaar, Dr. P.H. Van Moerkerken, Jan Fabricius, Henri Dekking; stemmen voor, stemmen tegen en de meeste voor.
De vraag is: kan een film een kunstwerk zijn en bijgevolg een aethetische ontroering verwekken? Indien dansen, tooneelspelen (zonder gesproken woord) behoort tot kunst, dan ook de film. Dat is zeer duidelijk. Het is ook bepaald verkeerd de film op een lijn te stellen met photografie. Daar van daan vele domme bezwaren. Zooals men b.v. door kundig opgestelde spiegels de opvoering van een tooneelstuk zou kunnen aanschouwen zonder een gesproken woord te hooren en zonder de acteurs in levenden lijve te zien, en toch aesthetisch ontroerd kan worden, zoo kan men evengoed door een film tot aesthetische ontroering komen. Fotografie en film verschillen essentieel van elkaar door de beweging. Waarom zou het spel van Nazimova geen kunst zijn van 't oogenblik dat men deze actrice niet in levenden lijve ziet maar gefilmeerd, zoo duidelijk echter als men haar in natura waarnemen kan? De fotografie van Meunier's ‘zaaier’ is geen kunstwerk maar wie zal zeggen dat daarom het beeld zelf geen kunstwerk is en dat ik van dezes schoonheid niet genieten kan bij middel van een foto? A fortiori geldt dit argument voor de film.
Wij vinden in dit nummer mooie verzen van Plasschaert en van Slauerhoff en treffend proza van Karel Van De Woestijne. Waarom het heet ‘De beginselen der chimie’ kunnen we hieruit niet opmaken. Een ‘gele’ jongen is thuis doorgezonden en zwerft nu door de dagen op zoek naar werk. Hij vindt aan den zoom van een beukenbosch een man in krampen die ‘honger’ roept. De gele jongen geeft hem te eten; de man braakt. ‘Waarop de jongeling begreep dat zijne eerst barmhartigheid gevoed had de Gulzigheid’. In een analoog avontuur bevindt hij verder ‘dat zijne goedhartigheid niet dan de Dronkenschap had gelaafd’. Zeer merkwaardig is verder een stukje kleine tekst ‘Maxim Gorki over Kunt Hamsun.’
Dr. A.J. Barnouw, opvolger van Van Noppen (die Vondels-Lucifer meesterlijk in 't Engelsch vertaalde en inleidde) aan den leeraarstoel in Ned. Letterk. ter Universiteit van New-York, schreef een leven van Vondel. Lees daarover in den breede Pater Molkenboer die in De Beiaard het boek bespreekt. Ongerekend enkele lichte overdrijvingen is deze engelsche bibliographie en literaire studie van het allerbeste dat over onzen prins der dichters verscheen.
Wat van wege Molkenboer den Vondel-kenner zeker een hooge lof mag heeten voor het werk. Onbetaalbaar is de humor van Ernest Claes over het kapittel: ‘Hoe er in den beginne een fataal misverstand bestond tusschen Papa en Kiki’. Gelukkig wordt het ‘vervolgd’.
De heer Lou Lichtveld die vernomen heeft dat plannen gemaakt worden om in de hoofdstad van Holland een nieuwe opera te stichten, schreef bij deze gelegenheid een bijdrage om te bewijzen dat de opera bourgeois en vervallen moet heeten en dat een nieuw genre,