Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 605] [p. 605] Twee Sonnetten door Dr. Felix Rutten. I. Diep door de extase van mijn bloeiend land Ruischt het Te Deum der plechtstaatge Maas, Waar ik me nu om 't gekrioel verbaas Van wind-omwaaide maaiers te allen kant. Zij stroomt zoo kalm binnen haar bloemgen rand, Vreemd-ver van aller wereld dwaas gedaas: Zij heeft haar ziel van zilver en topaas In der legenden wonderdroom geband. Heer, leid als dees rivier, zoo diep en breed, De bedding Uwer liefde door mijn leven: Strooming van zang waar 't wereldsche in vergleed; Dat 'k om Uw hemel 't aardsch gekriel vergeet En op Uw godlijk rythme voortgedreven, Alléén de glorie van Uw Wezen weet. II. Toen Gij, Al-eeuwge, mijner dagen vloot Wierpt op de breede deining van den Tijd, Wist Gij dat deez, - compas en ster ten spijt, - Niet heel zou landen waar Uw wet gebood. 'k Ontzeilde Uw breed-banierend morgenrood, O, 'k heb mijn arme huikjes slecht geleid: Ik raakte heel mijn kostbre lading kwijt, Daar 'k, los van U, in 't zog voer van den Dood. Wie strijkt in 't eind de vlag niet voor Uw vlag! Onttakeld van mijn trots, Heer, geef ik 't op, Met wat me aan schepen rest: 'k verloor den slag. Zoo beurt mijn kaperschip Uw kleur in top. - Neem Gij me sleeptouw voorts ter haven mee, Dat 'k dààr, verzoend, mag ankren in Uw vree. Vorige Volgende