Heilige Geest, leer ons ontdekken in onze Taal wat er in ligt van U, van Uw Wijsheid en Uw Verstand, van Uw bezonkenheid, van Uw Maat en Gewicht en Evenwicht, o goddelijke Klassieke.
Het is mijn droom voor Vlaanderen geweest, dat het in zijn taal - een Vondels taal - uit zou spreken naar Thomas van Aquino's trant, wat daar wetelijk is over U, goddelijke Geest, en over wat Gij gesproken hebt 't zij door den mond der Profeten 't zij, door den mond van 's Vaders eenigen Zoon. Zal Vlaanderen eeuwig blijven stotteren, waar andere volkeren zoo scherp staan om Uw Veropenbaringen onder woorden te brengen? Wij weten het U dank, H. Geest, dat er van langs om meer gestreefd wordt alhier naar mondigheid om over U te spreken.
H. Geest, verleen aan Vlaanderen dat zijn schrijvers noch heidenen zouden zijn noch heidensch zouden doen, dat zij de christelijke leering, den ‘dubbelen’ of tenminste den enkelen catechismus zouden kennen, en zouden inzien dat alles wat diende gezeid, over de naastenliefde, bij voorbeeld, door U werd uitgesproken.
H. Geest, geef ons de beschaving terug, de zeer christelijke, de zeer Vlaamsche, waarmee Gij de tijden van Hadewijck hebt begenadigd. Dit zijn de gouden jaren geweest, Heilige Geest, van Uw Rijk in Vlaanderen. Komen die tijden, komt Gij nog terug in Vlaanderen, zoo scheppend als toen, o Heilige Geest.
H. Geest, ik had in die tijden willen leven, toen Gij, toen de Minne zoo woei over onze gewesten, toen Gij, Zonne, zoo scheent dat daar ontlook de Bloem Lutgardis
H. Geest, ik bid U voor Vlaanderen, mijn Vlaanderen, dat eilaas een Pinksteren viert, dat vloekt tegen Uw Pinksteren, het Neerslaan van den geest der Wereld, der zinnelijkheid tot over onze boeren toe.
H. Geest, overwin de stof!
Geest van den Vader, laat het niet toe, dat wij zouden vergeten dat onze Vader in de hemelen is, hoog boven de stof, en toch onze Vader, Emmanuel, onze Vader onder ons door zijn eenigen Zoon, Jesus-Christus: Emmanuel!
Noch laat ons toe te vergeten, dat het Woord is vleesch geworden, en Hart en Hartelijkheid, en zoo nu nog woont onder ons.
H. Geest, ik heb vandaag mogen aanraken de steenen van de kerk, de steenen van het altaar, de deur van het