Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 414]
| |
In het Zweedsche FinlandGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 415]
| |
Toen wij eens een rijtuigje namen voor een bezoek aan een der uiteinden van de stad, was de koetsier kwaad omdat het ‘zoo ver’ was. Eigenaardige opvattingen! Tot de middelen van verkeer behooren behalve de automobielen, rijtuigen en trams, ook de stoombooten en motorbooten. Een tram voert naar het heerlijke, schaduwrijke Brunspark, waar half Juli de gouden regen en de seringen nog in bloei stonden. Vandaar komt men gemakkelijk naar den Observatoriumberg, vanwaar men een heerlijk uitzicht op de baai in de diepte heeft en de frissche zoute geuren van het water zich vermengen met die van het groen en het heikruid op de heuvelen rondom. Per motorboot is zeker een van de aardigste tochtjes naar een eilandje in de scheren gelegen ‘Fölisön’ genaamd, waar een groot, zeer schoon park is aangelegd en een ‘Openlucht Museum’ is ingericht. Onder een ‘Openlucht museum’, verstaan wij letterlijk een museum in de openlucht, waar voorwerpen geplaatst zijn, die in de openlucht thuishooren. Al de Scandinavische landen hebben een Openlucht museum; dat in Stockholm ‘Skansen’ genaamd, is wereldberoemd. In het Openlucht museum op Fölisön zag ik een oud houten kerkje, dat in zijn oorspronkelijken vorm naar Fölisön was overgeplaatst en inwendig ook vrij wel compleet was en zeer interessant met de primitieve houtbeschilderingen. De twaalf apostelen waren er afgebeeld op een helblauwen achtergrond. De man, die de kerk liet zien, zeide: U heeft bij U zeker ook wel een afbeeldsel gezien van den Apostel Johannes? ‘Ja’, antwoordde ik verbaasd. ‘Maar heeft u er ook een met twee linkervoeten?’ En toen zag ik tot mijn verbazing dat de schilder, ik vermoed uit guitigheid, Johannes twee linkervoeten gegeven had! Onder de vele houten gebouwtjes, woningen, schuren, boerderijtjes enz. trof mij het meest het bescheiden houten balken huisje van Alexis Kivi, den grooten Finschen schrijver, die onlangs in dit tijdschrift uitvoerig behandeld is. Het geheele hutje bestond uit één vertrekje door een houten gangetje omgeven waar wat bergplaats in was en een trap naar den zolder onder het dak, - dat was al. Huisraad was er niet veel meer dan een stoel en een tafel. Verder een open haard, een bedstede, een paar haken aan den muur voor kleeren en pijpen. Als Kivi onder betere omstandigheden | |
[pagina 416]
| |
had kunnen leven was zijn geest misschien niet ziek geworden. Het toeval wilde dat ik den volgenden dag de woning van den grootsten Zweedsch-finschen dichter bezocht, die van Walter Runeberg te Borga. Weer straalde de zon en deed de golfjes glinsteren en schitteren. Ik geloof dat de zon altijd schijnt in Finland, - ik heb tenminste niet anders gezien! Overal regen: in Scandinavië, in Zwitserland, in België en Nederland, maar daar hoog in het Noorden dag aan dag zon. De boot naar Borga was goed bezet en we hoorden uitsluitend Zweedsch om ons heen. Het was een onvergetelijke tocht, die ik zelfs mooier durf noemen dan een tocht door de scheren van Stockholm. Ik vond in Finland meer variatie, al waren de eilandjes minder groot. Maar met bosch bedekt waren ze alle, en menig eilandje scheen een geliefd zomerverblijf te zijn, want voortdurend doken er witte villa's op en overal verschenen menschen en kinderen in lichte zomerkleeren om naar de boot te kijken, of om te gaan baden en zwemmen. De bewoners van Finland zijn echte waterratten, en als zij niet in het water kunnen spartelen, zitten zij in een boot. Zeil- en roeibooten zijn bijna een levensbehoefte voor den finschen burger. Veel stadsbewoners brengen hun Zondag buiten de stad aan het water door, op een der eilandjes of aan de kust. Toen wij Borga naderden, zag ik iets wat ik nog nooit gezien had. De groote rotssteenen, die aan de kust lagen, waren hier en daar uitgehold om er een vuurtje in te kunnen stoken. En ik zag een lange rij van die haardjes vroolijk opvlammen, daar kookten de wandelaars hun eten op. Men zegt dat iedere stad haar ziel heeft. In de eene stad zijn het donkere, droomende kanalen met witte zwanen, in een andere de Domkerk, in een derde seringen en gouden regen die in het voorjaar overhangen en opglinsteren. In Borga is het de herinnering aan Runeberg. Nergens leeft die zoo sterk als daar. Het huis waar hij gewoond heeft en gestorven is wordt door teedere handen in eere gehouden. Alles is er zooveel mogelijk in denzelfden toestand gebleven als in Runeberg's leven. Het is een lang houten huis van één verdieping met een tuin er achter, die ook verzorgd wordt alsof de dichter nog plaats kon nemen op de bank midden tusschen de geurende rozen. Ik was graag het tuintje ingeloopen om te zien of er ook lelietjes van | |
[pagina 417]
| |
dalen stonden... Maar de toegang was niet geoorloofd. Lelietjes van dalen waren voor Runeberg het symbool van de eerste liefde, vertelt professor Werner Söderkjelm in zijn werk over den dichter. Het lelietje met zijn witte kleur der onschuld en zijn fijnen geur. Toen Runeberg twee jaar voor zijn dood zijn laatste werk dichtte, het eenige wat hij eigenhandig neerschreef gedurende zijn ziekte, was het een parabel over het lelietje van dalen, dat hij in den hemel juist zoo weer ziet als het op aarde was, terwijl alle aardsche bloemen die hij vroeger gekend had, bij de hemelsche vergeleken in maneschijn opgegroeid schijnen te zijn in plaats van in den zonneschijn. Dat is zijn verheven voorstelling van de onveranderde reine herinnering aan de eerste jeugdliefde, die hier, aan het einde van zijn leven, hem weer voor den geest komt, en het is tevens de laatste gedachte, waaraan hij een dichterlijken vorm geeft. Het is meer dan verleidelijk om nader in te gaan op Runeberg's dichtkunst, maar dat is hier de bedoeling niet. - Runeberg had vlak over zijn hoofddeneind, een langwerpig spiegeltje laten ophangen waarin hij de vogels van den tuin kon zien, hij, die de natuur zoo innig lief had. Toen we daarna het oude stadje inliepen, herinnerden de nauwe, kronkelende straatjes en stegen mij aan Brugge. Doch de oude huizen in Borga waren nog van hout, dikwijls door een portaalgang omgeven. Op de middeleeuwsche markt prijkt het oude raadhuis, dat thans voor museum is ingericht, maar ook eens dienst heeft gedaan als zetel voor den adel en de ridderschap, tijdens den Landdag in 1809, en van uit het kleine straatje met het scheeve huisje rechts, het straatje dat door verschillende schilders vereeuwigd is, hebben wij het gezicht op Runeberg's huis en op de Domkerk. Een heuvelachtige weg omzoomd door berken leidt naar het poortje waar men door moet om onder hoog geboomte de Domkerk te bereiken, die hooggelegen als zij is, heel het stadje beheerscht. Het Kerkhof er naast is buitengewoon schoon en goed onderhouden. Men wandelt er rond als in een park met hooge boomen. Het graf van Runeberg met het schoone monument prijkte met versche bloemen, evenals de reusachtige groote grafsteen van Finsch graniet van E. Schauman, de held, die den moed had indertijd Bobrikoff, den russischen verdrukker, te vermoorden. Ook in Borga, zooals helaas in zooveel Europeesche steden, een lange rij kruisen, die de graven aantoonen van gevallen | |
[pagina 418]
| |
dapperen. De vrijheidsoorlog in 1918 tusschen Witten en Rooden gestreden, heeft veel onschuldig bloed gekost. Even éen teedere gedachte aan de jonge dapperen en dan lokt de zon en het groen ons weer weg van dood en vergankelijkheid. Emoties van geheel anderen aard hadden we een paar dagen later, toen we Ekenäs bezochten. Hoog gelegen op een groen strand, spiegelt het witte stadje zich in de baai. De lucht is er vervuld van rozengeur, vruchtbare akkers strekken zich uit en bloeiende korenvelden wuiven ons toe. Vlak boven de velden verheffen zich berken en dennen op den heuvelbodem van hoog, fijn gras. Witte villa's stralen ons toe in den helderen zonneschijn. Alles schijnt zoo bekend - is dit vruchtbare, groene plekje werkelijk in Finland gelegen? Terwijl we mijmerend rondloopen op eens blijden stemmen, getrappel van voeten die naderen... En een vroolijke schare jonge meisjes en vrouwen verspreidt zich op het groen van den heuvel, terwijl er van alle kanten nog steeds lichte kleeren komen aanfladderen en gezang en gejuich opstuift. Dat waren de Scandinavische gymnastiek leeraressen, die te Ekenäs de zomercursus hadden gevolgd van Elli Björksten en thans het congres van Vrouwengymnastiek bijwoonden. Elli Björksten is professor in de gymnastiek voor vrouwen aan de Universiteit te Helsingfors en werkt geheel volgens haar eigen methode. Zij heeft het mooie van de gymnastiek verheven tot iets wat de kunst zeer nabij komt, zonder het nut uit het oog te verliezen. Uitgaande van het principe dat het doel van de gymnastiek geen sport is, maar wel een ontwikkeling van heel het lichaam, heeft zij allerlei oefeningen uitgedacht. Ook het militaristische verdwijnt geheel bij haar oefeningen, evengoed als haar gymnastiek uitsluitend bedoeld is voor vrouwelijke leerlingen. De lichaamsbouw van de vrouw en den man zijn verschillend, dus moeten van zelf de oefeningen het ook zijn. Wij woonden een gymnastiekuitvoering bij van een 30-tal leerlingen van 12-13 jaar. Ik had geen oogen genoeg en mijn hart bonsde van verrukking voor de geniaal uitgedachte en sierlijk uitgevoerde oefeningen. Elli Björksten zat zelf ook vol belangstelling toe te kijken met haar schoon gelaat en edele houding. Haar methode heeft veel navolging gevonden in de Scandinavische landen en zal ook wel eens haar weg vinden naar het Westen van Europa, waar een ieder weet dat | |
[pagina 419]
| |
de gymnastiek nergens een hoogere plaats inneemt dan in de Noordelijke landen en dat Finland tot die landen hoort en niet - tot het verwarde Rusland. Veler oog is reeds gericht op de nieuwe Republiek, die Finland heet, waar zoo intens gewerkt wordt en waar de wil tot vooruitgang de motor is, die alle krachten in beweging brengt. Waren het de Finnen niet die op de laatste Olympische spelen met de zege naar huis kwamen? De Finnen voor het eerst onder eigen vlag, de witte met het licht-blauwe kruis, als een vrij volk onder andere vrije volken. Ik was in Helsingfors toen de overwinnaars terugkwamen en als ik 's nachts wakker lig, kan ik mij nog de kreten, ‘hura!’ en ‘eläköön Suomi!’ (leve Finland) voor den geest roepen, die er toen weerklonken, en hoor ik nog de Björneborger marsch en de finsche vaderlandsche liederen! Finland's eerste groote zege op het gebied van sport werd een wereldtriomf alsof het hoogste bereikt was wat een genie had uitgedacht. En misschien was de zege bij de Olympische spelen behaald wel de voorbode van groote overwinningen op het terrein der wetenschap. Wetenschap en kunst vonden we vereenigd in Abo, waarheen we onzen weg van uit Ekenäs vervolgden. Abo is de oudste stad van Finland en was tot aan 1800 ook de hoofdstad van het land, en in den bloeitijd der Hanzasteden een zeer belangrijke handelsplaats. Doch we moeten vroeger teruggaan om te zien hoe nauw Abo verbonden is aan de geschiedenis en de ontwikkeling van Finland. In de 12e eeuw landden de Zweden te Abo om Finland het Christendom te brengen, - en teven van de gelegen gebruik te maken om zich het land toe te eigenen. Met het Christendom kwam de beschaving. Het zijn dus niet louter woorden als de Zweden nog heden ten dage er zich op laten voorstaan dat alle cultuur in Finland uit Zweden afkomstig is. De Zweden zetelden zich voornamelijk aan de kust, het duurde lang eer er in het binnenland van Finland, daar waar de groote bosschen en karige vlakten zijn, eenig spoor van Zweedschen invloed merkbaar was. In den loop der tijden, nadat Zweden het houvast op Finland moest loslaten, en de Oostelijke buurman zijn verdrukkershiel op Finland drukte, en nadat de Finnen zich bewust werden van eigen kracht, waardoor de finsche beweging ontstond, is de Zuid-West- en Zuidelijke kust van het land nog steeds | |
[pagina 420]
| |
die waar het Zweedsch de scepter zwaait wat de omgangstaal betreft, en het finsch het moeizaam wortel schiet. Doch over de taalstrijd te spreken is hier de plaats niet. Die is reeds uitvoerig besproken door Eva Moltesen, een finsche van geboorte, wier werk over het finsche Finland in 1920 in dit tijdschrift verschenen is. Het Christendom had noodzakelijk ten gevolge het bouwen van kerken. In de dertiende eeuw werd te Abo de eerste steenen domkerk gebouwd, waar de bevolking terecht nog trotsch op is. Voor West-Europa is de Domkerk er geen van buitengewone pracht. West-Europa is op dat punt verwend. Heel Finland is arm aan schoone steenen monumenten, geen fraaie kerken, geen raadhuizen, geen schoone patriciërswoningen. Het land was arm en verafgelegen. De bodem was en is karig en hard, de bevolking dun en verspreid en had weinig contact met het buitenland. Nog is Finland schaarsch bevolkt en zijn de steden gemakkelijk te tellen. Het aantal inwoners bedraagt niet meer dan ± 3.500.000, niettegenstaande het land een oppervlakte heeft van ongeveer 377.426 vierkante meters. Abo, in grootte de tweede stad van het land, telt 60.000 inwoners. De universiteit, die thans de finsche universiteit is tegenover die van Helsingfors, waar het onderwijs hoofdzakelijk in het Zweedsch gegeven wordt, dagteekent uit de 17e eeuw. Verder is er een Academie van schoone Kunsten, een Technische hoogeschool, een zeer schoon museum van schilderijen en beeldhouwwerken en last not least het oude slot. Uit welken tijd het slot dagteekent is onzeker. Het eerst wordt het genoemd in een oorkonde van 1308, waarin Koning Birger het slot en wat er bij behoorde afstond aan zijn broeders, de hertogen Erik en Waldemar. Daarna is het voortdurend verbouwd en vergroot, belegerd en beschoten, zoodat er waarschijnlijk weinig is overgebleven van het oorspronkelijk slot. Er is een verzameling van oudheden in het slot te zien en in de slotskapel zijn de voornaamste oude kerkelijke voorwerpen uit heel het land ondergebracht. De slotstuin is ingericht tot een Openlucht museum, waar eenige oude boerderijen en houten teerbrandershutten mij troffen als zeer typisch finsch. We kennen het leven der teerbranders allen uit de finsche literatuur. Ik behoef maar even te herinneren aan Juhani Abo's ‘Marja’. Ook een ander gebouw in Abo trok mijn aandacht. Hooggelegen, slechts even buiten de stad, en achter | |
[pagina 421]
| |
schoon geboomte, duikt een geelachtig grijs gebouw op, dat ik ook eerst hield voor een burcht of slot. Het bleek ‘Kakola’ te zijn, de beruchte gevangenis, waar ‘de vriendin der gevangenen’, Mathilda Wrede zoovele voetstappen heeft liggen om zon te brengen in de door zonden verduisterde gemoederen der gevangenen. De werkelijke zon straalde ook in Abo heel den dag van een effen blauwen hemel. En de zon riep ons naar buiten, weg van het warme asfalt der stad en de hitte die de huisgevels uitstraalden. We namen den trein naar Nädendal een zeer bezochte badplaats. Het wemelde er van badgasten, hôtels en restaurants, van waar ik mij weg haastte om het oude kerkje te bezoeken. Nädendal is n.l. niet meer of minder dan een oud kloosterstadje en de kerk was de kloosterkerk van het Birgittiner klooster, destijds het grootste en voornaamste klooster van het land, en bovendien het eenige Birgittiner klooster in Finland. De monniken en nonnen waren uit Zweden overgekomen om in Finland een Birgittinerdubbelklooster op te richten en hadden veel moeite om een geschikt terrein te vinden. Minstens driemaal is het klooster van plaats veranderd tot het aan de baai van Abo, een geschikte plaats vond. Daar leverde de grond genoeg op voor het dagelijksch onderhoud, daar konden putten geboord worden en was de ligging geschikt voor het verkeer. Het terrein werd ten geschenke gegeven door den Zweedschen ridder Henrik Klasson Djäken, en de Zweedsche monniken bouwden het klooster ‘Nädendal’ in den steen van het land (graniet) - de beide vorige keeren waren de gebouwen van hout. Niet voor de helft der 15e eeuw is men vermoedelijk met den bouw gereed gekomen, want in de archieven van het vroegere Birgittiner klooster te Vadstena (Zweden) staat vermeld dat: ‘Broeder Johan Kylesson te Finland in Nädendals klooster overleed in de Paaschweek van 1454. Hij was verscheidene jaren prior van het Birgittiner klooster daar geweest, wat hij zoo goed als geheel nieuw had opgebouwd’. De heuvel waar de kerk staat wordt de Nonnenheuvel genoemd, terwijl men niet ver van daar de ‘Weg der deugd’ bewandelt en zelfs aan den afgrond der Verdoemenis’ terecht komt, oude namen dus die zijn blijven bestaan. De kerk is langwerpig vierkant van vorm, grof gebouwd, grootendeels uit grijs graniet, zonder ander | |
[pagina 422]
| |
onderstuk en met een plompen toren zonder eenige versiering, volgens het voorschrift der H. Birgitta. Door onderzoek en uitgravingen heeft men eenigszins kunnen nagaan waar de kloostergebouwen gestaan hebben. Er is echter niet veel meer van te zien dan een hoop groote, zware steenen, waarvan de grootste 1 M. lang zijn en 50 cM. hoog... Die heeten de overblijfselen te zijn van het broederklooster. De plaats van de put, waar de Zusters water plachten te halen is ook bekend. De ‘Nunne-Brunnen’ is opgedroogd, maar het metselwerk aan den rand is nog intact en thans door een hekje omgeven. Zichtbare herinneringen zijn er dus al bitter weinig, de belangrijkste is misschien het altaarstuk, dat de kroning voorstelt van de H. Maria, zeer kunstig in hout gesneden. Dit stuk is gerestaureerd op kosten van een Fin, Directeur Amos Anderson, die speciale belangstelling toont voor Nädental. Hij is het ook die de kosten heeft gedragen voor een gedenksteen gewijd aan den Birgittijner monnik Jöns Budde, wiens letterkundig werk hem gestempeld heeft tot den eersten finschen dichter. Toch zweeft de geest der H. Birgitta nog over den lieflijken bodem en het frissche strand van Nädendal. Vol piëteit heeft men er een klein museum opgericht, waar alles bewaard wordt wat uit de eerste kloostertijden dagteekent, of aan de H. Birgitta herinnert. En wat meer is, in het niet-katholieke Finland wordt ieder jaar in Nädendal den sterfdag van de H. Birgitta herdacht door speciale diensten in de kerk en door het zingen van lofzangen, die in gebruik waren in de kloosters aan de Heilige Birgitta gewijd o.a. het schoone ‘Ave Maris Stella’. Iederen avond wordt er van den toren der kerk een koraal geblazen, dat de badgasten om acht uur naar de ‘Nunnebacken’ (Nonnenheuvel) roept. Dit alles om de herinnering aan de Heilige in eere te houden, die zoo ‘ootmoedig en tevens zoo sterk’ was. ‘Vallis Gratiae’ heet ook een legendespel door den Fin Heikki Klemetti. Het spel herinnert zeer sterk aan ‘Beatrijs’en speelt zich af in het klooster Vallis Gratiae zelf. De muziek dagteekent voornamelijk uit de 1e en 15e eeuw, hoewel we er ook een Troubadourmelodie in vinden van Raimbout de Vaquerras (11de eeuw. ) Bizonder aantrekkelijk is het ‘Kyrie’ uit de | |
[pagina 423]
| |
Mis ‘Je ne demande’ van Jacobus Obrecht (1430-1505) en het driestemmig lied ‘Je suis venu’ van Antoine Basnois (overleden 1492.) In 1923 is het spel voor het eerst in de finsche opera te Helsingfors met veel succes opgevoerd. Het hoofd vol herinneringen, het oog bekoord door de schoone kleurenpracht die speelde op de baai van Abo, stapten we te Nädendal in de motorboot van den President van de Republiek, die ons naar het Zomerslot van den President zou brengen. Stoere matrozen, die de boot bestuurden, wezen ons naar een rots aan den overkant van de baai, waarop het Zomerslot prijkte. Forsch en solied, als een symbool van den bodem van het land zelf en de bevolking, verheft het zich fier boven water en bosch. ‘Kultaranta’ heet het slot, wat ‘gouden strand’ beteekent en een waardigeren naam zou moeilijk te vinden zijn. De harde granietrots, waarop het slot rust, is om het huis in een lusthof herschapen, waar niet alleen een schoon rosarium sierlijk is aangelegd op een terras dat aan de oude Italiaansche tuinen herinnert, maar waar ook een lange rij van lindeboomen is aangeplant op den rotskant, vlak boven het water. Vanuit een loggia boven de eetkamer hadden we het volle gezicht op het water en de bosschen in de verte, waar juist de gloed van de ondergaande zon over heen trilde. De hemel was éen en al gloeiende kleurenpracht. De stilte was onbeschrijflijk... Dit jaar zullen de oogen van een nieuwen tijdelijken eigenaar van ‘het Gouden Strand’ de schoonheid van den finschen zonsondergang op de baai van Abo in zich opnemen. President Stählberg's tijd als President is verstreken, en niettegenstaande alle smeekbeden, heeft hij zich niet herkiesbaar willen stellen. Doch met gouden letters zal zijn naam prijken in de annalen van ‘Het gouden strand’, als de eerste President van de Republiek Finland. En in het hart van heel het finsche volk zal de naam Stählberg gegrift staan, als de man met den fieren wil en de ijzeren hand, die de eerste uit eigen volk was, door het volk zelf gekozen, die de scepter zwaaide over het vrije Finland, Finland een staat op zich zelf onder andere vrije staten, Finland afhankelijk van niemand en niets dan van eigen willen en kunnen. ‘Eläköön Suomi!’ |
|