Zoo heeft ons volk voor kenmerk gekregen: de innigheid: Ons menschen zijn zwijgzaam, ingetrokken - luidruchtig slechts bij zeldzame gelegenheid, en dan buitensporig uit reactie. Maar dien in hun gemoed schuilt eenvoud, en in naïeve kunst wordt dat dikwijls uitgesproken.
Nergens beter dan in schilderkunst. Vergelijkt men bij voorbeeld den heerlijken bloei van een Fra Angelico met onze Vlaamsche primitieven, dan ondervindt men dat de Italiaan uitmunt door intenser expressie, opgetogenheid van gevoel, schoonheid van vorm, maar dat een Van Eyck, een Memling het wint in diepte van innigheid.
Hetzelfde met de muziek. Een Vittoria kleurt zijne aangrijpende mottetten met Spaanschen gloed, een Palestina laat de sierlijke lijnen van zijne polyphonie ten hooge stijgen als de slanke zuilen onzer kathedralen, maar de Vlaamsche meesters van den zelfden tijd bidden en smeeken uit nederiger hart.
Het meesterwerk dezer innige vroomheid is wel zeker de Imitatio, en de eeuwige roem onzer streek blijft het dat dit gulden boekske door een Nederlander werd geschreven. Eene heilige Theresia, eene Catharina van Senen hebben hartstochtelijker tonen, maar zoo lang een menschelijk hart klopt en ducht, zal uit die heilige bladzijden, naar lafenis en licht gezocht worden. Of had Memling niet dien vromen schrijver in 't oog, wanneer hij zijn wit paterken, met kalm gelaat, schilderde, in 't Antwerpsch museum? Innerlijkheid - eenvoudigheid.
Men had kunnen vreezen dat dit eigenschap van 't Vlaamsche volk te loor zou gaan met de verre tijden van eenvoudige zeden, dat de koorts van negentien- en twintigeeuwsch machinisme er den doodsknak zou aan geven. Maar neen, een Gezelle is even innig, even mystiek, even zwijgzaam ingetrokken, even zoetjubelend als hij in zang losberst, als de voorouders die onze kathedralen versierden of paneelen onder kleuren deden leven. Dezelfde innigheid als die van een Thomas à Kempis, spreekt uit zijn vers zoo zoet als zang, tintelt in de duizend schakeeringen van zijn natuurbeschrijving,, vooist in het smeeken van zijn gebed. Voor eeuwig leeft de Vlaamsche ziel in zijn lied, en zij leeft er met de ingetogenheid van lang verzwonden geslachten.
De Vlaamsche ziel is dus niet dood. Haar vroomheid,