waarheid standvastig in verweer voor het Recht. Vijftig jaar lang midden in de branding staan en de herwording bijwonen en bewerken van een volk dat zich in het eigen land weer eigenrechtig wil affirmeeren; over alles oog houden, alle bedreigde punten van de lijn bijspringen, den aanval afslaan, den tegenaanval organiseeren. Die woelige, heerlijke jaren der Meetingpartij wier overwinning Snieders voor een groot deel bevocht!
Wij denken aan dien feilen kop dien Edward Pellens teekende: dat is de moedige, taaie polemieker, de eenvoudige hartstochtelijke vechter voor alle goed recht, wiens ontzagelijk werk in 50 jaargangen van Het Handelsblad vergeten geklasseerd ligt en die nu weer gevierd wordt.
Waarom? Heel dat reuzenwerk was journalistiek, nu waardeloos geworden, en het had zijn dag benomen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat!
Nu vieren we Snieders den prozaschrijver, romancier en te dier gelegenheid wordt een reeks novellen en romans gepubliceerd, op zichzelf haast genoeg om een tamelijk vruchtbaar schrijversleven gansch te hebben gevuld. Daar zijn: De dorspastoor, De Gasthuisnon, Het Bloemengraf, De Wolfjager, De voetbranders, Het zusterken der Armen, Klokketonen, Oud Speelgoed, Zoo werd hij rijk, Fata morgana, Antwerpen in Brand, Op den toren, Onze boeren in 1798, Jan Klaassenspel, De Speelduivel, Alleen op de wereld, De fortuinzoekers, Dit zijn Snideriëen, Oranje in de Kempen, Sneeuwvlokske en nog een paar andere, waar evenwel de waardelooze verzenbundel ‘Mijn eerste zangen’ liever bij vergeten blijft.
Wanneer heeft die hoofdopsteller van het Handelsblad en later nog van De Belgische Illustratie dat boekenrek- vol geschreven? Het blijft een fragment van dat groote wonder geheim der opstanding-door-eigen-kracht van Vlaanderen. En het werk is er.
Het hield stand naast dat van Conscience, in zijn eigen door-vlaamschen aard en gansch naar des volks hart.
De sentimenteele proza-roman, waarvoor hij zijn Bladelsche herinneringen uit de jeugdjaren en den vacantietijd (dien hij jaarlijks te Bladel doorbracht) te rade ging, was echter zijn trant niet. Hij kan wel verrukkelijk een tooneeltje schetsen en dan is verbazend zijn opmerkingsgave, maar gaaf is dat werk in zijn ge-