Varia
De heer H.P.C. POELHEKKE, een van de pioniers der leving in Nederland herdacht den 20 December zijn 60e verjaardag. Hij werd gehuldigd in ‘Opgang’ door E.P. Kerstens, in de Nieuwe Eeuw, door Bernard Verhoeven.
* * *
Frederik van Eeden, heeft volgens de N.R.C. eenige kisten met handschriften, waaronder wij noemen de manuscripten van ‘De kleine Johannes’, ‘Johannes Viator’, ‘De passielooze Lelie’, het nimmer vertoonde tooneelstuk ‘De Idealisten’, vertalingen van werken van Rabindranath Tagore, enz., aan de letterkundige verzameling van de gemeente 's Gravenhage gegeven.
Na zijn dood heeft hij toegezegd de brieven in zijn bezit van Kloos, Van Deyssel e.a. bekende personen uit den Nieuwe-Gidstijd.
* * *
JAN VAN NIJLEN BEKROOND. - De driejaarlijksche Vlaamsche letterkunde, 16de tijdperk 1921-1923, is toegekend aan den dichter Jan van Nijlen voor zijn verzenbundel.: ‘Het Aangezicht der Aarde’.
De jury was samengesteld uit de hh. prof. Scharpé, voorzitter; prof. A. de Ridder, sekretaris; prof. Aug. Vermeylen; prof. Verdeyen en Mr A. Cornette, leden.
Jan van Nijlen is een van onze gevoeligste Vlaamsche dichters. Hij is een stille werker, maar wat hij geeft is gezonde, sterke kunst.
Van Nijlen is te Antwerpen geboren. Hij schreef o.a. de volgende verzenbundels: Verzen, Het Licht, Naar het Geluk, Het Aangezicht der Aarde.
Jan van Nijlen schreef ook interessante studies over fransche letterkunde o.a. over Peguy en Francis Jammers.
De prijs werd hem met algemeene stemmen toegekend.
HENRI BOREL OVER HET JONGSTE STREVEN IN
De vrijzinnige schrijver van ‘Het Jongetje’ gaf in het Haagsche ‘Vaderland’ (14 Dec.) een artikel, waaruit wij gaarne, als katholieken een en ander citeeren:
‘Ik kan mij volkomen begrijpen, schrijft hij, al ben ik niet Roomsch-Katholiek, dat er een generatie van Roomsch-Katholieke schrijvers en dichters is opgestaan, die niet tevreden meer zijn met enkele litteraire waarden, bepaald door een, in den grond redeloozen, cultus van absolute kunst om de kunst alleen, maar die, beroerd en doordrongen van de groote problemen, die het leven stelt, geslagen ook door de ontzaggelijke vragen van leven en dood, en door allerlei andere mysteriën, en vol van religieus verlangen onmogelijk weer in de begrensde wereld van het ‘letterkundige’ kunnen leven.
Het is niet de nieuwe Roomsch-Katholieke generatie, die dit voor het eerst heeft ingezien en uitgesproken. Twintig jaren geleden, toen hij nog niet Roomsch-Katholiek was geworden, is, met andere woorden, dit alles reeds door Frederik van Eeden gezegd in zijn Studies,