Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Verzen door Clemens Van der Straeten. Hoe rustig Hoe rustig ligt nu in de gele zon de mijmerende gevel van 't kasteel, en hoe zacht de late Octoberrozen streelen balustergoud en marmer van 't balkon! In blanke bekken klatert eene bron. De wijngerd hult de arkaden der priëelen, en eeuwig veil, pilaster en perron: een paradijs van Breughel den Fluweelen. De vijver, in het lommer der platanen, laat, op zijn effen vlak van blauw en groen, de trage blankheid zweven van twee zwanen. En ginds, voorbij het roode paviljoen, heerscht heimnisvolle en donkere wonderweelde, alsof hier Ruysdael de achtergrond penseelde. Hij was een edelman Aan Ridder E. de L.-zaliger. Hij was een edelman, en zijn blazoen droeg in het gouden veld drie roode rozen, rood als robijns en fonkelende turkoozen, boven drie eikels van sinnopelgroen. Van zilver was zijn kenspreuk: ‘Trouw en koen!’ De baan, die hij als ridder had gekozen, had hem aan Dante's hand, door 't rijk des boozen, naar 't licht geleid van 't hemelsch visioen. Wij hebben hem ter aard zien nederzijgen, eer hij de steile toppen kon bestijgen, waar zich - dat wist hij - 't Paradijs bevond. Nog lagen schild en zwaard aan zijne zijde. Eilaas, gekloven was de helm, en wijde, in 't bloedig voorhoofd gaapte zijne wond... 1924. Vorige Volgende