| |
| |
| |
De metamorphosen van den modernen economischen mensch
door Dr Missiaen O.C.
Het is twijfelloos verleidelijk in den strijd te staan en er zijn krachten te meten om een ideaal. Doch het heeft ook zijne Heerlijkheid de ontwikkeling van den menschenstrijd na te gaan, als toeschouwer den weg te verkennen en de middelen aan te wijzen die de strijdende schaar naar zekere triomfen leiden moet. Om dezen weg ter zege en den weg tot vrede en welvaart aan te wijzen of ten minste den hedendaagschen mensch een bepaalden leiddraad te midden der sociale en economische verwarring in de hand te leggen, zoo blijkt het noodzakelijk, met zijne psychologie, ook het midden te kennen, waarin hij zich beweegt ten einde hem met klaar bewustzijn te stellen voor de eischen der hedendaagsche wereld.
Men kan zich afvragen, wat is de hedendaagsche economische mensch? Is het de amsterdamsche jood die na enkele jaren een karretje vodden voor zich te hebben gestuwd, groothandelaar in ijzer en staal is geworden Is het de graankoopman of de vlashandelaar die door rekenen en speculeeren een Cresus is geworden? Is het de beursman die door zijne actiën de heerschappij over eene menigte vennootschappen uitoefent? Is het de zeepbaron die gewetenloos door alle middelen zijn geldzak heeft gevuld! Ligt daarin het weten van den economischen mensch? Is de mensch ten slotte niet dezelfde in alle tijden, een egoist, een hartelooze geldzoeker? Niet dezen nochtans kunnen wij als type aanstellen, zulke haaiennaturen zijn voorbeelden of van afstervende of vervallen menschheid. Wel is het eigenbelang de grondtoon van 's menschen levenszang, doch dit eigenbelang verkrijgt verschillende schakeeringen, ondergaat verscheidene metamorphoses naar gelang de godsdienstige, sociale en economische invloeden, die het mid- | |
| |
den vervullen waarin hij leeft, en mede de motieven zijner handelingen bepalen.
Met een woord de welvaartstreving die ieder mensch tot economisch handelen aanzet, wordt gekenmerkt door de levensopvatting die hem individueel en sociologisch beweegt en beinvloedt. Daaruit volgt, dat wij in den loop der tijden economische menschentypen zien op den voorgrond treden, die als vertegenwoordigers van hunne kultuurperiode mogen doorgaan.
***
De metamorphose van den economischen mensch kunnen wij het beste begrijpen, wanneer wij hem opvolgen van uit de middeleeuwen, door de moderne tijden heen, tot in het leven onzer dagen.
In de middeleeuwen was het economische leven op corporatieven grondslag ingericht. De economische vrijheid was er aan banden gelegd, zoodanig dat er, buiten het gilde, weinig kans bestond een economisch beroep aan te gaan. Zoo was men verplicht, om een ambacht uit te oefenen lid te worden van het gilde. Het gilde beherscht de productie, regelt de verhoudingen tusschen meester, gezel en leerling, bepaalt de prijzen en houdt het toezicht over het handelsleven.
De handelszaken moeten ter markt worden afgespeeld. Men mag geen handel drijven buiten de stadspoort. Het stapelrecht dwingt de handel naar de stad te verhuizen. De prijsbepaling geschiedt door den Stadsraad. Het gilde omvatte niet enkel het economische, doch ook het sociale, het godsdienstige en het politieke leven van den ambachtsman. Doordrongen van eene christene levenovertuiging is het economisch voor hem geen einddoel. Men werkte niet met koortsachtige inspanning aller krachten, maar men arbeidde om een deftig levensbestaan en voor de strenge regeling van het productieleven voelde men zich beschermd tegen ellende of verlies van broodwinning. Die regeling is er dan ook mogelijk omdat het marktgebied beperkt is en de indeeling der bevolking in dorpen en steden vrij van verarming en onverwachte opeenhoopgingen. Niet enkel door de strenge regeling van het economische leven, maar ook door het christen geloof worden economische driften in toom ge- | |
| |
houden en is er voor snelle en groote winsten, voor uitbuiting en woekerpraktijken weinig of geen gelegenheid. De economische mensch der middeleeuwen is doordrongen van gemeenschapszin. Dit gevoel wordt in hem bewaard en gesterkt door het gilde.
In het gilde zelf bestaat eene betrekkelijke economische gelijkheid, daar ieder van dezelfde productie- en afzetmogelijkheden geniet. Bijzonder kenmerkend is het godsdienstig gevoel dat den economischen mensch der middeleeuwen kenmerkt. Arbeid en leven zijn er middels van Godsverheerlijking. In zijne economische werkzaamheid ziet de ambachtsman der middeleeuwen een middel tot stichting van het rijk Gods onder de menschen. Het aardsche wordt niet geschat om zich zelf, het wordt alleen beschouwd als een proeftijd voor het hemelsche leven. Daarom is zijn economische daad een bestanddeel der christene ethiek.
Arbeid en vlijt zijn een eer, maar ook een plicht tegenover God. De arbeid is het middel dat hem met het dagelijksch brood, ook het eeuwig geluk moet verdienen. Dit was het arbeidsbeginsel dat het werk vreugdig maakte, heilzaam en vredebrengend. - Zoo werd de spaarzaamheid er niet eerst aanzien als middel van kapitaal accumulatie, maar als middel van bevrijding tegen onvoorzienen nood en ellende. De christene ideologie, alhoewel niet de eenige oorzaak van de organisatie van dit economisch leven, kan wel beschouwd worden als de hoofdoorzaak van den vorm en den geest der economische kultuur der middeleeuwen, die niet alleen vrede bracht en verzekerd levensbestaan, maar ook kunststukken voortbracht, welke nog heden door onze modernen worden geroemd en als welsprekende documenten blijven van de verheven kultuur der middeleeuwsche tijden. Alle tijden hebben hunne schaduwzijden, doch twijfelloos heeft het bloeitijdperk der middeleeuwen een socialen toestand gekend, die misschien uiterlijk niet zoo schitterde als onze moderne kultuur, maar waar meer economische gelijkheid en beter regeling van het productieleven den menschen meer vrede en ware welvaart schonk, omdat men het geluk stelde in de ware wijsheid des levens. Het leven van den middeleeuwschen economischen mensch was meestal vol rust, solidari- | |
| |
teit, waardigheid en regeling. Zijne handeling was vrij van koortachtige gejaagdheid. Zoo als de hedendaagsche speculant, zat hij niet hijgend en springend gereed, om een winstgelegenheid uit te buiten, en geldzakken weg te kapen. Hij besteedde niet al zijn kracht aan het stoffelijke, maar bewaarde tijd en inspanning voor de ontwikkeling van zijn zieleleven, voor de accumulatie van onstoffelijke kapitalen. Zijne economische daad vervulde maar gedeeltelijk zijn leven. De regelingen van het productieleven beschouwt hij, niet als eene verdrukking, maar als een uitvloeisel van christen solidariteit die haren grondslag vindt in God. Zijn economisch leven is een middel voor eigen volmaking en Gods verheerlijking.
***
Zoo lang de christen gedachte heerschte, leefde de middeleeuwsche mensch te midden eener georganiseerde economie. In de 18e eeuw en gedurende de 19e eeuw worden de banden der solidariteit, der collectieve vrijheid gebroken, om vrijen teugel te laten aan de levenskracht van den modernen economischen mensch. De oorzaken der vernietiging van de middeleeuwsche organisatie der Volkshuishouding zijn van ideologischen en van stoffelijken aard.
Reeds van in de 13e eeuw melden zich nieuwe krachten die de christen - godsdienstige wereldopvatting zullen ondermijnen en stilaan de overheerschende macht der christen gedachte in het openbaar leven zullen verdringen. Deze kankerprocessus bereikt zijn kwaadaardigste stadium met de fransche Revolutie. Dit was het tijdperk der rationalisten, die het individualisme verspreidden en tegenover het sociaal - organische der middeleeuwen een sociaal - philosophisch atavisme stelden in naam van vrijheid en gelijkheid, dat de maatschappij zou uiteenrukken en de jacht op rijkdom en genot zou openen. Dit was de triomftocht van het liberalisme, gewapend met de leeken centraliseerende staatsidee en het bedrieglijke slagwoord der vrijheid. - De christen solidaristische economische mensch moet wijken voor den vrijen autonomen homo oeconomicus.
Niet enkel de gedachte, ook de feiten hebben bijgedragen om de levensvormen der middeleeuwsche economie te vernietigen. De banden der lokale produktie
| |
| |
worden gebroken door het uitzetten van het machtgebied, dat samengaat met het opduiken van den modernen Staat. De landbouw breekt met het beginsel der verbruiksproduktie. Het fabriekstelsel ontstaat. De handel vooral worstelt zich uit de netten der corporatieve verordeningen. De machiene werpt duizenden goedkoopere waren op de markt, wijl de arbeidsverdeeling de hoeveelheid der warenmassa helpt verhoogen. Hand in hand met deze omwenteling ontwikkelt het geldverkeer. Het krediet neemt productieve vormen aan en wordt een machtige factor in het moderne economische leven. De stedelijke markt verliest aan beteekenis. De vervoermiddelen vermenigvuldigen. Dampkracht en electricetit die de 19de en 20ste eeuw voortstuwen en verlichten worden de groote beweegkrachten van het technisch - economisch leven. Het grootbedrijf wordt het kenmerk der moderne Volkshuishouding.
Door het grootbedrijf wordt het ambacht meer en meer verdrongen. In het worstelperk der vrije en losse concurrentie gaan de zwakkeren ten onder. - De vroegere meesters der gilden worden in het proletariaat verdrongen, het arbeidsvolk schaart zich gedwongen rond de bezitte der technische- en geldkapitalen en worden de afhankelijken van het machtig patronaat, van de sterke, vrije economische personen.
In een dergelijk ongebonden vrijheidsstelsel, moeten noodzakelijk de machtigen zegevieren!
Het ingewikkelde van het moderne economisch leven, het wisselvallige en het moeilijk berekenbare van vele factoren, het ondoorzichtelijke der markverhoudingen, dat alles eischt van den modernen mensch, eene reeks hoedanigheden en eene inspanning van krachten, waarmede niet ieder persoon is toegerust. Daarom zijn de overwinnaars in den economischen strijd noodzakelijk sterke persoonlijkheden, die mede het schitterend gebouw onzer Volkshuishouding hebben helpen opbouwen. Eerlijk moeten wij erkennen, dat die persoonlijkheden op stoffelijk gebied de maatschappij groote voordeelen hebben bezorgd. - Vroeger waren zulke personen uitzonderingsmenschen, niet enkel omdat de middeleeuwsche mensch terecht al zijne krachten aan het economische niet wijdde, maar ook omdat ook de voorwaarden tot der- | |
| |
gelijke krachtsontplooiing niet aanwezig waren. De moderne economische menschentype is koener, harteloozer, krachtiger, komt in het algemeen met meer gevolg vooruit, omdat hij van het economische het einddoel maakt zijns levens. Gewapens met volharding, ijzeren vlijt en spaarzaamheid, niet immer met plichtsgevoel, waakt hij met trots over de ontwikkeling van zijn bedrijf. Wat hij wint, dient om het te vergrooten en zijne economische onafhankelijkheid te versterken, Vijandig zelf tegenover rechtmatige eischen van den arbeid, kroonhalst hij te midden zijner werklieden, als een harde autocraat. Zijn God is de geldbeugel. Daarom blijft hij onverschillig om den ondergang van den afgesloofden en verslagen concurrent. Den arbeid schuwen ze zelf niet. In de 18e en 19e eeuw zien wij beurtelings die sterke economische persoonlijkheden optreden als staatslieden, zeeroovers en scheepvaarders, in elk geval als mannen van de daad, die groote fortuinen verzamelen, waarvan hunne kinderen, al te vaak, in vadsigheid zullen leven.
De moderne economische menschentype is dus eene sterke persoonlijkheid, die al zijne krachten wijdt aan het kapitaal.
De godsdienstige grondslag van het middeleeuwsche leven is hem vreemd geworden. Hij vervreemdt zich meer en meer van den God der christenen om het leven van zuiver stoffelijk standpunt uit te beschouwen. Dit is het kenteeken der klassieke economisten. Hoe verder wij de 19de eeuw ingaan hoe sterker het kapitalisme door het materialisme wordt gedragen. Men wilde alleen alle verantwoordelijkheid voor zijne economische daden opeischen. Dit leidde tot het stoffelijk egoisme. Wat door de middeleeuwen werd aanbeden werd verafschuwd, om de knie te buigen voor het altaar der vergulde hebzucht. Men bekommert zich om den evenmensch alleen in zooverre hij voor eigen welzijn dient. Tegenover ondergeschikten heerscht hooghartige houding. De vrijheid van het arbeidsverdrag wordt eene rampzalige klucht. De vrijpheid beteekent weelde, rijkdom voor den machtige, armoede en knechting voor den zwakke. - Zoo wordt het kenmerk van den vrijen modernen economischen mensch: Door bandelooze daad alles voor zich zelf!
| |
| |
***
In de hedendaagsche Volkshuishouding zien wij stilaan den langdurigen tegenstand tegen den modernen homo oeconomicus groeien onder den invloed van nieuwe feiten en gedachten.
Die tegenstand werd geboren uit den nood der feiten door het liberalisme veroorzaakt en waarvan de wereldoorlog de noodlottigste uitdrukking is gebleken. Sociale en internationale wantoestanden hebben de noodzakelijkheid van het solidarisme opgeroepen en zoo allen niet uitgaan van de christen - sociale gedachte toch komen de meeste sociologen en economisten terug tot de katholieke corporatieve gedachte der middeleeuwen.
Nog viert het liberalisme hoogtij in zekere middens, nog leven hier en daar overblijfselen van een verleden tijdperk; nog zien wij de stuiptrekkingen van zekere vrijgezinde economische menschen, die, trots alles, om wille van den geldbeugel, vasthouden aan versleten en goddelooze beginselen en zelf soms in naam van vaderlandsliefde en vernist christendom de duur gekochte rechten van het arbeidsvolk zouden willen opheffen of verbeurd verklaren. Dergelijke menschentypen kunnen niet meer gelijk gelden als personen der toekomst. De organisatie groeit rondom ons. Kartellen en Trusts, syndicaten en cooperatieven omvatten het leven van arbeid en kapitaal. Het einde van het rijk der moderne economische individueele vrijheid is nakend. De moderne homo oeconomicus begint te zieltogen. Wel is het een taaie zieke, zooals de Turk van Constantinopel, omdat het eigenbelang met het wezen van den mensch vereenzelvigd gemakkelijk de grenzen van het egoisme benadert; doch overal zien wij de verschijnselen eener sociale mentaliteit, die zich uit in het gevoel eener algemeene vrije organisatie die zich uitbreidt op het gebied van landbouw, handel en nijverheid. Arbeidgevers en arbeidnemers zijn vrij in syndicaten vereenigd, strevend naar verstandhouding. Want ieder gevoelt dat Verstandhouding noodzakelijk is om de organisatie te bevestigen. Doch daarom moet niet enkel de organisatie uitgebreider worden, maar ze moet ingericht worden en gesteund zijn door ware leiders die de gemeenzame belangen van arbeid en kapitaal begrij- | |
| |
pen en kunen overschouwen. Zoowel in de patroonsals in de arbeiderssyndicaten missen wij te zeer sociale en onderlegde leiders, die weten dat boven hen economische het onmiddellijke voordeel en algemeene sociale nationale belangen zijn, die niet mogen worden uit het oog verloren en den grondslag worden moeten der bedrijfsorganisatie, der wederzijdsche samenwerking en verstandhouding van arbeid en kapitaal.
Want het georganiseerd kapitaal tegenover den georganiseerden arbeid, kunnen onafhankelijk tegenover elkander staan, zonder een noodlottigen strijd te ontketenen. De sociale, zoowel als de internationale oorlog moet kost wat kost vermeden worden om de vrede tusschen klassen en volkeren te bereiken. En hier, zoowel op nationaal als op internationaal gebied zullen de algemeene sociale en internationale belangen alleen de eenheid en de vrede bewerken, zoo eene christene ideologie van liefde en rechtvaardigheid de volkeren en de standen doordringt.
Op sociaal - economisch gebied wordt die samenwerking verkregen door den nieuwen economischen mensch, die het sociale met het individueele weet te vereenigen. Wel zijn er jammerlijk bij patroons en arbeiders nog vele menschen te vinden, die niettegenstaande hunne organisatie hun solidariteitsgevoel tot kastenegoisme laten uitgroeien. - Dit kasten- of klassenegoisme brengt den patroon tot halsstarrig weigeren met de arbeidersorganisaties te onderhandelen, wijl de arbeider al te vaak elke toegeving van den patroon met misprijzen bejegend of zijne dagtaak saboteert.
Want jammerlijk heeft de kapitalistische geest ook het arbeidsvolk doordrongen en is de middeleeuwsche meester en ambachtsman, uit zijne organisatie gerucht, vervallen in het stoffelijk egoisme zijner nieuwe meesters. Hij heeft al te zeer de krachten en vrije tijd die hij vroeger besteedde aan de ontwikkeling van zijn hooger leven, verkwist in zinnelijk genot en zielsdoodende vermaken. Arbeider en patroon werden de ellende den absolute vrijheid prijsgegeven en voelden de noodzakelijkheid het economische leven op nieuwe banen te sturen.
Er zijn dan ook kenteekenen van kentering, die ons optimistisich stemmen voor de toekomst en ons droo- | |
| |
men doen van een nieuwe organisatie der maatschappij, volgens de corporatieve gedachte der middeleeuwen, aangepast aan onze hedendaagsche toestanden.
Er is wel een zekere waarheid in de gedachte van Lombart, dat de kapitalistische geest het kapitalisme zelf in zekere mate ten onder brengt, niet alleen door den tegenstand die het verwekt, maar door eigen verval, door weelde en door geestesverzwakkenden rijkdom. De grondslag, waar het kapitalisme is op gebouwd, die zijn egoisme, geld- en genotzucht, drage in zich den ondergang van het kapitalisme zelf.
Zoo dit individueel egoisme op de vereeniging overgaat, dan worden de gevolgen onoverzienbaar. Dan ontbrandt een strijd van georganiseerd egoisme, dat rampzalig inwerkt op den vooruitgang en de welvaart der menschheid.
Daarom, mag het zuiver economisch motief dat den vrijen mensch der 18de en 19de eeuw bezielde, niet meer de beweegkracht zijn van den collectief handelenden mensch der hedendaagsche volkshuishouding.
De gesterkte krachtenontplooing door de organisatie mag niet als doe den rijkdom dienen, maar moet geleid worden door een ideaal van hoogere welvaart.
Dit hooger ideaal wordt vooral verkregen door de ontwikkeling der christen - sociale deugden in het familieleven. Het familieleven kwijnt in hoeveelheid en hoedanigheid. En daarom achten wij het, met Le Play, hoogst noodzakelijk de solidariteit te steunen en in het hart der opkomende geslachten aan te kweeken door eene christelijke opveoding die moet aanvangen op den schoot der christene moeder.
De vrije moderne individueele of de hedendaagsche vrij gebonden mensch, immers, moet vervangen worden door den socialen, economischen mensch. Deze moet in zich dragen de christene levensovertuiging der middeleeuwen. Zijn levensdoeleinde mag niet beperkt zijn tot het aardsche, zelfs niet enkel tot het gemeenschappelijke. Handel economisch ten bate der gemeenschap, moet in hem aangevuld worden door het levsnsmotief der gilden: ‘Door den arbeid voor God!’ De christene levensbeschouwing moet de ideologie worden van den nieuwen economischen mensch. Dan wordt niet enkel het individualisme in den liberalen mensch verdrongen. Maar dan wordt in den heden- | |
| |
dagschen vrij gebonden mensch de christen solidariteit, door den nood der feiten, die als een eisch der tijden alles wordt opgedrongen, een vaste basis die de bedrijfsorganisatie zal doen groeien tot eene inrichting, waarop arbeid en kapitaal sterk en duurzaam zullen vereenigd zijn, omdat die Vereeniging alsdan niet steunen zal op den mensch, maar op de onvergankelijke Godheid.
Zoo gaat de metamorphose van den economischen mensch, van het algemeen essentieel welvaartsleven, voor zich zelf om God en om den evenmensch, tot het zelfstandig egoistisch individueele, om terug te keeren tot het sociaal - individueele in de richting van het heroplevend christen solidarisme. Zoo werd de economische daad in de middeleeuwen gesteld om God, in de moderne opduikende lijn der door God gewilde wereldorde. Zoo draait de omtrek van het economisch leven van den mensch in afwijkenden of naderenden kringloop van het scheppende middenpunt der wereld, van God.
***
De economische ontwikkeling langs den weg van het privaat en het sociaal individualisme, die reikt van af den val der gilden tot op onze dagen, is eene schittering geweest van het triomfeerend kapitaal, die veler oogen de stoffelijke en zedelijke ellende heeft onttrokken. De klassenstrijd en de Wereldoorlog hebben nochtans vele gemoederen verontrust en velen doen inzien, dat de nationalistische ideologie de volkeren naar den afgrond richt, en de redding alleen te vinden is in de christene metaphysiek.
Niet allen zullen die levensgedachte christen noemen, doch onbewust komen velen tot de erkenning, dat ten slotte de sociale evangeliegedachte de beste waarborg blijft voor de welvaart der volkeren.
Alle sociale scheppingen moeten in overeenstemming blijven met de natuur van den mensch en de eischen dezer natuur worden ons vooral door Christus aangewezen, Hij de geniale en goddellijke vertegenwoordiger van het mensch-zijn. Het is immers uit het christen metaphysieke in den mensch, dat de ware kultuur al hare edelste veroveringen put en dat ook de organisatie - gedachte in de maatschappij groeien moet en bevestigd. Het groote vraagstuk der samen- | |
| |
werking van kapitaal en arbeid moet op dit beginsel gegrond wezen, En zoo arbeid en kapitaal door dit christen sociaal ciment worden verbonden, dan zal het sociaal - economisch gebouw sterk staan als de belforten en kathedralen der middeleeuwen.
Ten tijde van het gildewezen stond op het wapen der zes koopmansgilden van Parijs een Hercules die vruchteloos poogde een zesdubbel lichttorenbundel te breken. Onder dit wapen prijkte deze leuze: Vincit concordia fratrum. De broederband geeft den vrede!...
Dit schoone woord blijft immer waar. Het recht, helaas, wordt al te vaak met voeten getreden, de belangen der menschen zijn in strijd. Velen denken dat dezen die recht eischen opstandelingen zijn, en zien niet in dat zij zelf de stokers zijn van den socialen brand en de zaaiers van wind en storm. Doch zoo men Christus volgen wil in waarheid en in liefde, zoo men niet leeft om baat en eer, om macht en zelfvoldoening zou arm en rijk zich met den nieuwen mensch omkleeden en niet halsstarrig en koppig, nutteloos en dwaas blijven op eigen standpunt staan, zoo zij met Christus door het leven gaan die enkel zocht de eer zijns Vaders en de verlossing van het volk, dan zullen de betrekkingen tusschen patroon en arbeider door vrede worden beheerscht, dan zullen de sociale stormen vallen, want de zegepraal der Volkswelvaart wordt steeds behaald door het heerlijk verbond van Rechtvaardigheid en Broederlijkheid!
|
|