| |
| |
| |
Varia
Verschenen. - Een monographie over Fr. Smetana, door Zdenik Nejedby. ‘Smetana was een begenadigde, één der grootsten onder de grooten, bijna een evenknie van Chapin en veel van zijn werk zal waarschijnlijk eeuwig blijven leven’.
***
Het oordeel van Henri Bordeaux over de toekomst van den roman:
‘Ik geloof slechts aan den roman der analyse. Hij behoort tot de groote Fransche traditie, de traditie der moralisten, die gaat van Montaigne en den H. Franciscus van Sales naar André Gide en Marcel Proust.
Wat is ook eigenlijk een romanschrijver?
Hij is de historicus van het leven van zijn tijd. Een romancier, dien men niet zou raadplegen als men de geschiedenis, schrijft van den tijd, waarin hij leefde, moet al een zeer minderwaardig talent zijn geweest.
De Fransche kunst is heel logisch, soms al te. Het leven is het zoo weinig, zoo grillig vooral. Een persoon kan uit vele persoonlijkheden bestaan, die als in lagen boven elkaar liggen; wij zagen dat bij Dostojewski, wij vinden het terug bij Marcel Proust, in de manier waarop hij het leven benadert. Zelfs zijn ruige stijl past misschien bij de subtiliteiten van ontleding.
Bordeaux noemt vele schrijvers, die de menschen en toestanden van het oogenblik juist weergeven, onder anderen Carco.
Hij vindt het jammer dat de dichters in onzen tijd ontbreken en betreurt den vroegen dood van Péguy. Deze zou de smarten van den oorlog en zijn edele schoonheid (?) hebben uitgebeeld, zooals niemand dat kon.
Er is veel talent bij de jonge prozaschrijvers, besloot hij, maar zij kennen niet altijd genoeg het métier. Hun werk is meestal niet af en er ontbreekt de volmaaktheid aan, die er den duur van moet waarborgen.
***
De toondichter A. Verhoeven werkt aan een Snieders - cantate.
***
In het letterkundig blad van de N.R. Ct. (20 Sept.) een artikel van André Jolles, waaruit wij overnemen: ‘Er zijn twee soorten van epigonen: de een onderwerpt zich in zijn zwakte onvoorwaardelijk aan den overgeleverden vorm en gaat er in onder; de andere zoekt in roekeloos dilettantisme den lastig geworden vorm te vernielen. Het is daarentegen het kenmerk van een groot kunstenaar, dat hij den vorm zoowel handelend als lijdend tegemoet treedt, dat hij zich tegelijkertijd door hem laat beheerschen en hem beheerscht. Alleen daardoor kan in de kunst uit het oude de vernieuwing groeien,
| |
| |
maar alleen daardoor is iedere vernieuwing aan het oude gebonden.’
***
Er verschijnt een nieuw tijdschrift: ‘De Gemeenschap’, maandschrift voor katholieke jongeren onder redactie van Jan Engelman, Maas en H. Kuitenbrouwer, met Albert Kuyle (L. Kuitenbrouwer) als secretaris der redactie. Vele binnenen buitenlandsche medewerkers worden genoemd: Feber, W. Nieuwenhuis, Henr. Bruning, prof. Roels, Knuvelder, Gerard Bruning, Wies Moens, Karel van den Oever, Papini, Maritain, enz. enz.
***
En nu we toch met nieuwe tijdschriften bezig zijn:
De Wereldbilbiotheek heeft ‘Spel en Dans’, geillustreerd maandblad voor tooneel, opera, dans en film, gelanceerd, onder redactie van Simon Koster, B. van den Ligtenhorst, Meyer en F.M. Huebner. Het nieuwe blad stelt zich tot taak een schakel te vormen tusschen het publiek en de tooneel-, opera-, dansen film-kunst in haar beste uitingen en zal tevens een voortzetting zijn van ‘Het Masker’ welks medewerkersstaf hiervoor aanmerkelijk is uitgebreid, terwijl ook de omvang en het illustratief gedeelte belangrijk zijn vergroot. Men zou nu meenen, dat ‘Het Masker’ verdwijnt. Doch dit is ook al niet het geval. Het wordt gereorganiseerd en zal opnieuw verschijnen.
***
Mgr Heylen, de beminde bisschop van Namen, werd luisterrijk gevierd ter gelegenheid van zijn zilveren jublieum als bisschop.
***
Vier moderne tooneelprestaties van de laatste maand: Marieken van Nijmegen door het Vlaamse volkstoneel, St-Mauritius van Gheon, door den studentenkring van Borgerhout, De Zonderlinge Gast van A. Van de Velde door De gulden Palm te Leuven, Doktor Faust bij gelegenheid der Nederlandsche vacantieleergangen.
***
Uit de voorrede van de bloemlezing ‘Nieuwe Geluiden’ door Dirk Coster, gebundeld en ingeleid, deze merkwaardige regelen:
De jong - Katholieke groep is een der verrassingen van het vorig jaar geweest. - Zij kan wellicht voor alles gezien worden als een poging van het Zuidergedeelte van ons land, van de Katholiege Zuiderprovincies, die tot nog toe feitelijk buiten onze litteraire cultuur gebleven waren, om zich te laten gelden in het woord. Gelijk deze provincies reeds een overgang vormen tot Vlaanderen, zoo vormt ook deze jonge poëzie als 't ware een overgang van de Hollandsche tot de Vlaamsche poëzie. Vorm en inhoud van dit jonge Katholieke streven wordt geheel door de Vlaamsche jongeren beheerscht, en de invloed van Wies Moens werkte aanvankelijk als een obsessie. Men kan het streven van deze groep als volgt samenvatten: zij trachten, na een rudiment van Katholieke dichtkunst dat in
| |
| |
niets wezenlijks van die der late Nieuwe Gids verschilde, voor alles de zuivere Katholiciteit te hervinden, de Katholiciteit als gedachte, als dogma tot in zijn diepten doorleefd, en de Katholiciteit als atmosfeer. Het is daarom begrijpelijk, dat ook zij, in navolging der Vlamingen, begonnen zijn om met een roekelooze geestdrift de oude vormen der dichtkunst te verwerpen: deze vormen behoorden bij de Renaissancecistische cultuur die zij ontwijken wilden om zooveel mogelijk in de eerste tijden van het Christendom hun beslissende voorbeelden te vinden. - Er is aanvankelijk een schromelijk misbruik van het vrije vers gemaakt, stroomen van stormpelend-lyrisch proza zijn in het nieuwe tijdschrift ‘Roeping’ ontketend. Ook het program der overspanning, der mystische overspanning met name, heeft zich alreeds wreedaardig uitgewerkt. De herinnering aan de Middeleeuwsche extatici, het Duitsche voorbeeld, waren even zoovele gevaren voor de waarachtigheid van dit jonge streven. Maar de in dezen bundel aangehaalde verzen zijn zeker het bewijs, dat hier een veelbelovende kern aanwezig is, iets dat inderdaad, essentieel anders is dan de bedachtzame Roomsche dichterlijkheid der laatste 30 jaren, - iets dat zich wezenlijk aansluit bij de perioden, waarin de Roomsche kultuur zich grooter en omvattender heeft kunnen openbaren.
***
De katholieke actie in Holland doet vooruitgang. Eene veroveringsactie wordt gepoogd op de niet-geloovigen en protestanten door het inrichten van regelmatige cursussen van godsdienst die aanleiding gaven tot de retretten voor niet-geloovigen die van drie tot zes dagen soms, duren.
Bij het einde van elke voordracht staat het de toehoorders vrij opwerpingen te maken.
Pater van Ginneken is de apostel van deze beweging: door het inrichten dezer cursussen zegde hij, heb ik enkel aan de vraag beantwoord die mij allenthenen toekwam: ‘Pater, leg ons uw geloofsmeeningen uit. Wij leggen geen belofte af katholiek te worden, maar wij willen uwen godsdienst leeren kennen.’
Een protestantsch dominé geeft volgende indrukken weer, na het volgen eener retraite:
1) meer eerbied voor de roomsch-katholieke godsdienst;
2) dagen van diepe godsvrucht;
3) ‘een’ voelen met den predikant en de eenige katholieke deelnemers die tegenwoordig waren.
- ‘Indien wij, zegt P. Van Ginneken, er niet steeds in gelukken persoonlijke bekeeringen te bekomen, hoop ik hierdoor in onze samenleving een stroom te doen ontstaan die het percentage der van ons verwijderde massa brengen zal van 180 op 160; van 160 op 100; van 100 op 40, en zoo voort’.
***
De groote Poolsche romancier Henrik Sienkiewickz werd dezer dagen luisterrijk als een koning begraven.
***
| |
| |
Hans Thoma, de 86-jarige Duitsche schilder, is te Karlsruhe, waar hij vele jaren directeur was van de Kunsthalle, overleden.
Hij was een van de belangrijkste figuren in de duitsche schilderkunst; een practische natuur, die liefst verwijlde in godsdienstige atmosfeer of sprookjesland.
Een wonder dat deze begaafde artist ook aan literatuur gedaan heeft. Eenigen tijd geleden is er nog een bundeltje van hem verschenen.
***
Timmermans ‘Pallieter’ is te New-York verschenen in de vertaling van Mevrouw C.B. Bodde - Hodgkinson. Willem van Loon heeft er een voorrede voor geschreven, Anton Pieck heeft het geillustreerd, Harperrand Brothers hebben het uitgegeven.
In de New-York Herald Tribune van 12 October heeft J.W. Krutsch onder den titel ‘The All - Thirsty’ een lange beschouwing aan het werk gewijd.
***
André van Hasselt. - Op 27 November was het vijftig jaar geleden, dat A. Van Hasselt te Brussel stierf. Hij kan worden beschouwd als de grondlegger van de vernieuwing der Fransche poëzie in België.
Over hem schreef Karel van de Woestijne in het letterkundig bijblad van de N.R. Ct. Zaterdag 15 November ll.: - ‘Zeker kende die Fransch - Belgische literatuur andere voorloopers: den geestigen Prince de Ligne, den fijn - bespiegelenden Octave Pirmez, den machtigen Charles de Coster met zijn sterk - nationale eigenschappen. Maar het is ongetwijfeld André van Hasselt die, door den geest die hem bezielt en beheerscht, moet beschouwd worden als de dichter die in België eene vernieuwde poëzie inluidde, of althans voorbereidde. Volbloed romanticus, bevriend met Victor Hugo en Alexandre Dumas, die hem beiden hoogschatten, is hij het uitgangspunt van eene beweging, die nooit heeft opgehouden, tot bij de jongste generatie en bij uitsluiting van deze, te staan in het teeken van het wereld-romantisme.
... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
Niet dat ik hem een groot dichter zou vinden. Hij rijst niet boven de middelmatige romantici uit; is daarenboven zeer ongelijk en niet zelden slordig. Maar hij is toch iets meer dan een platte navolger der Fransche romantiek, meer zelfs dan een tijdfiguur.
Hij is namelijk, en in de eerste plaats, een baanbreker, dien men in dit land onbewust en als bij nature wel navolgen moest, omdat hij, bleeke personaliteit weliswaar, zoo door en door het type was van wat een Fransch - Belgische dichter zijn kan, ook opgenomen in eene wereldstrooming.
***
Wladyslaw Reymont. - Nobelprijs voor letterkunde. - De heer Jean Paul de kaczkowski, consul van Polen te Rotterdam (die onder het pseudoniem Jean d'Ardeschah de werken van
| |
| |
van Reymont in het Duitsch heeft vertaald) deelde over hem het volgende mede aan de N.R.C.:
Na Henryk Sienkiewicz, den auteur van de beroemde Poolsche trilogie uit Polen's strijd met Kozakken en Tartaren en van den roman ‘Quo Vadis’, is Wladyslaw Reymont is de schrijver van het boerenleven in Polen. Zelf uit den boerenstand - in zijn jeugd heeft hij de ganzen zijns vaders gehoed - is Reymont een grondig kenner van het dorpsleven.
Zijn roman in vier deelen: ‘De Boeren’ schildert het bestaan van het Poolsche dorp, zooals dit voor den wereldoorlog was, met meesterlijke kunst. Richard Dehmel, de bekende Duitsche dichter, schreef over dezen cyclus de volgende treffende karakteristiek: ‘Eine hinreissende Liebe zu Land und Volk beschwingt jede kleinste Begebenheit, eine begeisterte Liebe, die überall in der Landschaft die grosse Natur, im Volkstum die Menschheit und Gottheit wahrnimt.’
Het werk van den in 1868 geboren schrijver is in de jaren 1904-1909 in het Poolsch verschenen. Tot de Europeesche bekendheid van het geweldige epos, dat in het kader der vier jaargetijden het Poolsche boerenleven schetst, heeft het eerst de Duitsche vertaling bijgedragen. Behalve ‘De Boeren;’ heeft Reymont een vrij groot aantal andere werken geschreven, die te zamen ruim twintig deelen vormen. Vooral zijn nog belangwekkend: ‘Lodz’ (Das gelobte Land), een industrieele roman in twee deelen uit het Poolsche industriegebied der stad Lodz; een theosophische roman ‘De Vampier’; eenige bundels kostelijke boerennovellen, psychologische en fantastische vertellingen; het martelaarsboek van het Poolsche boerenvolk onder de Russische overheersching: ‘In het land van Cholm’; zijn prachtig gekleurde romancyclus van Polen's ondergang, bestaande uit de romans ‘De laatste Poolsche Rijksdag’, ‘Nil desperandum’ en ‘Opstanding’.
Van de bovengenoemde werken zijn vele in Duitsche vertaling verschenen: ‘Die Bauern’ bij Eugen Diedericks te Jena, ‘Lodz’ bij Georg Müller te München, ‘Wampir’ bij Albert Langen te München, ‘Der Letzte Polnische Reichstag’ bij G. Müller te München, ‘Im Chelmer Land’ bij Otto Dreyer te Berlijn, ‘Bauernnovellen’ bij Georg Muller te München. In het Fransch en het Engelsch zijn ‘De Boeren’ en talrijke novellen verschenen. Ook in het Russisch Tsjechisch en Slovenisch is Reymont vertaald.
Onlangs heeft Reymont een aangrijpend dierenepos gepubliceerd, waarin een hond de hoofdfiguur is en thans verschijnt in de Poolsche pers zijn roman uit het leven der Polen in Noord - Amerika.
Reymont heeft het erg moeilijk gehad, voor hij ‘er was’. Hij heeft als winkelbediende, als spoorwegarbeider, als lid van een reizend tooneelgezelschap, als beambte bij de spoorwegen zijn geluk beproefd en zelfs in een klooster een tijd lang een toevlucht gevonden. Hij schreef dikwijls onder de ongunstigste omstandigheden. Een zijner mooiste boerennovellen ‘Tomek Barau’ heeft hij geschreven in een baanwachtershuisje bij fel vriezend weer. In dekens gehuld zat hij in het ijs- | |
| |
koude vertrekje, waarvan de kleine peroleumlamp het eenige lichtpunt was, ook in figuurlijken zin; al schrijvend moest hij telkens zijn inktpot er boven houden om te voorkomen dat de vloeistof bevroor. Aan een spoorwegongeluk, waarvan hij met vele reizigers de dupe was, dankte hij de middelen, die hem in staat stelden, zijn levenswerk ‘De Boeren’ te scheppen.
Langzaam heeft hij zijne plaats veroverd. Thans woont hij op een eigen, prachtig landgoed bij Posen: een verrukkelijk kasteeltje, omgeven door oude lindenlanen en te midden van heerlijke vlierstruiken. In opdracht van de regeering van Polen is hij naar Amerika geweest, om aanraking te zoeken met de millioenen landgenooten, die daar wonen. Aan het geestelijke en artistieke leven van zijn vaderland neemt hij een belangrijk aandeel.
Zijn kasteeltje en zijn landgoed zullen eenmaal, zoo heeft hij het beschreven, eigendom van den Poolschen staat worden met de bestemming aan Poolsche kunstenaars die 't niet gemmakkelijk hebben, een kosteloos verblijf te schenken, opdat zij daar een tijd lang kunnen werken.
***
Nobelprijzen. - Sinds de stichting van de Nobel - prijs is hij voor de letterkunde toegewezen: in 1901 aan Sully Prudhomme, 1902 Th. Mommsen, 1903 Björnstjerne Björnson, 1904 Frédéric Mistral en José Eschegaray, 1905 H. Sienkiewicz, 1906 Giosué Garducci, 1907 Rudyard Kipling, 1908 Rudolf Eucken, 1909 Selma Lagerlöf, 1910 Paul Heyse, 1911 Maurice Maeterlinck, 1912 Gerhart Hauptmann, 1913 sir Rabindranath Tagore, 1914 (niet toegekend), 1915 Romain Rolland, 1916 Werner von Heidenstam, 1917 Karl Gjellerup en Henrik Pont-oppidan, 1918 (niet toegekend), 1919 Karl Spitteler, 1920 Knut Hamsun, 1921 Anatole France, 1922 Jacinto Benavente, 1923 Butler Yeats.
|
|