Varia
CHARLES PEGUY. - Begin September was het tien jaar geleden, dat Charles Péguy sneuvelde bij den inzet van den slag aan de Marne.
Pieter van der Meer herdacht den dichter in het weekblad ‘Opgang’. - Hij schrijft onder meer:
‘Péguy schakelt zijn wezen, zijn geest en zijn werk weer in de traditie in. Hij kiest partij voor zijn voorouders tegen zijn ouders, evenals Psichari.
Voor hem was dat niet zoo heel moeilijk. Van boeren-afkomst uit de Beauce, het Fransche boerengewest, dat zich uitstrekt in onafzienbare, wijdglooiende akkers rond Chartres, rond de kathedraal van Chartres, - mijn kathedraal, zegt Péguy, - heeft hij altijd den diepen, zuiveren en ietwat stroeven eenvoud van een man-van-den-buiten gehouden. Hij redeneert niet, hij zit niet pijnlijk te peinzen en zich suf te denken; hij wroet niet in zichzelf. Hij luistert maar naar de oude stem van zijn geslacht, van zijn voorouders, van heel zijn volk. Er is iets middeleeuwsch in hem, zoowel in zijn aard als in zijn werk. “Het woord van God”, zegt hij ergens, “is heel eenvoudig; altijd heeft Hij tot ons gesproken, direct en voluit, heel letterlijk”.’
***
LOD. VAN DEYSSEL is den 22 September 60 jaar geworden. - C.J.M. Feber wijdde hem in ‘De Maasbode’ een prachtig artikel, waaruit we volgende beschouwingen citeeren:
Nu vooral de katholieke jongeren met de vuisten op hun schrijftafels slaan of profetisch de handen heffen ten hemel onder zware beloften, dat zij een kunst gaan scheppen, waarin 's levens innerlijkste werkelijkheid in schoonheid zal openstralen - nu past het meer dan ooit om in eerbied hem te gedenken, die in dit kleine land den grooten stijlvorm schiep, het eerst na eeuwen het dadelijke woord deed klinken, de taal bezielde tot een levend organisme, de eigen ziel rechtstreeks stortte in den rythmischen volzin. Wanneer zijn scheldpartijen vergeten zullen zijn en zijn naturalisme vergaan voor de macht van den geest, die dan weer waaien zal, wanneer de literatuur die zijn jeugd in zoo'n laaienden gloed van lyriek zette, door geen sterveling meer zal worden gelezen, dan nog zal hij voortleven door de kracht van doorstormende rythmen, door de pracht en praal van zijn beelden, door zijn overweldigende directheid, door het hevig aangrijpende en diep insnijdende van zijn fanatisch beweren.
... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
Van Deyssel is, samen niet de grootst aangelegde geesten van tachtig, behalve de bevrijder van het woord, de emancipator van het artistiek besef van zijn volk geweest. De wereldgroote landeigene schoonheid, die hij met profetischen hartstocht opzwoer over ons vlakke land, heeft hij niet ge-