Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.16 MB)

Scans (50.88 MB)

ebook (4.21 MB)

XML (2.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24

(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 853]
[p. 853]

Overzicht van tijdschriften

‘DE STEM’ publiceert een eerste bedrijf van ‘Gemeenschap’, tooneelspel in drie bedrijven, door Nine Van Der Schaaf. Tot hiertoe een revolutionair stuk; maar laat ons eerst het vervolg afwachten. Dirk Coster schrijft over het Openluchtspel van Groningen en Martien Burssens publiceert ‘kleine Liederen uit de Lentewind’ die persoonlijk zijn en zeer bevallen.

Daartegen moeten het afleggen de verzen van Keuls in DE GIDS en voorzeker het gedicht ‘Nu het nacht is’ van Frits Tingen. Ronsard wordt herdacht door S. Braak. ‘De Franschen zullen bij hunne hulde niet vergeten dat voor hen de hoofdweg der beschaving niet loopt over Florence, maar regelrecht door Ronsard's Oden en Sonnetten en het humanistische Parijs van zijn tijd. Wij, Nederlanders, zullen Ronsard's poëzie nog eens ter hand nemen, ware het slechts om de herinnering levendig te houden dat niet alleen Frankrijk's maar ook onze geestelijke adeldomsbrieven liggen in de Oudheid’. P.N. Van Eyck schrijft een lange studie over den dichter J.H. Leopold, een van pas na de Nieuwe-Gids-periode.

DE NIEUWE GIDS. ‘Briseis Vrijheid’, een liefdeshistorie tijdens den trojaanschen oorlog tusschen Achilles en de dochter van den koning van Lyrnessos, verwerkt in een bedrijf door Ys. Vissel. Kloos geeft zijn een en zestigste binnengedacht. Of er nog ooit genade komt voor die hopeloos lange reeks?... Opmerkenswaard tusschen al die andere gedichten is de sobere, gebeeldhouwde, zwaar bewogen poëzie die Willem De Merode aan Haarlem wijdt. In een kritiek op Pieter Van der Meer's boek ‘De Branding’ is Willem Kloos over dezen Katholiek maar niet te spreken. Over zich zelf wel, natuurlijk. Bladzijden lang. Objectief is daarentegen de studie van Jan Zeldenthuis op een werk van Will Vesper over Ulrich von Hutten.

Ik kan bezwaarlijk genieten proza als dat van Joh. Alberts in HET GETIJ.

Hij kon beter dien brief aan zijn vrouw niet naar de redactie van een tijdschrift maar naar haar zelf sturen en over de waarde van het sexueele in zijn huwelijksleven met zijn vrouw afhandelen. Eigenaardig de kortademigheid van die nieuwe Getijheeren. Het gaat er alles zoo vlug, staat zoo gespannen, zenuwachtig, (de gedachten en de zinnen), dat men er onrustig bij wordt.

 

POGEN. - Met intermezzo's van enkele gedichten brengt Pogen deze maand interessante bijdragen, de eerste over ‘Zielkunde en schoonheidsleer’, welke studie de derde is van de reeks Aesthetica door Pater Oswald O.F.M. Aan klaarheid kon het artikel met een duidelijker indeeling wel wat win-

[pagina 854]
[p. 854]

nen. Overigens is het zeer merkwaardig. Toch moet Pater Oswald zich alweer een zet laten ontsnappen: ‘Muziek is juist door de afwezigheid van BEGRIPPEN en plastische beelden iets onstoffelijkers dan de andere kunsten’. Hoe is 't mogelijk dat een philosoof zoo iets loslaat! Bevattelijker is de studie van Paul de Mont ‘Antikritiek op de poëzie van de jongeren’. Zooals elke jongeren-gezinde begint hij met de totale uitroeiing van de vorige geslachten nl. van 1830 tot 1910. Van 1830 tot 1850, zegt hij, hebben ‘Willems en de andere intellektueelen de heldenmoed gehad hun artistiek streven te verslagen tot het peil van hun publiek’, heeft ‘zich letterlijk artistiek gezelfmoord voor de gemeenschap’. Een beetje verder rekent hij met de rest aldus af: ‘Van 1850 tot 1910 - een halve eeuw - hebben ze niets anders bijgeleerd dan orthograaf’. Als hij dan allen terloops in de pan gehakt heeft (eerst zegt hij nog dat er hier ‘een breedere intellektueele horizon’ noodig is!) wijst hij op ‘de nieuwe orientering in onze kunst’ en om die te leeren kennen bepaalt hij zich bij het werk van Wies Moens. Hij kenschetst dat werk der jongeren als een ‘poging de poëzie uit de dingen te halen daar waar de ouderen zich vergenoegden met ze er op te leggen’. Dit als bepaling van zijn wezen. Zijn doel: gemeenschapskunst. Lossere vorm om beter te kunnen doordringen tot hun evennaasten.

Op een toon, te nijdig en vinnig om het geschrevene betrouwbaar te maken, schrijft Karel Van den Oever over ‘Het Urbaansch sonnet of de heroplevende sonnetten-industrie in Vlaanderen’. Arm sonnet toch, hoe verderfelijk geworden sinds Van Den Oever er geen meer schrijft!

In het Septembernummer van DE BEIAARD een sterke brok uit een dramatische trilogie door Kees Meekel. Hier wordt gegeven een fragment ‘wordt voortgezet’ uit ‘Ahasverus’, het tweede deel. Herinnert het niet een beetje aan Van De Velde's ‘zonderlinge gast’ en ‘Christoffel’ wat de taal betreft? Met belangstelling zien we uit naar het vervolg. Verder verhaalt Stijn Streuvels onder den titel ‘Het lied van den weemoed’ hoe hij voor de eerste malen als kind weemoed en verdriet heeft aangevoeld.

Een psychologisch diep doordachte studie van Pater Thielemans S.J. over ‘Innerlijke storm- en drangperiode bij het studeerende jonge meisje’ in VROUWENLEVEN. - Warm ter lezing aanbevolen.

Volgt een bijdrage van Jan De Schuyter over Edward Vereycken, den verdienstelijken Antwerpschen beeldhouwer die ‘op weg is niet alleen om onder de belgische beeldhouwers een eerste-rangsplaats in te nemen, maar zelfs om de luisterschittering van België's kunst in den vreemde te doen stijgen.’

TOONEELGIDS gaat deze maand weer wat minder zwaar geladen; zoo heel tintelend van leven ziet het er niet uit als men in den beginne gedroomd had. Nu de veranderingen met dezen nieuwen jaargang ingezet maken wat polsen en tasten noodzakelijke.

[pagina 855]
[p. 855]

BOEKENGIDS biedt een fraai door Jos. geteekend portret van Cyriel Verschaeve, die in het inleidend artikel door Dirk Vansina gehuldigd wordt. Het nummer, weer, als altijd, rijk gevuld, bevat ook een ‘Alphabetische lijst der schrijversnamen’ en een ‘Alphabetische trefwoordenlijst of Zaakregister’, beide zeer nuttig voor den 1en Jaargang.

WIL EN WEG, geeft in 15 Augustusnummer het slot van Herman Hana's studie over postzegels. Eenig in haar genre is deze studie voorzeker en bizonder fijn en geestig weet die Hana artistiek en esthetisch te schrijven over dit men zou zeggen banaal stukje papier.

Waar BOEKENSCHOUW den onbetaalbaren vlaming Sylvain De Rouck heeft opgevischt mag Joost weten. Het is gewoon verbijsterend met wat een gek compilatieartikeltje, met wat een ontmoedigende stijlloosheid deze essayist nu in het Augustusnummer Stijn Streuvels voorstelt. Bombast om op de vlucht te slaan; gedachtenloosheid om flauw te vallen. Beleedigend voor Streuvels. Schooljongenswerk van zeer middelmatig gehalte. Wie neemt die dingen op? Wij zijn angstig benieuwd te zien welke groote Vlamingen Sylvain De Rouck in Holland nog huldigen zal.

Dezelfde schitterende stijltalenten ontplooit dezelfde Sylvain De Rouck in het TIJDSCHRIFT VAN R.K. OUDERS EN OPVOEDERS, waar hij het heeft over ‘Oudergezag en Kinderliefde’. Hoor hoe steller zegt dat de moderne moeder haar huishouden verwaarloost: ‘De zorg voor haar geslacht (sic!) laadt ze op den hals van het dienstmeisje of de gouvernante’.

REVUE DES JEUNES. Een flinke studie van P.A. Meunier over ‘Un critique: M. Victor Giraud’ den schrijver der monographie over Taine, van ‘Maîtres de l'Heure’ (verzameling van acht litteraire studiën) van ‘Albert de Mun’, ‘Maurice Barrès’. Hij is volgens Bourget ‘le seul aujourd'hui qui puisse traiter comme il covient le genre du portrait littéraire inventé par Sainte-Beuve’. In 1917 schreef hij reeds een ‘Histoire de la grande guerre’, die natuurlijk reeds nu geclasseerd is, maar toch hooge gaven en talenten verraadt. Zijn beste werk ‘Vie héroique de Pascal’ vergelijkt schrijver stoutweg met Sainte Beuve's Port Royal.

STIMMEN DER ZEIT. Een boeiende studie, eigenlijk meer gedeeltelijk résumé van een boek, over den Indischen ‘mystieker’, feitelijk een bedriegelijk fumist, Sadhu Sundar Singh. Daarna een lange bijdrage over Solowjew, met Tolstoi en Dostoievsky een der drie reuzen die het moderne geestesleven heeft voortgebracht ‘Will man jedem einen Symbol geben, so ist Tolstoi der Mensch, der seine Sphäre bis zu seinem Lebens-ende sorgsam absuriegeln wusste gegen Supranaturalismus jeglicher Art. Dostoievsky aber ist der Dämon, der alle Schrecken aller Geheimnisse zu entschleiern sucht. Und Solowjew? Er war ein Engel’.

 

G.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken