Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 577]
| |
Constance Teichmann-beeld door Aug. Nobels, in den gevel van het Antwerpsch Kindergasthuis
| |
[pagina 577]
| |
Bij Constance Teichmann's eeuwfeestGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 578]
| |
Haar dagelijksche bezigheden waren als die van een kloosterszuster, steeds bekommerd om 't heil der armen, en verzuchtend steeds, met haar diepste verlangens, naar Christus, den goddelijken bruidegom. De lijn van heel haar bestaan loopt rechtdoor langs dien éénen weg van kristelijke levensbeschouwing, waar het lied des levens weerklinkt als een jubelende hymne aan blijvende schoonheid, aan duurzame goedheid, aan eeuwige waarheid. Zij heeft gestaan in den dienst van dat drievoudig oorbeeld met den hartstocht van onvervaard idealisme. Zij kende geen middenweg, geen kronkelpaadjes langs donker struikgewas. Zij wilde de breede, open baan, langs wijde velden, onder glorieuze zonnestralen! En waar de koele mensch met kalm verstand uitrekent en beredeneert, wikkend en wegend de practische mogelijkheden van zijn daad, daar durfde zij, stoutweg, met dwepende voortvarendheid. Want een dweepster wàs zij, oordeelend met haar hart, veel meer dan met haar verstand. Zij heeft bemind, met dwependen hartstocht: de kunst en de liefdadigheid en God. En 't is een zegen voor een volk in zijn schoot nog te vinden die oerkrachtige karakters, onafwendbaar aangetrokken naar hun doel; die durvende dweepers, geen onderscheid makend tusschen de opvatting van een plan en de realisatie ervan; die menschen van goeden wil, niet twijfelend, geen sekonde, aan de verwezentlijking van hun mooiste droomen. Wat zou Paulus geweest zijn, zonder het vuur van zijn idealisme? Nu heeft hij de wereld veroverd voor Christus! Wat zou Jeanne d'Arc hebben verricht, zonder het dwepen met haar hemelsche stemmen? Nu heeft zij haar vaderland gered en haar koning meteen! Wat zou Jacob van Artvelde tot stand hebben gebracht zonder zijn durverskarakter? Nu heeft hij van Gent de glorie bewerkt, en van Vlaanderen de kortstondige, maar triomfantelijke zelfstandigheid! Laat kleine menschen peuteren aan het kortzichtig gedoe van te zorgvuldig uitrekenen; zij geraken nooit verder dan tot de evenwichtige balans van een nijverheidsmaatschappij. Maar gaat gij, vrij en vrank, de banen op waar uw bezieling u leidt! En laat ze mis- | |
[pagina 579]
| |
prijzend schokschouderen, de futlooze realisten. Ook Christus werd beschimpt om de gekheid van zijn kruisdood. Maar de wereld ligt neergeknield voor den luister van Calvarie! Weet het wel! Nooit zullen wij ons eigen maken tot hoogstaande persoonlijkheden, indien we niet in de practische uitwerking van ons leven overbrengen wat we eens, in de stille meditatie onzer ziel, hebben gedroomd als het mooiste ideaal te zijn voor heel ons streven. Dàt heeft Constance Teichmann gedaan. Zij droomde van schoonheid, en haar hart ging naar de kunst. Zij droomde van goedheid, en haar wil ging naar de liefedaden. Zij droomde van waarheid, en heel haar ziel ging naar God! 't Gebeurde alles met haast dolle geestdrift. Zoo hoog was haar vlucht, dat men den adel van haar leven wel eens verkeerd opvatte, dat haar inzichten wel eens verkeerd werden begrepen. 't Is moeilijk den arend te volgen in de diepten der hemelen. Het griefde haar fijngevoelig hart. Maar de kracht van haar idealisme bleef toch haar leven vervullen met blijdschap, en 't is een juichkreet dien wij hooren in haar dagboek, als ze uitroept tot Jezus, haren bruidegom: ‘Mijn weldbeminde, het doel mijns levens is bereikt, de droom mijns harten verwezenlijkt!’ Haar schoonheidsideaal heeft Constance Teichmann gediend met de passie van een kunstenaars-temperament. Het liedje van een vogel, de kleur van een bloem, de pracht van de bosschen, het groen van de weiden, 't vervulde alles haar met zalige verrukking. Heel de natuur was één lustwarande, waarin ze wandelen kon, uren lang, zielsblij om 't genot van duizend lieve geluiden, om de weelde van schaduw en licht. Ziet, als een kind, huppelend langs de wegen waar rozen bloeien en rozige jasmijnen, de handjes slierend over buigende halmen, zoo gaat Constance het leven langs en schatert haar jubelende vreugden uit bij 't wonderlijk vertoon der natuurlieftalligheden. | |
[pagina 580]
| |
Als van zelf landt zij aan in de sferen van de menschelijke kunst. Ook daar schijnt de glans van de schoonheid der dingen; ook daar vindt haar hart de ontroering der mooiheidsaandoening. - Haar stem galmt, en 't lijken zangen van het paradijs. De muziek heeft haar betooverd, zoodat ze wordt, naar haar eigen getuigenis: ‘de Eoolsche harp die trilt bij ieder voorbijgaande wind’. Overrompelend heeft de toonkunst haar gemerkt met het teeken der begenadigden: ‘Ik ben een arme artiste, en niets anders’ zucht zij in haar dagboek. En voorwaar, die arme artiste gaat er op los met de furie van niet te weerhouden begeestering! En die arme artiste wordt de vertrouwelinge en de raadgeefster van de geniaalsten onzer toonkunstenaars: Peter Benoit en Edgar Tinel. En die arme artiste heeft den Franciskaanschen eenvoud van Assise's poverello als ze spreekt van: ‘mijn lieve vrienden, mijn broeders, de artisten!’ En die arme artiste stelt zoo hooge eischen aan de kunst, dat zij muziek verwerpt, die slechts spreekt tot de zinnen, om alleen maar die muziek te huldigen die spreekt tot de ziel! Idealisme kent geen compromissen. De muziek die zij bewondert moet een muziek zijn van den hemel, lijk die van Beethoven, al is het dan ook de muziek van een hemel, ‘veroverd door tranen, en door bloed, en door menschelijke smarten’. Het middelmatige beroert haar niet, zij dweept met het sublieme! Haar goedheidsideaal heeft Constance Teichman gediend met de offervaardigheid van een held. Zij heeft eens in haar dagboek neergeschreven dit kleine, simpele zinnetje, waarin ligt opgesloten heel haar groote zucht naar liefdadigheid: ‘Was ik heel rijk, ik zou enkel goed willen doen’. Haar leven is daarvan geworden de prachtigste realisatie. Naar de zwaksten ging haar goeddoende liefde, naar de kleinsten. Zij ging ze opzoeken in vuile steegjes, in arme huizen, en borg ze dan in dat warm liefdenest dat ze met teedere zorgen had voorbereid, in dat kindergasthuis, waar ze, dag in dag uit haar lievelingen kwam koesteren met de minzaamheid van haar jonge meisjeshart. Wat al duizenden heeft ze daar op haar armen gedragen, gewiegd op haar | |
[pagina 581]
| |
schoot, toegelachen in hun lijden, en bemind met een hartstocht zooals alléén moeders kunnen beminnen! Naar de meest verlatenen ging haar toewijdings zucht. 't Was tijdens de verschrikkelijke choleraplaag van 't jaar 1866. Naar 't wijde fort van Liefkenshoek dreef haar heur verlangen, terwijl heel de stad beefde voor de dreigende ramp. Over de sombere Schelde hangt zwaar de stilte van de dood. Maar liefde is sterker dan de dood. En Constance ijlt naar de afzichtelijkheden van dat booze schip, waar de landverhuizers in opgesloten liggen, ver van alle menschelijke hulp; zij ijlt naar dat onzalig oord waar drie en vijftig dooden den vloer reeds bedekken met hun akelige lijken. En over den stervensnood van die honderden giet zij den balsem van haar troostende liefdewoorden. In den nacht van dit duistere lijden weet zij nog een straal te zenden van lenteheerlijkheid. Voor hen, die de maatschappij, als melaatschen, uit haar schoot heeft geschopt, brengt zij, de fijne, zij, de aristokratische, de liefkoozingen en den zoen van den barmhartigen Samaritaan! Naar de slachtoffers van menschelijken hoogmoedswaanzin gaat haar heldenhart. Als de Fransch - Duitsche oorlog woedt, dan vliegt zij naar Trier en Saarbruecken en Cambrai, waar de jeugd van Duitschland en Frankrijk aan 't uitbloeden is. O gij, vaders en moeders, die zelf ondervonden hebt wat het is, te weten dat een beminde zoon, ginds, in verre landen, uitgestrekt ligt op een lijdersbed, en vruchteloos smeekt om de zoete hand van moeder op zijn bloedende wonde; en gij, jongens van mijn éénig land, die gestaan hebt in den boozen strijd, en gevoeld hebt het schrijnend leed van uw stukgereten vleesch, en geweend hebt over de ellende van uw eenzaamlijdende ziel, gij zult begrijpen de grootheid en de zaligheid van dit gebaar: zachte meisjesoogen op de rauwe smart van soldatenmiseries! Geen tranen van ouders of bloedverwanten kunnen Constance Teichmann weerhouden, als het geldt menscheljike droefheden te heelen. Nog eens: zij kent geen berekenen; zonder aarzelen vliegt zij naar de sublieme heldendaad, met den lach op 't gelaat van zingende martelaars! | |
[pagina 582]
| |
Haar waarheidsideaal heeft Constance Teichmann gediend met den wellust van de hoogste liefdedrift. Naar de toppunten van de absolute Waarheid richtte zij al de krachten van haar ziel. Waar het menschelijk verstand duizelig wordt, schouwend in onpeilbare diepten, waar de grenzen van het redeneeren nog maar overlaten de goddelijke aanbiddingsacte, daar groeit en daar bloeit haar bovennatuurlijk geloof als de zonnigste bloem op ongenaakbare bergranden. Lijk Franciscus van Assise zingt zij daarhet hooglied van haar minnegloed, hààr hymne aan de zon, heel hoog boven alle aardsche vergankelijkheden, in 't volle licht der glanzende Godsmajesteit: ‘de Liefde heeft mijn hart gewond’. Wanneer, daar beneden, andere meisjes in schuchter verlangen naar wonder levensopenbaren, droomen van den verwachte die komen moet, dan heeft zij al de volle revelatie van den goddelijken overvloed der hemelsche liefde. Op haar twee en twintigste jaar staat het besluit vast: ‘ik heb daareven gemediteerd, al wandelend door de velden; ik heb besloten gansch aan u te zijn, mijn Jezus, geheel en gansch; ziel en lichaam, voor den tijd en voor de eeuwigheid’. En alles, alles in haar, tot haar laatsten levensstond, heeft meegezongen het wonder liefdelied, de jubelende hymne van haar triomfeerende maagdelijkheid. ‘Daar is maar een liefde’, was het hoofdmotief van haar levenslied. En die liefde was God. Ook hier weer het absolute van het idealisme. Buiten haar bruidegom was niets beminnenswaardig, buiten haar zielsverloofde geen bevalligheid, buiten haar Jezus niets, niets waar ze naar opzien kon in zalig verlangen, niets waar ze naar luisteren wilde in vreugdig ontroeren, niets wat ze te beminnen begeerde in de onverdeelde overgave van zichzelven. Hoort ze bazuinen in haar ziel de stemmen van haar goddelijke extaze: ‘Ik vraag aan God dat hij me beware van alle blijdschap buiten Hem. Ik heb besloten mijn verstand te wijden aan de kennis van mijn Jezus, heel mijn hart aan zijn liefde, heel mijn wezen aan zijn dienst’. De kunst wilde ze gebruiken voor Hem alléén, die haar hart had bekoord; de muziek was haar een voor- | |
[pagina 583]
| |
smaak van engelenkoren zingend voor het aanschijn van haar zielsbeminde; en naar Hem wilde zij voeren al de kunstenaars met wie zij in aanraking kwam. 't Is misschien de eenige groote smart geweest van haar leven, te denken dat haar Peter Benoit stilaan afdwaalde van haar lieven, goddelijken Meester. Haar liefdadigheid was maar een vorm van haar liefde tot Jezus. Want in al die kleinen, in al die lijdenden zag zij steeds het verrukkelijk beeld van den Heiland. Als zij draagt de kleine kindjes van haar kindergasthuis en ze zoent met haaf zuivere lippen, dan meent ze 't kindeke Jezus te kussen in zielsvervoering. Als ze de zieken verzorgt en de gekwetsten opbeurt, dan meent ze Magdalena te zijn aan den voet van 't kruis en den lijdenden Zaligmaker bij te staan in zijn droeve stervensuur. Zoo is dan heel het leven van Constance Teichmann geweest de triomf dier ééne liefde. Als de Christoffel uit een modern tooneelspel, staat zij ook in glorievol licht, dragend de kinderen van haar schoonheidsliefde, dragend de wonderen van haar goedheidsdrift, dragend haar geest en haar hart en haar ziel... en zij, die gestaan heeft, levenslang, in den dienst van de hoogste macht, zij ook juicht, met Christoffel: Ik ga met hen
de hoogte der stralende bergen op.
Ik draag alle smart en alle geluk
want ik heb alle macht in God gevonden.
Ziet! Nu komt de lange stoet van die haar begroeten met dankenden eerbied en zegenend lied. Ziet, de kunstenaars, met harpen en trommels, begeesterd haar danken voor de wereld van schoonheid die zij schiep. Ziet, de kleinen met witte bloemen bewuiven haar zachte gelaat dat moederlijk teer hun zwakheid kwam sterken. Ziet, de besmetten, met groenende palmen toejuichen haar handen waarmee ze streelend hun lijden verzachtte. Ziet, de verminkten met roode rozen heel hààr omkransen die 't bloed van hun wonden kwam stelpen, en stillen het leed van hun ziel. Ziet, wij allen, wij groeten haar die bracht aan de wereld, wat aan de wereld nu nog het meest ont- | |
[pagina 584]
| |
breekt. Want zij bracht schoonheid, wijl alles verdort in leelijkheid van aardsch genieten. Zij bracht goedheid, wijl alles vergaat in volkerenhaat en boos egoisme. Zij bracht de waarheid van goddelijke liefde, wijl alles verduistert in twijfelend zoeken! En 't is een heerlijkheid in 't rumoer van ons moderne leven, dat zoo gemakkelijk juicht om oorlogsglories, en geldmagnaten, en lichamelijke krachtprestaties, 't is een heerlijkheid te huldigen hier, in een fiere apotheose: de stille heldin van vredige ziele-grootheid. Volk van Antwerpen, volk van het kunstminnend Antwerpen, volk van het katholieke Antwerpen, houdt de gedachtenis van Constance Teichmann in eer; - want: zij was uw goede engel, de boodschapster en de brengster van de hoogste idealen. |
|