Men neemt niet aan dat de smaak, ook een zintuig, schoonheid waarneemt. Pater Oswald zegt: ‘Het genot welke de waarneming van het schoone vergezelt is zoo blijkbaar van mindersoortige genietingen onderscheiden dat alleen een den mensch-onwaardige grofheid van zinnen in staat is het schoonheidsgenot te verwisselen met ander zingenot, b.v. dat van den smaak.’ Zoo is het gemakkelijk, als men conclusies trekt uit wat men moet bewijzen. Uit de definitie zou P.O. afleiden wat schoonheidsgenot is, maar hij leidt uit schoonheidsgenot af wat de definitie moet zeggen en niet zegt. Verder is P.O. onvolledig over wat waarheid is in de kunst. ‘Waarheid in de kunst is de gelijkvormigheid van het kunstprodukt met de regels der kunst’ maar welke die regels der kunst zijn zegt P.O. niet. Waar hij zegt nopens die regels: ‘hij (de kunstenaar) beheerscht ze; hij is de levende norma’ is hij onduidelijk. Tusschen heerschen en de levende norma zijn ligt het verschil waar het vaak precies om gaat.
Mooie gedichten van Paul Verbruggen, Wies Moens, en Pater Schreurs maken de kennismaking met dit nummer heel aangenaam.
‘Ter Waarheid’ vertaalt oorlogsliteratuur van Bernard Shaw. De sceptieker is er met de schudding en het romantisme dier 5 benepen jaren niet op veranderd. Al de kleine kantjes van de groote zaak, al de duizend manieren waarop de gemeenheid van hebzucht en lafheid zich bloot gaven heeft hij gezien. Hij schrijft daar over met de hem eigen geestigheid en het onverstoorbaar fanatisme van zijn socialistische overtuiging. Shaw is de pessimist met den eeuwigen glimlach, de zedeprediker die zedewet verafschuwt. Aan den ondergrond van zijn luim en geestigheden ligt bitterheid. Zijn geest is een Charlot Chaplin wien het schrijnend ernst is. Een zonderling, maar altijd een groot schrijver.
Volgt een korte inhoud van Shaw's laatste tooneelwerk ‘Back to Methuselah’, waarover Raoul Hoornaert zegt: ‘Dat vijf avonden te reke de Londensche élite naar Chelsea is geweest om dit werk te zien opvoeren, bewijst dat Shaw, die schrijft zonder gevoel, zonder poëzie, zonder moderatie in de alleenspraken, een interessant auteur is’
Ten slotte een objectieve, degelijke studie van hoogleeraar Hans Eibl, der Weensche universiteit ‘zu politischen thesen des Kardinals Mercier’ betreffende den vastenbrief 1924.
Over ‘literatuur en zedelijke vorming’ een artikel van K. Elebaers in ‘Onze Jeugd’.
Breed van inzicht en mooi van gewilligheid om in den schoot van katholiek leven op te nemen ook de nieuwste vormen die literatuur aanneemt en ze daarin, louterend, te orthodoxeeren.
In verband met wat ik in ons vorig nummer schreef over Byron is misschien dit getuigenis van zijn vrouw interessant. Het wordt geciteerd door Pater Gielen in ‘Boekenschouw’ (15 Maart):
- Hij is absolute monarch over woorden en hij gebruikt ze, gelijk Bonaparte menschenlevens, om te veroveren, zonder verder te letten op hun innerlijke beteekenis, hen beschouwend alleen als cijfers, die hun waarde ontleenen aan de plaats