Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 474]
| |
J. Destrée over het talenvraagstuk in België.Af en toe, in de Dietsche Warande, heb ik een en ander over de levenskwestie van de Vlaamsche zaak uiteengezet. Het jongste boek van oud-minister Destrée - ‘Wallons et Flamands. La Querelle linguistique en Belgique’ - scheen mij een uiterst geschikte gelegenheid om dit onderwerp nog eens te berde te brengen. Daar, dacht ik, zal ik tal van juiste of verkeerde beschouwingen vinden, die ik zal kunnen beamen of weerleggen. Maar... ik had zonder de Waalsche lichtzinnigheid gerekend - ‘le Wallon est léger’, zegt M. Destrée zelf. En hij geeft er het bewijs van. In heel dat boek van 186 blz. voor het Fransche publiek bestemd, besluit de socialistische oud-minister, niet alleen tegen de vooropgezette beginselen, maar zelfs tegen de beginselen van zijn partij. Inderdaad hij bekent volmondig herhaaldelijk het belang van den factor: taal. ‘La langue est le signe le plus manifeste, le plus évident, sinon d'une race, tout au moins d'une mentalité, d'une sensibilité’, zegt hij voortreffelijk. En wat verder: ‘La langue est à ce point de vue plus important que la race!’ Met recht ontkent hij in België het ontstaan van twee verschillende rassen: ‘Il n'y a guère de race pure. Spécialement, sur les teritoires qui furent la Belgique’. En elders: ‘On ne choisit pas la langue, on l'accepte de son milieu; et la langue maternelle sera toujours la plus belle’. Ook vindt de schrijver allen taaldwang uit den booze, tegen de natuur, onverdraaglijk... Men zou dus van hem kunnen verwachten dat hij, bij de Walen, een vurige voorstander zou zijn van het Vlaamsche recht. Geenszins, want als men tot de praktijk komt, dan zijn het die ongelukkige Walen die door de Vlamingen verdrukt worden! Luister maar: ‘Ils (les Flamands) nous ont pris notre passé... Lorsque nous songeons au passé, ce sont les grands noms de Breydel, de Van Artevelde, de Marnix, d'Anneessens qui se lèvent dans notre mémoire. Tous sont des Flamands. Nous ignorons tout de notre passé wallon... Iis nous ont pris nos artistes... L'art flamand brille d'un éclat radieux. L'art wallon est ignoré. Ils nous ont pris les emplois publics... Ils nous ont pris notre argent. Nous payons tribut, aussi qu'un peuple vaincu... Ils nous ont pris notre sécurité. Nous ne sommes plus à l'aise vis-à-vis d'eux... Ils nous ont pris notre liberté!’ Zoo gaat het bladzijden lang, uittreksels aan den beruchten brief aan den koning, door Jules Destrée geschreven in 1912, en met welgevallen door hem weer aangehaald, ofschoon hij er nu de separatistische strekking poogt van weg te doezelen. In zijn meesterlijk boek, ‘Klokke Roeland’, stelt Joergensen, met bijtende ironie, den aanvaller: Duitschland voor als een onschuldig lam, verscheurd door het wreede België. Hier | |
[pagina 475]
| |
ook schijnt M. Destrée ons medelijden te willen inroepen voor die rampzalige Walen, slachtoffers van hun Vlaamsche beullen! Ja, want de Vlamingen zijn het getal, en vroeg of laat zullen zij de Walen verdrukken. ‘La Wallonie, qui fut si ardente à réclamer le suffrage universel, trouvera peut-être alors que ses fruits sont amers’, zegt deze voorbeeldige socialist, een der vooraanstaande leiders die ons het algemeen stemrecht bezorgden. En toch: ‘Il n'y a point dans le suffrage universel une vertu mystérieuse qui lui confère l'infaillibité’. Ditmaal zijn wij volkomen te akkoord. Een boek vol onbekookte beweringen en voorstellingen dus. Wij zullen er echter een oogenblik bij stilstaan en de voornaamste dwaalbegrippen van den schrijver aan de kaak stellen. Ik heb den Vlamingen menigmaal verweten dat zij met de geschiedenis niet genoeg rekenschap hielden. De Walen schijnen aan 't zelfde euvel mank te gaan. Want ook M. Destree, gelijk voor den eersten fronter den beste, is België iets artificieels, waar twee verschillende rassen zich noodzakelijk moeten bekampen. Wallonië is een lap van Frankrijk, Vlaanderen een lap van Duitschland: ‘J'ai dit un jour que la Belgique était faite d'un morceau de France et d'un morceau d'Allemagne’. Dus geen historische werkelijkheid, geen land, geen volk door eeuwen lang samenleven, samenvoelen, samentrotseeren der zelfde gevaren, ineengegroeid. En nochtans, op andere plaatsen, erkent de schrijver juist dit feit: ‘Nous sommes les petits-fils des révolutionnaires de 1830; trois générations d'une vie magnifiquement ardente ont établi entre Flamands et Wallons des liens assez solides, ont engendré des souvenirs exaltants, ont donné naissance à un patriotisme commun qui n'est pas toujours de convention’. Als M. Destrée dat erkent voor drie geslachten, waarom het niet uitstrekken tot al die eeuwen, die Vlamingen en Walen in nauw samenvoelen vereenigd zagen? Kurth heeft aangetoond hoe in ieder onzer gewesten, behalve het Naamsche, de twee stammen - zoo men ze stammen wil noemen - in ieder geval, de twee talen nevens elkander bestonden. Pirenne zelf, door M. Destrée gedurig met voorliefde aangehaald, getuigt hoe, zelfs in 't Luiksche, de kennis van het Vlaamsch van de officieele ambtenaren vereischt werd, in de middeneeuwen, in het Burgondisch tijdvak. Wat zou M. Destrée daar nu van zeggen, hij die moord en brand roept omdat ambtenaren, in België, de taal hunner onderhoorigen moeten machtig zijn? Maar logica, wij hebben het gezien, is niet de hoofdhoedanigheid van den schitterenden Destrée. Bij welke menschen ook speelt zij de voornaamste rol? Gevoel, passie sleepen de meeste menschen mee, en van redeneering is weinig spraak. - Men wordt het wel gewaar in onderhavig werk. Het beste zal dan wel zijn geen redeneeringsdraad te zoeken, maar eenvoudig aan te halen wat den lezer kan interesseeren. | |
[pagina 476]
| |
Als Belgisch gevoel: ‘Cette querrelle (des langues) menace-t-elle (l')existence (de la Belgique), ainsi que l'ont clamé certains, trop prompts à s'effrayer? Je n'en crois rien. La Belgique est une réalité assez robuste pour sortir sans dommage d'une telle crise’. - De twee aaneengebrachte ‘lappen’ zijn dus tot iets taais en sterks geworden. In de zelfde richting: ‘Je pense que la moindre alerte extérieure rendrait (le patriotisme commun) évident et agissant. Si quelque voisin menaçai notre indépendance, Flamands et Wallons se trouveraient instantanément unis pour lui tenir tête. Mais aussitôt le danger passé, ils retourneraient à leurs querelles’. Dit werd voor den oorlog geschreven, in den beruchten brief aan den Koning van 1912. M. Destrée was in dien pathos goed profeet; ook in het laatste zinnetje; maar waarom doet hij aan de kibbeling mee? Ja, 't is waar, ik vergat die rampzalige Walen, die wij steeds gebukt hielden onder de Vlaamsche verdrukking! Want M. Destrée neemt het heel ernstig op. En weet ge waarop geheel zijn redeneering (?) berust? Op het volgende feit: De Walen zijn eentalig, de Vlamingen tweetalig. Dat staat vast. Dus is het een ongehoorde dwingelandij de Walen een tweede taal te willen opdringen, maar niet zoo te handelen tegenover de Vlamingen worden zij enkel begunstigd. Gij denkt zeker dat ik overdrijf. Geenszins. ‘L'horaire des chemins de fer, etc.... un incomparable monument de la frénésie des traducteurs. Il y a dans les bureaux de ce ministère des employés que nous payons pour défigurer de la maniere la plus sanguine les noms de nos villes et de nos villages... Le ministère des travaux publics vient de suivre l'exemple des chemins de fer. Il a fait placer, au coin des routes, des plaques indicatrices bilingues. Près de Chimay (Chi-mei), on peut lire Soze Sint Goorinckx; à Huy (Hoei), le che-min de Borgworm; à Charleroi, Marchiennes Ter Brug’. - Denk eens na!. Maar dat nevens Antwerpen, Anvers staat, nevens Rousse-laere, Roulers, enz., dat is niets. En wij, Vlamingen, het sterkst in getal, betalen natuurlijk niet de ambtenaren van den vertaaldienst. Alles is van 't zelfde allooi, en wezenlijk geen weerleggen waard. Ik had mij nochtans op eene aftakeling van de Brusselaars - la Cité des Métis’ - verheugd, maar dit ook is tegengevallen. Want, met zijn ongeneesbare illogiciteit besluit de oudminister weer in tegenstrijd met zijn begin. Blijkbaar was de tijd dat hij aan den officieelen disch gezeten was, de gulden tijd voor hem en kan hij die herinneringen dan gulden in zijn hoofd bewaren. Hier een staaltje nochtans van die Métis-typeering: ‘une-seconde espèce de Belges s'est formée dans le pays, et princi-palement à Bruxelles. Mais elle est vraiment peu intéressante. Elle semble avoir additionné les défauts des deux races, en | |
[pagina 477]
| |
perdant leurs qualités. Elle a pour moyen d'expression un jargon innombrable dont les families Beulemans et Kakebroek ont popularité, la drolerie imprévue. Elle est ignorante et sceptique. Elle a pour idéal un confortable médiocre. Elle ne croit à rien, est incapable de générosité et d'enthousiasme, soupçonne toujours chez autrui le mobile intéressé, abaisse par la “zwanze” toute idee qui la dépasse... Cette population de la capitale, dont quelques échantillons épars existent en province, n'est point un peuple: c'est un agglomérat de métis’. Hier is de echte Waal aan het woord. - De Luikenaars van mijnen jongen tijd zagen met verachting neer op Brussel en al wat Brusselsch was. Luik alleen telde. Die taal is ook van voor den oorlog - uit den beruchten open brief - en van voor het ministerschap. Op het einde van het boek, en van het hoofdstuk ‘La Cité des Métis’, besluit M. Destrée integendeel: ‘Au surplus, si j'insiste sur cette psychologie, ce n'est pas pour la blamer d'une façon absolue. Elle peut avoir sa grandeur. Si la masse de la population bruxelloise est sans originalité et sans âme,... il s'y forme, depuis un quart de siècle, une aristocratie intellectuelle, dont l'esprit est attentif à toutes les manifestations de la science et de l'art, en Europe et dans le monde... La cité des métis devient de cette façon l'ardent foyer d'une civilisation européenne; c'est un rôle assez beau pour que nous puissions beaucoup lui pardonner.’ Is deze man geen virtuoos in de kunst om zich zelf tegen te spreken? Nu, het Fransche volk is op waardige en volkomen wijze ingelicht over: ‘La Querelle linguistique en Belgique’!
M.E. BELPAIRE. |
|