jaar gestorven is, zijn leven zoo dwaas en zoo losbandig heeft geleid als gij zegt, dan vraag ik mij af waar hij den tijd heeft gehaald, om al die gedichten te schrijven’.
Dat werk is nu verouderd. Door het chaotische van zijn eeuwige onrust, zijn heimwee en zijn grootsch verlangen, had hij ons nader kunnen staan die toch ook uit den chaos van oorlogsche en naoorlogsche conflikten rijzen in heimwee en verlangen naar vrede en rust.
De macht en de wildheid echter van zijn romantisch recept, al gelijkt het aan onze verscheurdheids-crisis in onevenwichtigheid en woestheid, maken hem ons indigest. Bij hem het leven-in-het-gevoel vooral; bij ons in al de kunsten strevingen naar intellektualiteit. Bij hem, gevolgenlijk de scepsis der encyclopedisten waaraan hij de modernen ontworstelt en zich zelf de verwoedste romantisme-aanvallen op den hals haalt, een bizonder genot in het avontuur van den geest, een vermetele speel-lust; bij ons die, met al onzen honger naar geestesvoedsel, ons zelven niets groots tot houvast konden waarborgen een grabbeling naar éénheid; bij ons een zucht naar het Eéne Volmaakte dat wel in duizend droggedaanten aanbeden wordt maar niet dartel van hier naar ginder gesmeten, niet geprostitueerd. Bij hem de schijn slechts van een breed bruischend leven, beroerend de diepste gronden van de ziel, en in waarheid slechts een brand van driften die later oversloeg naar het materialisme, bij ons, die van het materialisme de wrange vruchten kregen te proeven in de wereldverwoesting van pas geleden, een leven dat, van pose wars, hunkert naar het hoogere met minder passie en met meerder ernst. Tegenover onze katholieke herleving, ten slotte, waar die beginselvast de rangorde wil handhaven van gevoel en rede en ook intellektueel het dogmatisme van een katholieke wijsbegeerte huldigt staat hij, als mensch van ongebonden leven, als gevoelsmensch zonder zelfbedwang, als intellektueel zonder stuur, volstrekt als tegenvoeter.
Door deze drie trekken staat hij voor ons getypeerd onder drie stralen gericht op eenzelfde middelpunt: hoogmoed. Hij is aan hoogmoed, ondanks zijn