| |
| |
| |
De zegen van het pessimisme
door P. Thuysbaert
Dat het Bestuur van de Hoogeschool, bij deze verhevene plechtigheid een notaris - en dan nog bijna een notaris van te lande - verzocht, om de feestrede uit te spreken geeft mij de verzekering en - laat het mij zeggen - de geruststelling, dat niets buitengewoons zal verwacht worden.
Op den dag van den grooten heiligen Thomas viert men de wijsbegeerte, dit is, zinnebeeldig uitgedrukt, de zon. Uit mijn rede zal - helaas - niet het heldere licht der wijsbegeerte vloeien. Ik vertroost mij - en excuseer mij bij UEd. met de gedachte dat in de zon ook zonnevlekken zijn. Dit meen ik wel aan te durven: na de heerlijke lessen van wijsheid die U hier worden bedeeld, de vlek te vormen die in het zonnelicht past.
***
Misschien is het die bedenking der zonnevlek die mij er toe bracht voor UEd. op dit zonnig feest, een donker onderwerp als dit van het pessimisme te behandelen. Dit onderwerp wil ik plaatsen op het gebied der sociale wetenschappen - wel een der hoofd-vakken aan deze bloeiende hoogeschool. Meen dus niet dat ik bedoel een zegen te noemen het modern individueel pessimisme, dat in den hedendaagschen mensch is opgegroeid naarmate het geloofd daalde en verzonk, - en in de letterkunde de zwartste bloemen liet bloeien die kunst ooit vermocht te teelen. Het leven is een werkelijk vertraagde film geworden - voor vele menschen die alleen kennen de straat, het zinsverdoovend rumoer van het stadsleven, - en de kille omhelzing van het water, wanneer zij, na het genot, in de verlatenheid van hun ziel neerzinken... gedrenkt door zwarte wanhoop.
Voor Christelijke menschen bestaan de bruggen niet om in het water te springen, maar om beter nog in het water den hemel te zien. Zij verdrinken zich alleen in de gedachte aan God en aan het eeuwig geluk; - en terwijl onze vertraagde film ons doet rij- | |
| |
zen naar de zon, verhoogt hij in ons den troost en de zielevreugde. Het lijden zelf wordt een vreugde, ‘perperche questo è nostro’ - zegden de Fioretti. En dan beschouwen wij dit alles nog met de kalmte van de wijsbegeerte, die twijfel verslaat met zekerheid, besluiteloosheid sterk met daadvaardigheid, doelloosheid bindt aan een doel: wij voelen ons door de christelijke wijsbegeerte eerst mensch worden, wij voelen in onze ziel een ruggegraat groeien die haar opricht en beweegt tot gaan. Maar welke ongekende vreugde wanneer wij in onze ziel, benevens de kracht van het weten ook, de oogen voelen van het geloof, dat laat bekijken het bovennatuurlijk leven, waardoor wij deelachtig worden aan een rijkdom, aan een grootheid, aan een natuur, die wij onmogelijk kunnen voelen, noch begrijpen. Geen sprookje ter wereld, waarin asschepoesters princessen worden of arme mulders-zoons prinsen, kan doen beseffen de oneindige verandering die een Katholiek ondervindt wanneer hij door het geloof verneemt dat hij Gods kind is in de werkelijkheid.
Die vreugdebrengende waarheid, - voor alle menschen door den Godmensch zelf verkondigd en door de Kerk in hare predikingen, hare sacramenten en in hare zingende liturgie; door de grootsten der dichters als Dante, als Vondel, als Gezelle, geschreeuwd, - door de grootste der denkers als Sint-Thomas uitgebazuind ... hoe heeft de mensch die kunnen opsluiten achter poorten van ongeloof, wegstoppen in graven van twijfel dieper en vaster als deze der Egyptische Toethankamens, verdrinken in oceanen van wanhoop?... Nochtans kennen wij nevens onze kerken, talrijke medemenschen die zitten te treuren over den onvindbaren vrede en het ondenkbaar geluk... en in zich dragen 't beginsel van ontbinding: de wanhoop.
Eigenaardig is het nu dat benevens dit zwarte pessimisme dat in al de vochtige kelders van den twijfel woekert als zwam, in de laatste eeuwen een optimisme is ontstaan dat in geen vroegere, een tegenvoeter vindt. De afschuwelijke zwammen die in zich geen frischte, noch levensblijheid voelen, droomen allen dat zij natuurlijk in hune afstammelingen tot bloemen
| |
| |
zullen vergroeien. Geen mensch die niet denkt dat het menschdom vooruitgaat; - de vooruitgang, ‘le progrès’, zijn woorden die nooit geklonken hebben als nu! Het menschdom voelt zich groeien - en gelooft dat hier op aarde - het geluk terugkomt... later maar zeker. Mysterieuse ontaarding van de bovennatuurlijke deugd der hoop! Men verhaalt gaarne dat bij het naderen van het jaar 1000, het menschdom werd aangegrepen door een ijselijken schrik: ‘la terreur de l'an mil!’
‘Al deze verschrikkingen, als verscheidene zich ophoopende wolken een orkaan vormend, vloeiden samen bij het einde van het eerste christelijk duizendtal in een enkelen en onmetelijken angst.’ Aldus Carducci, de groote maar soms anticlericale dichter van Italië. Of die algemeene schrik wel ernstig is geweest kan gerust betwijfeld worden; min te betwijfelen is de optimiste, hoopvolle stemming van het menschdom bij het naderen van het jaar twee duizend. - Gansch het volk wordt aangegrepen door een geloof aan den vooruitgang - en gansche secten verwachten met eenige hervormingen het aardsch paradijs.
Niemand heeft beter dit modern optimisme ontleed dan Georges Sorel in zijn boek: ‘Les illusions du progrès’. Zeer bindend is zijne poging om de geschiedkundige ontwikkeling van dit optimisme op te sporen... Men glimlacht nu wanneer men herleeft het litterair enthousiasme der XVIIIe Eeuw, die overtuigd was dat zij het hoogtepunt der belletrie bereikte, - de mode der wetenschap die de scheikunde in de salons en damespraatjes introduceerde, de extase voor de waarschijnlijkheidsberekening die met lange berekeningen deed besluiten dat een zeker vonnis kon verwacht worden van een jury die zou bestaan uit 97 leden. Die blijde verwachtingen hebben hun vitaliteit verloren en wij kijken er naar als naar achttiendeeuwsche pruiken die getaand onder een venster rusten. Andere achttiendeeuwsche droomen zijn nog niet uitgedroomd. De messianieke verwachting van het volksonderwijs, waaruit men de volmaking van het menschdom zag opgroeien;... nog leeft die phraseologie... en niemand durft te zeggen dat dit volksonderwijs feitelijk voor de massa als eenigen uitslag
| |
| |
heeft het dagelijksch lezen van het modern dagblad, dat in de geschiedenis der geschreven documenten zal geboekt staan als een vennootschap van het slechtste papier met de armzaligste geesteslectuur. - De marsch naar het parlementarisme en den constitutioneelen staat ... was een even blijde reis naar het beloofde land. Niet zooals in de vroegere eeuwen wilde men eenige hervormingen ten goede die altijd natuurlijk mogelijk zijn, neen, men ontdekte het definitieve, volmaakte, eindelijke redmiddel.
Men wordt het parlementarisme moede als het staatsregiem dat met het maximum verontrusting van den Burger, hem het diepst vernederd heeft. - Daarna is het socialisme gekomen met zijne apocaptylieke verwachting. Geen principieel bezwaar kunnen wij hebben tegen een collectivisme dat als een praktische methode wordt geëxperimenteerd. Maar dit is niet het socialisme. Het socialisme, in zijn volksuitdrukking, is het geloof dat het menschelijk geluk enkel en alleen afwezig blijft omdat de steenen van de fabrieken en het staal der machienen niet in gemeenschappelijken eigendom berusten. In de volkspropaganda van het socialisme leeft nog fel het dogmatisme, dat niet alleen armoede, maar alcoolisme, ondeugd, twist en tweedracht veroorzaakt zijn door het privaat capitalisme. - De theoretici spreken wel anders, maar het volksgeloof dat levend is... blijft aan de eenige erfzonde van het privaateigendom gelooven!.... Even optimistisch treedt op het voorplan het paedagogisme... dat zijn hoop stelt op opvoedingsmethoden. Het alcoolisme, de onzedelijkheid, de ongodsdienstigheid, de ondeugd zijn er omdat de ouders en de opvoeders niet goed weten hoe de opvoeding te doen. Er is een wetenschap, nog ongekend, maar te ontdekken, die op al die terreinen, den juisten en zekeren weg aanwijst. Bemerk wel dat ik niet beduid dat er niets precieus te vinden is in de opvoedingsleer, maar dit mystiek geloof in de bepaald reddende kracht van de paedagogie is het verderfelijke optimisme.
Wij zouden dit optimisme kunnen opvolgen op verdere gebieden; het leeft in bijna alle wetenschappelijke werken. Werkelijker nog leeft het in de letter- | |
| |
kunde, vooral in romans, tooneel- en dichtkunst. Ik zou haast durven zeggen dat het een gemeenplaats is geworden - en zelfs door katholieken hoort men dikwijls stellingen op maatschappelijk gebied verdedigen niet als een fragmentaire verbetering - maar als een hervormingsplan waarmede werkelijke paradijsche toestanden bereikt worden.
Het leeft niet alleen bij individuën, het leeft in de massa. Een zeer eigenaardig modern verschijnsel zijn de congressen op alle gebied, die er niet zijn om vragen te stellen maar om besluiten te stemmen. Specialisten- of massa-congressen durven het aan, zonder glimlachen, te stemmen, met absolute meerderheid dan nog, over de bepaalde hervormingen om den mensch gelukkig te maken. Niet alleen op Congressen voor opvoeding en zedelijkheid worden de heiligste reddingsmiddelen aangewezen, maar op turncongressen en andere worden besluiten voorgedragen... met een wereldhervormende kracht.
Zeer opvallend mag men noemen dat dit optimisme zich niet uitdrukt in een geloof aan de heilzame gevolgen van één hervorming, maar veeleer schijnt verbonden met de denkwijze zelf. Natuurlijkerwijze, op welk gebied men zich ook bewege, schrijft men met een mysterieuze intuitie van bepaalde en universeele redmiddelen. Een letterkundige trekt de lijnen niet van 'n nieuwen interessanten vorm van dicht- of dramatische kunst, maar stelt ten aanzien der eeuwen - de bepaalde regels van dichtkunst en drama. Ieder vrijzinnige moralist verkondigt in tegenstrijd met het overgeleverde de moraal. Dit is natuurlijk bij katholieken die aansluiten bij de oeroude waarheid, - dit is min natuurlijk bij wijsgeeren die niet beweren aan te sluiten, maar de ongekende moraal verkondigen. Op maatschappelijk gebied is het optimisme het meest opvallend; de maatschappelijke geschiedenis wordt door den band als een steeds opgaan voorgespiegeld, en elke bewust negentiendeeuwer heeft voor de sociale toestanden der toekomst een volmaakt reddingsplan: dit is zijn identiteitskaart.
Het verderfelijke van de sociale toekomstplannen ligt vooral in het feit dat het ongeluk van het menschdom steeds wordt geweten aan uitwendige oorzaken.
| |
| |
De mensch is slachtoffer van toestanden en omstandigheden; met die te verwijderen rijst het geluk automatisch op. Ons politiek leven is doorweekt met dergelijke opvattingen.
***
Onbevochten is dit pessimisme niet gebleven. Heel de Katholieke leer allereerst is een protest. Toch moeten wij wijzen op het zeer eigenaardig feit dat de Katholieke wetenschap een gesloten wetenschap is. Haar voertaal was het latijn, en nu nog schrijven haar wijsgeeren in het latijn. Wat inde ‘eloquentia volgare’ verschijnt is soms vulgarisatie en poogt zich naar de moderne melodie te schikken. Het is zeer in de mode moderne letterkunden te ontdekken: de noorsche, de poolsche, de russische, de indische. - De Katholieke latijnsche letterkunde, oude en moderne, wacht ook nog op haar ontdekking. Kijk in de bibliotheken rond, in de boekhandels - het sterke, het beste is er afwezig. Ik ben ooit zoo vermetel geweest in een winkel die den zeer bekenden naam droeg: Société de Saint-Augustin, het ‘De Civitati Dei’, van den Heiligen Augustinus, te vragen. Niet alleen was het boek niet in voorraad, maar het scheen den handelaar ondenkbaar dat dit zou kunnen bezorgd worden. Een Milanees wees mij eens op een prachtig werk van den Heiligen Ambrosius over de maagdelijkheid. Het is niet te bereiken dan in globale massieve uitgaven, die enkel rusten in bestoven hoeken van openbare of seminariebibliotheken. Die wijsheid komt niet in populaire uitgaven, en de rolpersen en de lynotypie zijn niet uitgevonden voor haar.
In de laatste jaren beginnen de gedachten te keeren en het verzet tegen optimisme en rationalisme wordt zeer gemeen. De Maistre werd met min liefde gevierd tijdens zijn leven dan bij den honderdjarigen verjaardag van zijn overlijden. Proudhon, - de atheist, - en ook de eenigzins optimist, maar tevens de zeer radicale tegenstander van de opkomende socialistische epopée, - wordt een actualiteit. Sorel, Chesterton, Bloy, worden de auteurs der jongeren... men ontdekt weer de oude waarheid.
Sorel schrijft in een zijner werken dat het boek
| |
| |
der toekomst is: ‘la méthaphysique du mal’. Zijn optimisme is het pessimisme. La métaphysique du mal dat is de katholieke waarheid. Het geluk op aarde is eene praktische onmogelijkheid. Wij voelen ons staan op de stellingen van den Babeltoren, op den avond van den dag dat het bepaaldelijk onmogelijk bleek met steenen den hemel te bereiken. Wij hooren rondom ons de verwarring der gedachten als destijds de verwarring der talen. En wij dalen met moeite... om aan den voet der babeltorens van het optimisme, met het oog op de gesloten poort van het aardsch paradijs, op de ongemakkelijke en lage bank der erfzonde onzen eeuwigen menschendroom te mijmeren! Droefheid vol hoop, spijt vol verwachting, treurnis vol blijheid. De zegen van het pessimisme.
Blijven de deuren van 't optimisme - het aardsch paradijs - toegegrendeld, verdere maar hoogere gezichteinders worden zichtbaar. Door God geschapen - met die mysterieuze, onbegrijpelijke macht van den vrijen wil - waardoor wij ons zelf naar de diepten der erfzonde hebben begeven, behouden wij dien vrijen wil om ons menschelijk wezen weer tot God te voeren. Door de Verlossing van den Godmensch worden wij niet alleen tot een geluk geroepen dat de bevrediging is van ons natuurlijk verzuchten... maar tot een hooger ondenkbaar bestaan van bovennatuurlijk geluk in het lciht van God. Zinneloos - in zijn letterlijken zin - is dit Katholiek optimisme, en laat het Babeltorenoptimisme van het modern rationalisme verbleeken.
Dit wordt ons ook toegegeven door onze ongeloovige broeders, die dan onmiddellijk het verwijt toerichten dat wij met een hemelschen droom den strijd om het aardsch geluk willen stop zetten.
Toch heeft ons eeuwig optimisme dit groote voordeel dat nooit in het babeltorenoptimisme te vinden is, namelijk, dat door God iedere mensch tot het geluk is geroepen. Komt eens het aarsche geluk, b.v. door het collectivisme, of communisme, - wie zal dan als mensch zich kunnen troosten, dat dit toekomstig geluk alleen werd bedeeld aan de geslachten der toekomst, - de weelderige gelukscapitalisten tegenover de millioen lompenproletariers der ellende van 't ver- | |
| |
leden. De onrechtvaardigheid van dit geluk zou het ongenietbaar maken. Bij de katholieken integendeel is elkeen voor zijn geluk verantwoordelijk ofschoon 't geluk niet wordt toebedeeld met de aarzelende weegschaal van een menschelijke rechtvaardigheid, als een loon, maar me tde onvatbare prodigaliteit van Gods Glorie. Ons geluk is niet de rust om de klassen der toekomst, maar pax hominibus bonae voluntatis.
Benevens het breeder collectivisme van het Goddelijk geluk en hare grootere rechtvaardigheid tegenover het menschdom in zijn geheel, ligt nog in het katholiek erfzonde-pessimisme een grootere, meer blijvende dadenkracht. Zal nog lang het menschdom zich getrokken voelen door steeds nieuwe opgezette idealen die gestadig afbrokkelen en neerstorten? - Wat een integrale allerzielendagdroefheid ligt er niet in het boek ‘Het Offer’ van Henriette Roland Holst, gezwollen nochtans van optimisme in de uitkomst van den strijd die eens de aarde herscheppen zal
uit al wier poriën broederschap lacht.’
In het eerste bedrijf vinden de russische arbeiders de alles heelende vrijheid:
‘Wij echter sture' onvervaard dag aan dag door de luchten
onze woorden, blijde herauten, uit,
verzekerd dat makkers tusschen al die helsche geruchten
zullen onderkennen het levenwekkend geluid:
‘Onze soldaten hebben de wapens weggeworpen,
van hun broederlijken wil een getuigenis;
doet insgelijks, o werkers uit alle steden en dorpen
der aarde en de vrede daalt, uw vrede’. - Het is
als hoor ik een groot geluid schallen door de landen
zingende menschenstoeten stroomen aan;
bloemgetooide schakels zijn hun handen:
de makkers soldaten hebben de daad gedaan.
Verbroedring vliegt langs alle aarde-zalen,
als het licht vliegt door een stad van huis tot huis:
de schrille stemmen zwijgen die 't moorden bevalen,
de diepe hartegalmen zegepralen,
de aarde wordt vol warm levengedruisch.
In het laatste bedrijf is het optimisme andermaal
| |
| |
te leur gesteld, en Vera zingt:
Genooten, laat vertwijfling
niet langer uw blikken omfloersen:
zij past den strijders voor een nieuwe wereld niet.
... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
Maar wij die dachten: ‘'t zwaarste is volbracht’,
beseffen nu ‘het zwaarste gaat nog komen.
Wij weten niet wat alles komen gaat,.
Wij, Katholieken, weten stelig dat op de aarde leven altijd zal zijn ‘niet weten wat alles komen gaat’. Wij kunnen niet hopen onze planeet om te scheppen, maar wij weten dat wij in ons zelf het geluk kunnen verdienen. Wij weten dat voor allen de deugd der hoop de groote boom is, die op aarde een lommer van berusting verspreid en tevens de zekere belofte van het euewi ggeluk, - wij weten dat God aan onze persoonlijke verdiensten een gemeenschappelijke kracht heeft gegeven, want de Gemeenschap der Heiligen en de schatten der Katholieke Kerk zijn bij hun verdeeling niet verbonden aan de wetten van het menschelijk ruilen. Wij zien het menschdom heel anders. Wij hoeven ons zeker niet neer te leggen bij het maatschappelijk onrecht. Aan God kennen wij de macht toe ons met beproevingen te bedenken, niet aan onze medemenschen en uit hun handen mogen wij alle wapens van onrecht en lijden rukken - maar wij weten dat ook wanneer wij daarin niet slagen, geen medemensch ons ooit het eeuwig geluk kan afpersen, en geloof, hoop en liefde voor onze ziel paleizen zijn, on-onteigenbaar, onaantastbaar en veilig. Ons aardsch pessimisme is vol blijheid en berusting.
O solennité de la vie! laat Claudel zingen door den Chineeschen keizer die de eeuwige waarheid ontdekt op 't oogenblik dat de melaatschheid zijn oogen uitgedroogd heeft, - o solennité de la vie! je n'ai plus d'yeux, mais mon poids même est devenu un sens très subtil;
Par la force qui maintient l'univers en équilibre, je me tiens debout.
C'est ici que nous avons a subir l'iréparable épreuve,
| |
| |
Dans la considération des cieux démésurés, avec le soleil sur notre face
Et la peine inperscriptible sous nos pieds.
***
Bénie soit ma naissance et bénie soit cette heure où j'existe et vis!
Puisque rien n'est fermé sur nous, mais à notre côté la capacité du Ciel inépuisable est ouverte.
|
|