uitgezonderd, louter scheppende literatuur. Twee primeurs van vlaamsch werk, een passiespel van Hilarion Thans en een fragment uit Ernest Claes' jongste werk ‘Het leven van Herman Coene’. Van beide zal D.W. en B. voor Vlaanderen de blijde inleider zijn. Van Willem de Merode deze slotverzen:
Jeugd is gelukkig en God geeft den slaap
aan zijn beminden, een vermoeide knaap
verzorgt hij teerder dan zijn mondige erven.
Jeugd is gelukkig in het groot gewoel
van veilge vree en levens' vaste doel.
Jeugd is gelukkig, maar een man moet zwerven.
In ‘Wil en Weg’ 15 Maart een vlotte studie over eenige werken van Frans Marc ‘een groot expressionist die met een buitengewoon sterke liefde van de dieren hield’, ‘in den oorlog doodgeschoten toen hij nog geen 26 was’.
Over een ander, een vlaamsch, maar blijkbaar heel wat minder genietbaar expressionist met name Victor Servranckx, - schrijft Wies Moens in de derde ‘Pogen’ aflevering. Zeer wijs betuigt steller dat hij geen ‘pleidooi’ bedoelde te houden voor de ‘wijze’ van een Servranckx en wil zijn lof wettigen door zijn ‘verwachtingen’ over hem. Vooralsnog schijnt me naast de drie reproducties het proza van Wies Moens te mooi om aan zoo'n werk te worden besteed.
Een fragment uit Antoon Van de Velde's ‘Christoffel’ en een vers ‘Gebed voor Lenin’ vormen al de scheppende literatuur van deze aflevering. Vast heel weinig, te weinig ‘pogen’.
Paul Colin kroniekt de Fransche literatuur in ‘Biblotheekgids’ en heeft het deze maand over de ‘katholieke stuwing in de Fransche literatuur’. Henri Massis heeft niet malsch met hem af te rekenen, ‘het zal bekend worden dat de vriendschap van Massis, samen met zijn overtuiging te koop is en daarbij nog niet bijster duur kost’.
‘Tooneelgids’ is deze maand vermeldenswaard om de bijdragen ‘Strijd om het decor’, door Leo Van Dorpe en ‘Ed. Verkade over modern tooneel’ door Jan Boon.
Het tijdschrift dat zich tegenwoordig met een ernst van belang gewoon-weg belachelijk maakt heet ‘Vlaamsche Arbeid’ onder leiding van Jozef Muls. Het is nooit ons inzicht fanatiek af te breken en ondanks onze vasthoudendheid aan persoonljike opvattingen, stellen wij steeds denken en voelen voor alle richting en uitdrukking open. Wat hier echter aan vlaamsche poëzie verschijnt is van het onbenulligste en komiekste dat ergens is te vinden. En niet alleen dat. Het is deze maand den katholieken redacteur van dit vervallen tijdschrift zelfs wenschelijk gebleken een tooneelproeve te publiceeren van een zeker heer Victor Brunclair, tooneelproeve die, alhoewel letterkundig onbeduidend, toch den gemeenen durf heeft weinig minder dan pornografisch te wezen. Het is onze plicht hierop te wijzen. Er is ruimheid en ruimheid. Er is een ruimheid die eerbaarheid en beginselvastheid doet verliezen. Dat is de ruimheid van ‘Vlaamsche Arbeid’ en het katholieke Vlaanderen dient ertegen gewaarschuwd.