Christelijke poëzie, door Richard Dewachter, Puers.
Ik had van dezen dichter weinig goeds gehoord. Zijn twee (of drie?) vorige bundels hadden me weinig stichtelijk aangedaan door hun droeven bombast en haast totale afwezigheid van eenig fijner taalgevoel. Nu ben ik blij. Dit is een veel beter boekje verzen. Valt het zoo wat (om een zelden gebruikte uitdrukking te bezigen) in het teeken des tijds dat er christelijke kunstwerken worden geschreven waarin de naam Gods ettelijke malen per bladzij wordt ingeroepen, het is toch merkwaardig dat de geestelijke levensverdieping Richard Dewachter een artistiek accent laat treffen dat we kwalijk van hem konden verwachten. Een artistiek accent noem ik de vloeienden bewogenheid die, hoe weinig gaaf en hoe onzuiver ook, tot aan de laatste bladzij, mij toch den moed ontnemen deze christelijke poëzie niet aan te bevelen als een nog vage artistieke belofte. Maar toch een belofte. Verdieping van denken en leven weze Richard Dewachter's leuze. Zij zal hem ingeven nog veel eenvoudiger woord en nog directer uitingsvorm.
W.S.
Jef Leynen. - Liederen van Innigheid, uitgave der Sint-Lambrechtsgilde van Limburg. - Voor België 6.00 fr. - Voor Holland fl. 1.50.
Zuiverder toon weet alreeds Jef Leynen te treffen. Bij hem vloeiendheid van rhythmus, zachtheid van het woord en de stille weemoed die alle drie van Limburg zijn. Hij staat daardoor Hilarion, dien hij zelf propageerde in den schoonen bloeitijd der omheinde hoven heel na, maar ook ver eronder. Dat mocht. Thans stond op in een na-tachtigersche periode en deze zenuwachtige jaren brengen geen dichter meer voort van zijn stijl en gehalte, Jef Leynen moge zich nog zoo afzonderen. Eenzaam te zijn en niet de milde zonnewijding te hebben gekend van de liefde, met alle verlangen naar levensfijnheid en edel gedroom zich te voelen vervreemden van wereld en bijna alle menschen om te behouden als alle warmte wat uitzonderlijke maar daarom des te zorgelijker gekoesterde vriendschap, dat is wel de, mij overigens zeer sympathieke ziel van Jef Leynen in Liederen van Innigheid. Het zal hem als ‘défaut de ces belles qualités’ waarschijnlijk ontbreken aan de, wat ik zou durven noemen, poëtische levensworsteldrift waaruit geweldiger, spontaner werk ontstaat. En dit verklaart wat de altijd gereede verzen- en eerste bundel-inleider, pastoor Cuppens, in de inleiding meedeelt, dat de dichter deze verzen jaren lang herzien, herwerkt, verbeterd heeft. Ter zake is dat een lof voor de artistieke nauwlettendheid van dezen fijnen Limburger, niet steeds voor zijn poëtisch kunnen. Welnu na jaren omwerking, enz., mag een gedicht als bv. Communiedag, niet meer zijn wat het nu is, mocht Leynen bij ‘Denk soms aan mij’ (blz. 47) al eens gedacht hebben aan De Musset's bekende ‘Souviens toi’, inhoud, rhythmus en prosodie, en in alle geval geen gerijmel laten staan als:
te bloeien staan, te bloeden, o!
en sterven ongeplukt, zoo noo!’
Zonder dat weinig laakbare mag de bundel, mag Jef Leynen er zijn!
G.v.M.