Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Uit ‘Poëma missale’. Fragment. Oblatio vini. En hier is Wijn: loof ik hem niet, Gij looft hem, Gij, die rijpen liet de bessen, die te pronken hangen met zooveel zon en zomer in, dat, hier in 't vonkelend vocht ervan, ik nog den luister speuren kan van 's Zomers gouden keel en kin, van 's Zomers ovenlaai-ter-wangen, van 's Zomers oogen toovergloed! Er zingt een Zomer in mijn bloed! U zij die Wijn, en 't gene erin bleef tintelen, Heer!: Uw zonneschijn Uw zon, die, wijngeworden, nog verwarmen wil eens ziel en zin! Ik offer ook het milde zog der Aarde, die met 't allerbeste uit hare borst den wingerd leschte. Ik offer U den Herfst, en 't zwieren der ranken om het hoofd diens fieren, die - ('t Is zijn dood, en zijn victorie.) het land bekroont met druivenglorie! Ik offer U bij voorbaat 't Heilig Bloed, Dat offer is alvast u welkom! - Lacht de landman blijde al loerend naar de pracht van eigen wijn en wasdom en gewin, voorwaar, o Wijnstokplanter, Gij niet min, als daar ornhoog uw Zoon zijn intreê doet met Wijn uit uw Plantsoen: zijn goddelijk Bloed. [pagina 98] [p. 98] Aanvaard ook 't leekje water, dat verging in wijn als bij natuurvermengeling: aanvaard meteen het menschelijk geslacht: 't werd door Uw Zoon tot goddelijkheid gebracht. Aanvaard den Mensch uw Zoon, en ons, die zijn in Hem mèt Hem, als 't water in den wijn. Aanvaard me: 'k weet het, 't loont de moeite niet - ik vrees dat Gij met toornende oogen ziet naar mij, doch, God, zie, bid ik U, naar mij niet. Zie Jezus: ik ben boos, doch Hij niet, Hij niet! JAN HAMMENECKER. Vorige Volgende