Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
De Herleving van het Katholiek Vlaamsch tooneel.Weinig landen hebben zoo diep eene traditie van volkstooneel als Vlaanderen. Wat ons is overgebleven uit de Middeneeuwen, hoe luttel ook, laat ons vermoeden wat sterke en groote kunst destijds bestond. - De rederijkers hebben daarna de traditie der volksopvoeringen levendig gehouden, zoodat wij nu - als geen enkel land - nevens ieder kerk - hoe schamel ook, een tooneelmaatschappij hebben. Wie zal ons zeggen hoeveel duizenden opvoeringen er jaarlijks in Vlaanderen plaats grijpen? Wat de vloed dier tooneelopvoeringen voor het geestelijk en godsdienstig leven van ons volk beduidt - moet tot dusver niet te hoog worden geschat. - Spijts alle loffelijke pogingen, heeft dit tooneel zich nooit tot een werkelijke roeping weten te verheffen, tot een werkelijk leidende kracht - die de volksziel, met een geweldigen ruk op een hoogeren stand voert. Uitstekende troepen zijn er bij de vleet, en zelfs velen, die streven naar een werkelijk kuntstooneel, - maar dit streven loopt gewoonlijk alleen de beroepstooneelen na. Een stuk spelen dat met succes door een stadsschouwburg werd gespeeld schijnt zoo de maximumprestatie. Maar is er iets ellendiger dan onze stadsschouwburgen die wel bij toeval eens iets beters aandurven, maar door den band in het spoor van een onverdraaglijken slenter leven. Trouwens officieele theaters hebben zelden den werkelijken draad van het kunstideaal in handen, en in de meeste landen moet daarbuiten het interessante gezocht worden. Het vlaamsche volkstooneel is daarvan het beste bewijs; hoe onvolmaakt ook zijne werkzaamheid kan opbloeien in de speciale omstandigheden waarin het leven moet, toch blijft het ons interessantste kunstprestatie op tooneelgebied. Het komt mij nochtans voor dat de werkelijke opleving van ons volkstheater - in het bereik ligt onzer vrije Katholieke tooneelkringen indien zij maar even dit, hunne taak bewust willen worden, daartoe | |
[pagina 73]
| |
de behoefte wekken tot werkelijke studie en meditatie en hun kringen openzetten voor letterkundigen en artisten die willen medewerken - en in de meeste gevallen op eene gelegenheid wachten. Zeer eigenaardig mag men het noemen dat men maar even over dit onderwerp schrijven moet in Vlaanderen om uit alle hoeken geestdriftige brieven van toetreding te ontvangen. Men verwacht de herleving - ten allen kante - maar er bestaat geene voeling onder de belangstellenden. Zal het niet beneden de waardigheid liggen der intellectueele tijdschriften van Vlaanderen, - die reeds zoo bereidwillig hun deuren openstelden voor de zeer interessante pogingen onzer jongere tooneelschrijvers, ook de stem der gelegenheidsregisseurs te laten klinken - in de stille studiezalen hunner litteraire werkzaamheid. Wij moeten immers allereerst nauwe banden leggen tusschen onze honderden tooneelkringen en de letterkunde zelf. Tooneel en kunst zijn bloedverwanten, de kunstenaars moeten voortaan in het tooneel geen primaire werkzaamheid meer zien en het vrij tooneel moet in de letterkunde geen kasteelheer zien die voor gewone menschen, die van 't edel geslacht der letterkundigen niet zijn, zijn poorten gesloten houdt. De tijdschriften vooral in Vlaanderen mogen gerust benevens hun belangstelling voor de nieuwe pennevruchten op tooneelgebied, - die groot is - wat meer hun aandacht gaan wijden aan de pogingen die overal zich vertoonen om de tooneelopvoering zelf tot een kunstprestatie te verheffen, daar op die wijze eerst de gelegenheid wordt geboden aan de schrijvers, om in voeling te treden met de kringen die werkelijk de christelijke tooneelkunst willen dienen. Is het niet belachelijk dat zooveel schrijvers klagen dat zij niet gespeeld kunnen worden en dat de tooneelleiders terzelvertijd klagen geen stukken te vinden. Zij staan vreemd tegenover elkaar - en 't is eerst door hunne samenwerking dat wij eindelijk met een blijmoedigen tred vooruit zullen stappen. Met die bedoeling willen wij de gastvrijheid die ons geboden wordt gebruiken om wat te praten over tooneel, - om een ongebonden wijze en vooral op een zeer onvolledige wijze - want de karakteristiek der liefhebbers zal wel zijn dat zij niet alles kunnen | |
[pagina 74]
| |
overschouwen en dus maar spreken kunnen over de weinige onderwerpen die zij bestudeerd hebben - aan de letterkundige ploetocraten den last overlatende - met hunne in schuiven en fichen opgeborgen schatten - hunne (deze der liefhebbers bedoel ik) armoede aan te vullen. In den grond beoogen wij enkel wat te agiteeren, wat nieuws te bespreken of mede te deelen - met de hoop dat het zal aangevuld, verbeterd, en zelf bekampt worden - want het is ongepermitteerd dat op tooneelgebied een beweging zou voortschrijden zonder een duchtige ruzie. De traditie ligt in die lijn - wij denken maar even aan den gezonden Goldoni - en wij moeten ze niet ontwijken. Buiten zekere Bijbelspelen en de zeer verhevene maar zware Verschaevestukken - kennen wij persoonlijk niet veel op Vlaamsch gebied dat boeiend is. Er liggen stukken ter pers waar veel van verwacht wordt, maar die wij nog niet kennen.Ga naar voetnoot(1) Helaas leeft het tooneel in Vlaanderen bijna alleen een eigenaardig leven in Teirlinck, - met zijn verderfelijke ‘Vertraagde Film’, zijn veel min verderfelijke ‘Ik dien’ (minstens naar mijn inzicht) - en het door mij niet gekende ‘De Torenstormen’, dat als openluchtspel te Delft werd opgevoerd. Hier staan wij voor nieuw tooneel, - dat ook in nieuwen stijl werd opgevoerd. Teirlinck verhuist dan ook naar het ‘Theâtre du Marais’ en het zou ons niet verwonderen dat hij verder naar vreemde landen zal uitwijken. Op Katholiek gebied zijn er zeker wel interessante stukken - maar als stuk buiten de letterkunde leven die niet - omdat wij maar arme officieele schouwburgen hebben - en dat de tooneelschrijvers in onze vrije tooneelen nog geen competente medewerkers zien of misschien meenen te zien. Dat is in elk geval te weinig. Er wordt gezegd dat Timmerman na ‘Mijnheer Pirroen’ op een christelijke legende denkt - en dat Wies Moens er op denkt een landing te doen in het voetlicht - zoodat wij, zooniet talrijke geboorten, dan toch teekenen van zwangerschap hier en daar meenen te mogen opmerken, - en er zijn er vast andere | |
[pagina 75]
| |
die nog niet opgemerkt werden: Van de Velde, Van Sina, Amter. Intusschen moeten de spelende genootschappen naar den vreemde uitkijken. In Nederland werd op verdienstelijk werk gewezen in ‘de Beiaard’ - maar helaas, die daar niet op geabonneerd is kan het gedrukte niet meer bemachtigen. Kan dan niemand er voor zorgen dat de stukken van Kees Meekel b.v. en andere, verspreid geraken in onze kringen? Het Volkstooneel heeft Singe's ‘Heiligenbronnen’ en Wildgans' ‘Caïn’ opgediept - en wij hopen er het beste van. Dietzenschmidt's ‘Sint Jacobsfahrt’ - in ultra tragieke lijn - komt te Antwerpen op de planken, maar dit is meer kunst dan Katholiek. In Mechelen denkt men aan ‘Broeder Vitalis’ - maar zal dit nog Katholiek zijn? Onder leiding van Van Overbeke heeft het Katholiek Tooneelverbond van Gent, ‘De Stem’ van Bähr opgevoerd in het Theater ‘Minard’, zeer verdienstelijk, - en verzorgd. De Broeders der Christelijke scholen voerden op te Gent in ouden stijl: ‘Lucifer’ van Vondel. Temsche speelt in November in modernen stijl: ‘De wonderbare toovenaar’ van Calderon de la Barca onder leiding van den onvermoeibaren Eerwaarden Heer De Leenheer. Dit alles weegt niet op tegenover den inval van Ghéon in Vlaanderen. ‘Van den gehangene met de koorde’ - wandelt over heel Vlaanderen met De Gruyter. ‘De doode te paard’ zal weldra zijn dertigste vertooning beleven, (en het is nog niet gedrukt). In Gent wordt een groot mysteriespel van Ghéon ‘De wonderbare geschiedenis van den jongen Bernard van Menthon’ - door het Katholiek Verbond voorbereid op grootsche wijze. Mechelen en Lokeren bereiden den ‘Heiligen tegen goesting’ voor - zoodat wij daarbij even willen stilstaan. Het tooneel van Ghéon is vast eene gebeurtenis op Katholiek gebied. Wij hadden zeker den verfijnden Claudel, - maar dichter bij het volk, en dichter misschien bij het tooneel staat Ghéon ontegensprekelijk. Er werd zelf gezegd dat Vlaanderen in Ghéon een bloedverwant ontdekte. - Vlaamsche pittigheid zit er vast in. Eigenaardig is ontegensprekelijk Ghéon in zijn tooneel. Buiten ‘Le Pauvre sous l'Escalier’, die de Haghespelers te Den | |
[pagina 76]
| |
Haag, in Holland, voorbereiden, en tot dusver op mysterieuse wijze onze Kringen schuwen, en ‘Saint Maurice ou l'obéissance’, die een ernstigen toon aanslaan, is bij de andere stukken van Ghéon het komisch element overheerschend. Dat wij met Ghéon voor een werkelijken kunstenaar staan werd wel eens door zekere klassieke leeraars betwist, die uit den slaap der klassieke tragedie niet kunnen ontwaken, maar wordt niet meer betwijfeld sinds Dosfel in den Toonelegids en Wies Moens in ‘Onze Jeugd’ flinke studies leverden. Wat niet betwist kan worden is, dat Ghéon een zuiver katholiek tooneel bezorgt, - lat ons zelfs zeggen een godvruchtig tooneel. Met Ghéon komen meditatie en gebed weer op het tooneel. Het is ook geen geheim dat Ghéon, die dagelijks tot de Heilige tafel treedt, en daarenboven in nauwe vriendschap leeft met Thomisten als Jacques Marstain, ons een steeds groeiende kunst van godvruchtig tooneel bezorgen zal. Hij heeft, God zij dank, een onuitputbare vruchtbaarheid! Benevens hetgeen verschenen is en het stuk over Sint Bernardus van Menthon dat onuitgegeven is, zit hij met verschillende stukken op zak: Le chat botté, Peau d'Ane, Le Miracle de l'enfant bavard, Le conte des jeunes filles à marier, La montée de l'Alverne (Sint Francsicus). Op aanvraag van Luikenaars wordt een verheerlijking van Sint Thomas van Aquinië voorbereid om op het aanstaande Eucharistisch Congres te worden gespeeld. - Er wordt verteld dat een vlaamsch mirakelspel over de legende van Onze Lievevrouw ten Doorn te Eecloo in wording is. Een christelijk ballet, Cypriaan en Justinia (dat Caldéron bewerkte in zijn wonderlijke toovenaar) is afgewerkt en zal met muziek door Honegger, de Zwitsersche componist, voorzien worden. Een heele vracht dus. Ghéon die zelf in Patronaten belangloos de opvoeringen leidt (ook te Gent zal de Vlaamsche opvoering door hem geleid worden) wijdt zich dus ten volle aan de christelijke kunst. Het is goed dat bekend weze dat hij een werkelijke school voor christelijke tooneelstukken leidt, die raad geeft en bijstand aan jonge schrijvers, en over korte dagen zal een eerste bundel van een tiental stukken door jongeren geschreven uitgegeven worden. | |
[pagina 77]
| |
Zeer eigenaardig is het ook, dat het Parijsch theater, dat hem tot dusver wat schuwde naar hem terugkeert. Louis Jouvet (die van het Théâtre du Vieux Colombier naar het Théâtre des Champs Elysées verhuisde verleden jaar) bereidt ‘Le Saint malgré lui’ voor, en Lugné Poë in ‘l'OEuvre’ ‘Le mort à cheval’. Het Brusselsch Théâtre du Marais heeft wel reeds den verderfelijken Pirandello een plaats gegund, op zijn speelrooster, maar nog niet aan Ghéon. Het komt wellicht. Met Ghéon zal het christelijk tooneel weer nauwer aansluiten bij de godsdienstige plechtigheid - een oude roeping weervindend. Dit werd vroeger en nu nog in ons land beproefd. Helaas, met goeden wil alleen is geen christelijk tooneel te scheppen, - dit ondervond men nog laatst te Maestricht, met het sukkelachtig spel van ‘Sint Lambertus’. Wij hopen dat weldra in Vlaanderen ook het openluchtspel voor de Kerken hervat worde. Wij hebben al een voorraad oude stukken met Eleckerlyc aan het hoofd (een moderne lezing leverde Floris Prims) die uitstekend geschikt zijn. In andere landen ook moet er veel te vinden zijn. Wie zoekt ons daar iets op? In Spanië werd verleden jaar met den Nobelprijs bekroond Jacinto Benavente y Martinez, een rasvolle tooneelschrijver van ongemeene vruchtbaarheid. Hij schreef meer dan 90 tooneelstukken. Hij is Katholiek - en wordt natuurlijk doodgezwegen. De pernicieuze italiaan Luigi Pirandello werd in Frankrijk onmiddellijk opgenomen (Six acteurs à la recherche d'un auteur in le Théâtre des Champs Elysées) en ook te Brussel, maar Benavente wordt doodgezwegen ofschoon Benavente geen godsdienstig tooneel schreef (behalve la Fuerza Brutta dat de vooruitstrevende tooneelkring van Temsche ter studie denkt te leggen) - zijn stukken zijn ‘castizo’ als de Spanjaards zeggen, te zeggen, van stijf Katholieke inspiratie. Zeker is niet alles op te voeren, maar stukken als: ‘Interessos creados’, ‘El Principe chi lo apprendio todo en los libros’, ‘La losa de los suenos’, ‘La Cenicienta’, ‘Al Natural’, ‘La malquerida’, ‘La immaculada de los dolores’, ‘La Tunica amarilla’, en andere wellicht van deze die wij niet lazen, zijn zeker in onze middens te spelen. Er zijn dramas onder, - | |
[pagina 78]
| |
maar meestal schripft Benavente geestige, pittige comedies vol poësie. Fijne gedachten weet hij in conversatie te ontwikkelen, leuke critieken van alle moderne toestanden. Eenige zijner stukken dragen zelf zeer moderne trekken als zijn Cenicienta, en vooral zijn Tunica amarilla, die zeer eigenaardig is. Aan onze tooneelgezelschappen dezen flinken tooneelschrijver bekend te maken. Spanië doet ons denken aan den half vlaamschen Calderon, die een onuitputtelijk godsdienstig tooneel schreef, dat te weinig wordt gespeeld. De propaganda, die E.H. Floris Prims voerde voor hem - komt tot vruchtbaarheid. Buiten Temsche met zijn vermelde poging, zijn reeds andere pogingen gedaan. Een schrijver als Goldoni - in Italië - niet positief Katholiek in zijn tooneel, - maar ook meestal zedelijk, mocht ook meer in Vlaanderen waar het komisch tooneel erbarmelijk laag staat in eere hersteld. Kortom, gebrek ana stukken is er niet. Nu hoeven wij nog een laatste woord te zeggen over régie. - Onze tooneelgezelschappen hebben veelal goede acteurs en toegewijde leiders, - maar ontbreken de werkelijke regie. Er wordt veel gesproken over moderniseering van het tooneel - alsof er een oude methode en een moderne methode bestond, die men kan verkiezen volgens zijnen smaak. Dit is eene verkeerde opvatting. Er is geen strijd voor of tegen de traditioneele schermen, - voor of tegen het doekenspel, - dit is een onderdeel. De strijd gaat over het volledig kunstig opvatten van ieder tooneelstuk - bij de opvoering. Men wil dat ieder stuk gestyleerd zij - dat alles het karakter van het stuk verhooge; alles, dat is: spel, houding des acteurs, insceneering, belichting. Men stelt brutaal vast dat onze tegenwoordige tooneelen echte tempels van leelijkheid zijn, - die moeten weggevaagd met of zonder geweld. Daartegenover bestaat geen geijkte procédé van schoonheid zooals er een geijkte procédé van leelijkheid bestond. Men moet kunnen, bij het voorbereiden van een stuk, - dit uitbeelden in een volledig esthetischen vorm. Dat is een kunst op zich zelf, die over verscheidene middelen beschikt, waarover kan getwist worden, maar die kunst moet erkend worden. Het gaat eenvoudig om de ziel van ieder stuk te red- | |
[pagina 79]
| |
den - en zelf om haar tot een hooger leven bij de opvoering te bregen. Die dit loochenen wil, heeft nooit voor de schoonheid van het tooneel gesidderd. - Dit leven van schoonheid op ons Katholiek tooneel inleiden, is een hoofdbestanddeel van zijn herleving. Eerst wanneer de kunstenaars bij ons, verzorgde opvoeringen zullen vinden, - zal ons tooneel groeien. Op dit gebied hebben wij niets in officieele schouwburgen te leeren - of zeer weinig - want de tooneelkunst is geen machinerie - maar wel bij de groote Nederlandsche, Russische, Fransche en Duitsche regisseurs. Dat daartoe veel moet weggevaagd en afgebroken is ontegensprekelijk. Het is hier niet de plaats om die tooneelstormerij aanwijzingen te geven. Het volstaat dat men wete dat in Vlaanderen aan radicale tooneelherleving wordt gewerkt in de Katholieke tooneelgezelschappen en dat die insceneeringshervorming een hoofdvoorwaarde is opdat de Vlaamsche tooneelschrijvers, een midden vinden, waar hun tooneeldroomen werkelijkheid kunnen worden.Ga naar voetnoot(1) Dit is geen droom meer - maar wordt werkelijkheid, dank zij de frissche levendige kracht van zoovele onzer kringen, - en onzer jongeren. Die beweging mag aan de intellectueele middens niet ontgaan, daar zij er een roeping in vinden moeten om langs dit machtig kanaal, een nieuwen vloed van kunstleven en vooral van diep godsdienstig leven, - naar ons vlaamsche volk te leiden.
P. THUYSBAERT. |
|