Al de Beethovensonaten door Angèle Simonart.
Er zijn begenadigde wezens. Wezens die als voorbeschikt schijnen om een verheven doel te bereiken en er al spelende naartoe streven, waar anderen in 't zweet huns aanschijns, in 't bloed huns harten, voortstrunkelen en zich heen worstelen. Op 't gebied der kunst heeft men eenige dier bevoorrechten.
Enkele heb ik gekend: Joachim voor de viool, Rubinstein als pianist, Pablo Casals, als cellist; Meschaert en Mevr. Noordewier voor den zang. Joachim heb ik gehoord, menigmaal in mijn jeugd, als eenige vertolker van Beethovens vioolconcert en, in 1903, te Bonn, in al de kwartetten van den meester. Pablo Casals, deze Beethovenvertolker op de cello zooals Joachim het was op de vedel, hoorde ik in Den Haag de sonaten voor piano en cello voordragen, zooals eenige der trio's, en daarnevens zong Messchaert op onvergetelijke wijze den liederkrans ‘An die ferne Geliebte’. Doch één droom bleef onvervuld: de 32 sonaten voor klavier door eenzelfden pianist te hooren voordragen.
Wel hadden wij in 1913, in 't Beethovenzaaltje, te Antwerpen, een uitvoering van de volledige sonaten, met uitleg van E Closson, maar zij werden toevertrouwd aan verscheiden artisten, zoodat de lijn ontbrak: er was geene eenheid. En Jan Chiapusso, de Italiaansch - Hollander, op wien ik mijn hoop had gesteld, schijnt zich in Amerika te vereeuwigen. Geen uitkomst dus. De snel verzwindende tijd liet mij weinig illusie over. En zie, opeens daagt eene nieuwe verschijning op.
Een meisje ditmaal, lang en slank, dragende als een kroon haar rijke blonde vlechten, het gelaat open en rein, de armen sterkgespierd zoowel als de handen. Angèle Simonart is haar naam, en zij is het kind van ons vruchtbaar Vlaamsche land. Te Mechelen geboren, heeft zij gestudeerd aan het Brusselsch Conservatorium, maar door der oorlog uit het land gedre-