Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1923(1923)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1108] [p. 1108] Misereor super turbam! (Proza-Gedicht). Rumoerige kreten schreeuwen over't land: De opstandige stemmen van verdrukten! Zwààr de dreunstap van de lange scharen - de donkere rijen van Laermans' tryptiek schrijden over 't asfalt der steden - en sómber, de blik van de dockers, samengehokt in de schokkende treinen en vunzige trams. Ze keeren huiswaarts, slaan nog een blik op de grootstad: Feërieke booglamp, gloeit haar lichtkroon de starren - staalblauw daarboven - tegen. Ze stappen, zwijgzame kudde naar hunne woningen - die lange hokkenrij met smokige vensteroogen die turen - turen - en knakken de deur dicht. En ginder woelt de stad onder de feërieke booglamp van haar electrisch lichtspel. De lanen wemelen van avondgangers - avonturiers, driftzuchtigen - Erotische muziek lokt zwoel-bedwelmend onder den rooden taveernengloei; veelkleurige plakkaten schreeuwen aan gonzende kinema's; lawaaierige venters lallen door 't rinklen heen der trams en 't hoornen der autos - de stad leeft, léeft [pagina 1109] [p. 1109] in de blééke gelaten, in de zoekende oogen, in den koortsigen polsslag, in den drifttred van honderden godvergetenen... Ellende! De vlek van Sodoma kankert aan haar hart; wordt deze nacht haar Doode Zee? En vér, de vredige buiten waar de werklieden keerden. De hemelkoepel als een stille tempelboogval over 't slapend land, de boomen ruischend onder 't gele maanlicht. - plots bast een bandhond - en de moede lieden rusten, rusten... Hùn sterk bloed houdt de moegebeulde stad récht, maar zij - la ville tentaculaire - rooft hun meer; zij verkankerde hun bloed, knakte hun lichaam; heeft hun méér geroofd; zij stal hun - straalden vroeger niet hun oogen? - zij stal hun vrede en Geloof; méér kon ze niet... En daarom, schreeuwen rumoerige kreten 't land in, uit de zielemoordende fabrieken - zwart als de roetrook uit de schouwen - Hoor den roep van den Timmermanszoon uit Nazareth: ‘Wee U, Bethsaïd! Wee U! Corozaïm! Over de grootstad die 's avonds den dag begint onder de feëriek booglamp van haar electrisch lichtspel. Christus! Laat Uw Kruisboom branden over de breede lanen, de smalle straten en de donkre stegen; Plant hem de stad midden in 't hart - een zwaard dat diep, de pestbuil openrijt - [pagina 1110] [p. 1110] Brand alle wonden uit, die 't volk, ons volk, bevlekken met hun kanker; Ons volk dat aan de stad het bloed schenkt van zijn werkende zonen. Schenk dezen hunnen vrede weer. Uw sterk Geloof, Uw vaste Hoop, Uw hóóge Liefde: Lichtende driestar van Geluk! En zet Uw Kruis te stralen in hun huizen, in hun harten, dan schenkt Gij hen ‘Wee U! Corozaïm gelijk de doode Zoon van Naïms weduwe, levend terug, Aan haar treurende moeder: ons land, haar herlevende moeder: Ons Vlaamsche Land! M. VAN HOECK. Vorige Volgende