Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1923
(1923)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 621]
| |
De IjzerstichtingDe ‘Yzerstichting’ is tijdens den oorlog uit de ramp zelf geboren. Zij is het antwoord op een vraag, door enkele soldaten in den bedwongen angst van een hangenden aanval gesteld: ‘Mijnheer de Aalmoezenier, wanneer wij vijf voet onder den grond zullen rusten en het vaderland na als voor weer vrij en voorspoedig is, wie zal nog aan ons denken?’... - In die bange oogenblikken bedachten onze Jongens het spreekwoord: ‘Ondank is 's werelds loon.’ Onmiddellijk hoor ik tegeninbrengen: ‘Ons Vaderland, ten minste, heeft dat spreekwoord gelogenstraft. Ten bewijze: ziet maar eens hoe piëteitvol de militaire doodenakkers onderhouden worden, waar elk graf, de bezuiniging ten spijte, met zerken boogsteen op voetstuk geëerd wordt. En herinnert U hoe roemvol-plechtig het stoffelijk overschot van elken teruggevorderden naar het familiekerkhof werd overgebracht. Overschouwt ook die ontelbaarheid van denkmalen aan onze helden opgericht, waarbij men twijfelt wat meest te bewonderen: of het talent des kunstenaars of de vrijgevigheid der landgenooten. En looft ten slotte met ons dubbel parlement het initiatief der Regeering om den ingevoerden eeredienst tot den Onbekenden Soldaat.... Waarachtig! Het ware moeilijk de dankbaarheid verder te drijven!...’ - Gaarn bekennen wij, dat in ons land noch goede wil, noch pogingen ontbreken. Maar zoo ge 't nader bekijken wilt, zult ge grif toegeven, dat al dat zuiver-vaderlandsch vertoon niet te rechte komt: t.t.z. dezen niet bereikt, waarom het juist gaat; niet meer, dan bloemen en kronen hun persoonlijk belang of welzijn bevorderen. Verklaart mij nu of ze hier voorgespelde les zijn of slechts echo, de woorden der lichtzinnige wereld over de dooden: ‘Ze zijn niet meer!...’ Het ligt in onze bedoeling niet de heldenfeesten af te breken of te laken. Niet alleen verstrekken zij de samenleving tot sieraad, maar onbetwist is voor het vaderland hun nut en noodwendigheid. Alzoo b.v. is de open- | |
[pagina 622]
| |
bare deelneming een troost voor de rouwende gezinnen. De gevierde deugden maken indruk op de menigte en leeren haar de verhevenheid van den zelfverwinnenden plicht. Neen! wij beoogen enkel de hedendaagsche opdringerige erkentelijkheid tot hare schamele waarde terug te brengen tegenover hen, die volgens de taal van geloof en overlevering enkel ‘uit dit leven gescheiden zijn’. De aardsche erkentelijkheid, die hemelsbreed verschilt van de hoogere dankbaarheid, vermag niet den persoon der helden in het ander leven te bereiken. Haar wezen en werking bestaat in woorden en wenschen al even vaag en ijdel voor de belanghebbenden en ze stuurt naar een anderen gedachtenkring met de bekommernissen over hun namaalsche lot. Het spreekt dus van zelfs dat de moderne landsbesturen, met hun onzijdigheid ten grondslag, onbekwaam zijn tot daden van echte d.i. ziellavende dankbaarheid. En nochtans bestaat er voor 't land jegens zijn dooden een billijkheidsplicht te vervullen, blijft er, ronduit gezegd, een bloedschuld te betalen. En al voelen zich nu sommige ooren meer verveeld door oorlogsreden, dan ooit de schouders onzer Jongens van oorlogslasten, toch moet aan onze medeburgers herinnerd worden, dat het vaderland het grootste offer, het martelaarsoffer laat ons zeggen, van zijn zonen geëischt heeft en dat deze het met hun jeugdig leven en veelal met een lachende toekomst edelmoedig geschonken hebben. Neen, het was niet te doen om hun persoonlijke belangen, of zelfs die van hun huis te dienen, maar om de gemeenschappelijke rechten, de onafhankelijkheid des lands te verdedigen. De staat, als staat, heeft dus plichten, die, wanneer zij onvervuld blijven, overgaan op de natie zelf. Het ligt voor de hand. En al deze, die den krijg medegemaakt hebben en overwegen, hoe de oorlogswanorde het zielenkwaad uitzet, zullen eensgezind al de drukkende zwaarte van dien plicht bevroeden. Maar genoeg daarover. Welnu, het is ten gevolge dier beschouwingen en der omstandigheid hooger vermeld, dat het werk der ‘Yzerstichting’ ontstond en de zeer gewaardeerde bescherming van hunne Hoogwaardigheden de Bisschoppen van België verwierf, die opvolgentlijk met handteekening en zegel onderstaanden tekst bijtraden. | |
[pagina 623]
| |
‘Aartsbisdom Mechelen - 2 November 1922.
Ik hecht volgaarne mijne goedkeuring en mijn zegen aan het zoo kristelijk werk der ‘Yzerstichting’, waarvan het doel is onze natieschuld van kristelijke dankbaarheid te vervullen tegenover al de Belgische slachtoffers van den oorlog. Dit werk bevat eene eeuwigdurende stichting van eene wekelijksche Requiemmis, waarschijnlijk in de hoofdkerk van Diksmuiden, hoofdstad van het Belgisch front; benevens een zeker aantal zielediensten en een groote jaarlijksche bedevaart.Ga naar voetnoot(1). Tot nu toe zijn boven de 8000 kristene huisgezinnen, na kennisnemingGa naar voetnoot(2) van het werk, uit eigen beweging toegetreden. De vrijheid verzekert de daad haar volle verdienste en leent het werk een bijzoraderen luister. Toch blijkt dat maar een inzet. Wij hopen stellig, dat de uitbreiding, die de ‘Yzerstichting’, gezien den kristelijken en grondgoeden aard van ons volk, moet nemen, meteen bewijzen zal, dat het edel-verheven gevoel van dankbaarheid, door den Geloofsgeest bezield, geen ijdel woord is 't onzent en opofferingen zal verwekkenGa naar voetnoot(3), die onze geliefde dooden zullen baten.
P.R-V. MORTIER, S.J. Eere-aalmoezenier. |
|