Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1923
(1923)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |
De lijdensweg van het Kroatische volk.De geschiedenis der kleine volkeren, zooals deze der zwakke enkelingen, beteekent meestal een strijd om het bestaan tegen de macht der grooten en een streven naar erkenning van het recht, door het internationaal egoïsme miskend. In deze geschiedenis verdienen onder meer de Kroaten de aandacht van het Vlaamsche volk. Vijf eeuwen na Christus, op het einde van het Romeinsche keizerrijk, kwamen twee Slavische hoofdstammen (Hrvat, de Kroaten, en (Srb), de Serviërs, het huidige Hongarije bezetten, alsook de landen waar ze nu nog wonen. De Serviërs geraakten meer onder den invloed der Byzantijnsche kultuur, terwijl de Kroaten meer die landen bezetteden, welke onder den invloed stonden der Westersche christen beschaving. In die streken vonden de Kroaten heidenen en katholieken. De meesten gingen over tot het katholiek geloof vooral onder den invloed der Slavische apostels Cyrillus en Methodius, die ook de Tsjechen tot het christendom bekeerden. Langen tijd heeft men gedacht, dat deze beide apostels de uitvinders waren van het nationaal Kroatisch geschrift (Glagolica). Oudere gedenkteekens hebben deze opvatting gewijzigd. Deze nationale schrijfwijze vinden wij eerst in de liturgie, later ook in oude officieele stukken. Nu echter is zij nog slechts in gebruik in de kustbisdommen van Senj (Fiume), van Zadar (Sibenik) en Spalatto (Spljet). Te dien tijde vormden de Kroaten een zelfstandig volk. In 925 kozen zij als koning Tomislaw. Deze koninklijke familie heerschte tot in de jaren 1100. Toen in 1089 het koninklijke huis uitstierf ontstond groote verdeeldheid in Kroatië. Koning Ladislaw I, koning van Hongarije, veroverde het land tot aan de Save en voegde het bij de Hongaarsche kroon. Na zijn dood poogde Kroatië zich aan de Hongaarsche heerschappij te onttrekken, maar deze werd in 1097 gehandhaafd door koning Koloman, die van 1102-1105 ook de eilanden en de kuststreken van Dalmatië veroverde. Na dien tijd bleef Kroatië bijna onafgebroken met Hongarije verbonden. In 1525 werd de Hongaarsche koning Lodewijk II | |
[pagina 413]
| |
door de Turken bij Mohac verslagen. Daar deze geen navolger had, kwam het grootste deel van Kroatië en een klein deel van Hongarije onder de heerschappij van den Habsburger Ferdinand I, terwijl het grootste deel van Hongarije en een klein deel van Kroatië onder de macht van Ivan Zapolja kwam te staan. Toen deze op zijne beurt werd verslagen werden Kroatië en Hongarije bij de kroon der Habsburgers gevoegd en bleven onder den scepter des keizers tot in 1918. Na twee maanden koploos zelfbestuur, werd Kroatië bij Yoego-Slavië ingelijfd dat nu het Servisch-Kroatisch-Sloveensche (S.H.S.) rijk vormt. In de negende eeuw vestigden zich de Hongaren tusschen Dowan en Tissa. Daar vonden zij de Slavonen, Kroaten, Senviërs en Slovenen. Als een wig drongen de Hongaren door dit Slavische volk en deelden het in zuidelijk en noordelijk Slavonië. De Slovenen werden opgedreven naar het huidige Oostenrijk, naar Stiermarken, Karinthië, Krain, Goritza en een deel van Lombardië. Het grootste deel der Slovenen werd verduitscht en veritaliaanscht. Echte Slovenen vindt men nog hoofdzakelijk in Krain, Goritza, Istrië, zuidelijk Stiermarken en in Westelijk Hongarije. In Zuidelijk Hongarije zijn ongeveer nog 200.000 Kroaten. In Kroatië zelf 2.300.000; in Bosnië 500.000 benevens 700.000 Senviërs en 600.000 Muzulmannen; in Herzegovina zijn insgelijks benevens 100.000 Serviërs, 150.000 Kroaten; in Dalmatië en de kusteilanden 600.000 Kroaten en 100.000 Serviërs. Bijna het gansche Kroatische volk leeft nu onder de regeering van Yoego-Slavië, dat de volgende landen omvat: Oud-Servië, Macedonië, een deel van Albanië, Montenegro, Slovenië, een deel van Hongarije, en Stiermarken, Noordelijk en Zuidelijk Dalmatië, Banath, Badcka, Bosnië, Herzegovina, boven- en beneden Kroatië. Ten einde een beeld te geven der geografische ligging van het ingelijfde Kroatië, kunnen wij eene lijn opgeven, die loopt langs Donau en Drauw, langs de grenzen van Slovenië heen tot bij Fiume aan de Adriatische zee, om van daar de kust voorbij naar Dalmatië op te stijgen met de stroomen Und en Sava tot bij Belgrado aan den Donau. Alhoewel de Serviërs en de Kroaten dezelfde taal spreken, toch voelen zij zich als twee verschillende naties, wederzijds door geloof en kultuur gescheiden, alsook door een politieke en godsdienstige geschiedenis, | |
[pagina 414]
| |
die ons de lijdzaamheid en de taaiheid van den katholieken Kroatischen volksstam leert kennen.
***
De geschiedenis van het Kroatische volk is eene aaneenschakeling van strijd en verdrukking, van lijden en onverdelgbaren levenswil. Vooreerst hadden de Kroaten te kampen tegen de Frankische koningen, later tegen de Venetianen, die de kusten van Dalmatië verwoestten, de landerijen van Kroatië plunderden en hunne stad bouwden op de afgehouwen eikenstammen der Slavische wouden. Het heftigst nochtans moesten zij zich te weer stellen tegen de Turken. Alhoewel met wisselend gevolg waren zij mede ten slotte de redders der Habsburgers en der katholieken, zoodat de Paus niet aarzelde de Kroaten te noemen: antemurale christianoram! De Oostenrijkers integendeel betaalden het Kroatische volk met ondankbare verdrukking en poging tot verduitsching. Het is dan ook geen wonder, dat Pater Zrmski en Krsto Frankopan de zelfstandigheid van Kroatië verlangden. Naar Weenen ontboden, werden zij gevangen genomen en het hoofd afgehouwen. Niettegenstaande deze bloedende wonden in het hart van het Kroatische volk geslagen is het steeds Oostenrijk getrouw gebleven, zelfs in 1848, toen de Hongaren zich van Oostenrijk wilden afscheuren, hebben de Kroaten nog eens onder leiding van hun Banus Jelacie de kroon van Frans Jozef gered. Als belooning voor deze oprechte toewijding, werden de Kroaten door de banden eener nog sterkere centralisatie vastgesnoerd. Deze centralisatie moest leiden tot verduitsching van Kroatië en Hongarije, doch deze landen verbonden zich met elkander om het Oostenrijksche juk af te werpen. Daarom liet Frans Jozef I zijne centralisatiepolitiek varen en om de gunst der Hongaren te winnen, leverde hij hun de Kroaten over. Deze zouden nu onderworpen worden aan de nationalistische doeleinden van Hongarije. Intusschen poogde Oostenrijk door eene verfoeielijke schoolpolitiek de Slovenen, de Tsjechen en de Polen te verduitschen. Daar deze politiek weinig gevolg had, hebben dan de Oostenrijkers, de Slovenen aan de Italiaansche politiek overgeleverd. Vooral in Goritzia en Dalmatië heeft keizer Frans Jozef steeds Italië ondersteund in zijn strijd tegen de Slavische | |
[pagina 415]
| |
volkeren. De Slovenen en Kroaten verzwakken ten einde de gunst der Italianen te winnen, was immer de grondgedachte der Oostenrijksche politiek tegenover Italië. Doch naar de onuitwischbare wet van Gods rechtvaardigheid zou Oostenrijk althans voor dit misdrijf moeten boeten. Want een der groote redenen welke Italië aanzetteden Oostenrijk den oorlog te verklaren, was juist het vraagstuk der veritalianiseerde Kroaten en Slovenen, dat Oostenrijk zelf in zijn verdrukkingsdrift had opgeworpen. Met een woord, om de Slovenen en een deel der Kroaten te verduitschen heeft Oostenrijk deze aan Italië overgeleverd, terwijl de Hongaren om de overige Kroaten te nationaliseeren, de politiek der Serviërs tegen Kroatië hebben ondersteund. Ten tijde der heldenkampen tegen de Turken, hadden Kroaten en Hongaren steeds in vrede geleefd. Hoogere geloofsbelangen hadden het nationalisme bedwongen. De officieele taal was er alsdan bij beide volkeren het Latijn. Eerst toen Napoleon de Hongaren en Kroaten zocht te overwinnen en te onderwerpen werd er het nationalisme gewekt. De Hongaren schaften na 1848 het latijn at, als officieele taal en vervingen het door het hongaarsch. Deze hunne taal wilden de Hongaren de Kroaten ook opdringen, doch zij stootten hier op heftigen tegenstand. De Kroaten wilden hunne eigen taal spreken. Nochtans Hongarije gaf zijne politiek niet op. Om met zijn economischen invloed zijne nationalistische doeleinden te bereiken, legde het een groote spoorbaan aan van Budapesth over Kroatië naar Fiume, waar het nog eens de Italianen tegen de Kroaten ondersteunde. Daar de Hongaren het vruchtelooze hunner nationalistische pogingen inzagen en in de Kroatische scholen niet konden binnendringen, stichtten zij private Hongaarsche scholen. Om ze te bevolken werden alle middelen gebruikt. Zoo genoten de kinderen dezer scholen kosteloos spoorverkeer. Hunne ouders mochten tweemaal in het jaar op de kosten van den Staat reizen en ontvingen kleederen voor hunne schoolgaande kinderen. De leeraars dezer Hongaarsche scholen genoten eene sterke jaarwedde, terwijl de Kroatische onderwijzers zeer karig werden bedeeld. Het belastingsgeld der Kroaten, dat de kassen der Hongaarsche regeering ging vullen, werd als strijdpenning tegen hen uitgespeeld. Eene verzoening vreezend tusschen Serviërs en Kroaten | |
[pagina 416]
| |
hebben de Hongaren steeds alles in het werk gesteld om deze twee volksstammen tegen elkander op te jagen. Zoo werden in Kroatië, als belastingsambtenaars, alleen Serviërs benoemd die er vrij hunne zeden en gebruiken mochten behouden. Het is dan ook niet zonder reden geweest, dat graaf Tisza, de politieke leider van Hongarije, beschuldigd wordt deel genomen te hebben aan de samenzwering tegen Aartshertog Franz Ferdinand, die het machtsmisbruik van Hongarije eensdaags zou pogen te breken. Daar de rechtstreeksche schuldigen in den moordaanslag op den aartshertog Serviërs waren, is het begrijpelijk hoe de Kroaten een nog grooteren haat tegen Servië hebben opgevat. Zoo gingen de Kroaten met geestdrift in den oorlog tegen de Serviërs om den dood van hunnen vermoorden redder te wreken. Doch ziende dat de oorlog bleef duren, verflauwde deze geestdrift des te meer, daar zij als Slaven zich steeds door Duitschers en Oostenrijkers als minderwaardig voelden behandeld, en eene nog grootere verdrukking van een zegevierend Duitsch-Oostenrijk vreesden. De volkswil ten oorlog was dood. En toen in 1918 de Veiligheidsdienst de moedelooze Kroaten tot den strijd wilde dwingen, vluchtten de meesten in de bosschen waar zij rooversbenden vormden die de rijke boeren en kapitalisten gingen uitplunderen. Toen nu in Mei 1918 de Sloveensche volksleiders Kzek en Kovosec, den ondergang van Oostenrijk nabij zagen, hebben zij gepoogd te redden wat voor Slovenië en Kroatië nog te redden viel, tegen Italië en tegen Hongarije. Te dien einde trokken zij naar Weenen om er van de Regeering de zelfstandigheid van Slovenië en Kroatië te bekomen, om dan met Servië en Oostenrijk een trialisme te vormen. Het was te laat. Turkije en Bulgarije waren verslagen. De Italianen zegevierden. Op bevel van keizer Karel werden de Sloveensche en Kroatische eenheden ontbonden: De oorlog was ten einde. Het katholieke keizerrijk, Oostenrijk-Hongarije, werd door geheime machten verbrokkeld.
***
Na de nederlaag van het Oostenrijksche leger was de toestand in Kroatië zeer gespannen en onzeker. De rooversbenden waren er machtig geworden. Niemand durfde het op zich nemen Kroatië van Hongarije onaf- | |
[pagina 417]
| |
hankelijk te verklaren, daar men niet wist, welke de verlangens van keizer Karel waren, en men de soldaten en officieren vreesde, die op weg naar Oostenrijk-Hongarije, elke onafhankelijkheidsbeweging konden verhinderen. In deze dagen van bestuurloos samenleven vereenigden zich de burgers ten einde zich tegen de stoutmoedigheid der soldaten-roovers te verdedigen. Intusschen had zich eene geheime vereeniging gevormd, welke, den val van Oostenrijk ziende, zich nader bij Servië zocht aan te sluiten. Deze vereeniging nam de regeering in handen. Zij wapende katholieke studenten en turners ten einde de orde in de hoofdstad Agram te verzekeren. Daar deze regeering in het land geen rust kon doen heerschen, riep zij het Servische leger ter hulp. Daarmede nochtans was de taak der Kroatische jeugd niet ten einde. Vóor den oorlog gingen de meeste studenten, welke als partijgangers van het trialisme doorgingen naar Bohemen in Praag om er hunne akademische graden te verkrijgen. Jammerlijk genoeg verloren er velen hun geloof door den rationalistischen invloed van den tegenwoordigen Minister-president, Professor Masaryk. Mgr Magnic, den nood der katholieke studeerende jeugd inziende, stichtte een katholiek studentenkorps (Domagoj), dat zijne taak bewust en den nood van het volk begrijpend, het helpen wilde en strijden voor de verheffing van het katholieke Kroatië. Niets verwachtend van Oostenrijk of Hongarije en afbrekend met de liberalen die de Kerk onophoudend aanvielen, wilden de studenten eene katholieke partij stichten, welke alhoewel op nationaal gebied met de liberalen samenwerkend, onafhankelijk staan wilde voor de verdediging der katholieke beginselen. De liberalen toonden veelal neiging voor Hongarije of Oostenrijk. De katholieke intellectueele groep integendeel hield het meer met de Serviërs, die zij hoopten tot het katholicisme te bekeeren. De leiders dezer jeugdbeweging, Rogulja en Eckert, wilden niet alleen het groote grondbezit tegen schadevergoeding ten voordeele van het volk verbrokkelen, maar ook de economische verhoudingen tusschen hoogen en lageren klerus verbeteren en allen een voorbeeld geven van christen waardigheid en plichtvervulling. Om hunne gedachten te verspreiden, moesten zij over dagbladen beschikken. Hierin werden | |
[pagina 418]
| |
zij edelmoedig geholpen door de Capucienen van Fiume, die hun het gebruik hunner drukpers toezeiden. Na den oorlog hebben deze jonge intellectueelen aanstonds eene politieke partij gesticht. Alhoewel niet genoegzaam op sociale organisatie steunend, waren zij tegen hun inzicht in verplicht deze partij te stichten, ten einde het volk te winnen en met de Serviërs te onderhandelen. Uit deze katholieke groep werden Simvak en Dezelic in de voorloopige regeering gekozen. Samen met liberalen, Slovenen en Oostenrijksche Serviërs, waren zij alleen als partij, geroepen om met de Servische regeering in onderhandeling te komen. In deze voorloopige regeering zetelden, benevens den hoofdleider van het Kroatische volk Radic, de vertegenwoordigers van Bosnië en Herzegovina. Op 1 December kwam deze voorloopige regeering in aanraking met de Servische partijen in Belgrad, ten einde er broederlijk de grondslagen van het nieuwe rijk vast te leggen. Tot al deze vertegenwoordigde volkeren in Belgrad richtte koning Alexander eene proclamatie, waardoor hij het Servisch-Kroatisch-Sloveensche rijk als nieuwen staat uitriep en aan eene Constituante de beslissing nopens den regeeringsvorm overliet. Een jaar later werd dit nieuwe rijk onder naam van Yoego-(Zuid)-Slavië door de Entente erkend. Daarmede was de taak der voorloopige regeering ten einde. De Constituante werd in het leven geroepen. In deze Constituante zetelden alle vooraanstaande vertegenwoordigers der aangesloten volksstammen. De Serviërs hadden er de meerderheid. De Minister-president, Pasic, duldde immers alleen in de Constituante die personen welke, onder Oostenrijksch bestuur, zich nooit als vijandig tegenover Servië hadden aangesteld. De Constituante kondigde af, dat de Oostenrijksche wetten in de nieuw aangesloten kroonlanden van kracht bleven tot de komende verkiezingen. De Serviërs nu, ziende dat de Kroaten noch strijd, noch revolutie wilden, hebben niet gesproken zooals zij dachten. In plaats van broederlijk samenleven in Yoego-Slavië, wilden zij een Groot-Servië. Kroaten en Slovenen, die zij als verbasterde Serviërs beschouwen, wilden zij tot ware Serviërs hervormen. In den katholieken godsdienst nu zien de Serviërs den grootsten hinderpaal hunner nationale plannen. Zoo gaat dan ook in Yoego-Slavië, ieder orthodox door als | |
[pagina 419]
| |
Serviër, en ieder katholiek als Kroaat of Sloveen. Deze gemoedstoestand heeft van den beginne den strijd tegen de katholieke Kerk ontketend. Hooghartig door hunne macht en hun hartstocht tegen het katholicisme, hebben de Serviërs in de Constituante alles geregeld wat zij verlangden, zonder ooit de redenen te aanhooren der volksvertegenwoordigers, die voor elke natie een zelfstandig bestuur eischten. Intusschen werd door de Constituante tot de nieuwe verkiezing besloten, onder voorbehoud, dat het koninkrijk in elk geval gehandhaafd bleef. Deze verkiezingen werden uitgeschreven op grond eener statistiek van 1910. Intusschen, had Servië oorlog gevoerd met Turkije, met Bulgarije en Oostenrijk, waarbij het groote verliezen leed aan menschenlevens. Zoo kwam het dat 1.500.000 gesneuvelde Serviërs aan de verkiezingen deelnamen! In Banath en Backe, waar ongeveer 600.000 Duitschers wonen: benevens 500.000 Serviërs, 400.000 Hongaren en 100.000 Kroaten, werd besloten dat alleen Serviërs en Kroaten konden verkozen worden. Naar deze methode was de Serviërs natuurlijk eene meerderheid verzekerd. Hier volgen de partijen, welke met hunne vertegenwoordigers zich voor den nieuwen kiesstrijd op rang stelden: 1) De democraten, vrijmetselaars en aanhangers van Groot-Servië (Pribicèvic); 2) de communisten; 3) de socialisten; 4) de Servische radikalen (Pusic en Pzotic); 5) de Servische boerenbond; 6) de Kroatische boerenbond (Radic); 7) de katholieke volkspartij voor alle Kroaten (Dr Rogulja en Simvar); 8) de intellectueele Kroaten; 9) de Sloveensche boerenbond; 10) de katholieke Sloveensche volkspartij (Korosec). Tegen de gemoedstemming van het Kroatische volk in, treedt de katholieke volkspartij op met haar programma van vriendschap met de Serviërs. Radic integendeel, de gerechte verontwaardiging der Kroatische volksziel uitbuitend, trekt ten strijde met de leuze: Tegen de Serviërs! Het gevolg was, dat Radic met overgroote meerderheid werd verkozen en met zijne partij 58 zetels veroverde. De Kroatische katholieke volkspartij bekwam er enkel twee. De uitslag voor gansch Yoego-Slavië was ongeveer de volgende: De radikalen 90 zetels; de democraten 90; de communisten 64; de Muzulmannen 32: | |
[pagina 420]
| |
de socialisten 10. De gansche katholieke volkspartij in Kroatië, Slovenië, Herzegovina, Banath en Dalmatië 28; de Sloveensche boerenbond 8; de Servische boerenbond 30, de Servische republikeinen 10. De Serviërs hadden dus beslist de meerderheid en konden zooveel te vrijer doorgaan, daar Radic met zijne partij, zijn programma tegen de Serviërs getrouw blijvend, in Belgrad niet wilde zetelen. Dit was voor Kroatië een ongeluk. De Serviërs vervolgden immers overal eene sterke centralisatie-politiek ten nadeele en tegen den wil der aangesloten volkeren. Zij noemden zich Yoego-Slavië maar hunne politiek is en blijft: Groot-Servië. De katholieke volkspartij in Kroatië vasthoudend aan zijn programma van verzoening, poogt nu ook den weg tot de landelijke bevolking te banen. Zoo spreken dan de katholieke leiders: ‘De Kroatische, zoowel als de Servische boer, is aan het kapitalisme overgeleverd. Verzoent u dan, gij Kroaten met de Serviërs tegen de kapitalisten! Uw leider Radic zegt: ‘Ik wil geen oorlog! Doch waarheen voert de haat dien hij predikt tegen Servië? Is het niet beter met de Serviërs tegen de macht van het geld en het onrecht te strijden?’ De gevolgen dezer Servische geldmacht hebben de goedzakkige Kroaten aan den lijve gevoeld. Na de stichting van het nieuwe rijk waren er ongeveer in Kroatië 4 milliarden Oostenrijksche kronen. De kroon stond er gelijk met de Servische dinar. Deze zonk en met haar de Kroatische kroon. Daarop beval de Servische regeering het geld in Kroatië te stempelen. Bij deze gelegenheid werd 20% van het Kroatische geld weggenomen. Daarmede had de dinar nog geen vastere noteering. De kroon integendeel stond hooger en vaster. Niettegenstaande een officieel onnoemelijk manoeuver, waarbij de wisselstand der dinar met vier Kroatische kronen werd gelijkgesteld, was de dinar niet gered en zonk zij steeds dieperGa naar voetnoot(1), alhoewel de uitvoer in Yoego-Slavië den invoer belangrijk overtreft. Daarenboven wordt de orthodoxe Servische Kerk met milde regeeringsgelden gesteund, terwijl de katholieke, die het grootste aantal aanhangers telt, zeer karig | |
[pagina 421]
| |
wordt bedeeld. In 1921 bedroeg het budget voor den godsdienst: 150.000.000 dinar voor de orthodoxe en 15.000.000 voor de katholieke Kerk. Hierbij moet nog worden in aanmerking genomen, dat het katholieke Kroatië de meeste belastingen moet betalen. Insgelijks hebben de Serviërs het groote grondbezit der katholieke Kerk verdeeld, dat der orthodoxe Kerk daarentegen onaangeroerd gelaten. Zij hebben bovendien alle Kroatische vereenigingen ontbonden en de best-betaalde officieele plaatsen overal de Serviërs voorbehouden. Alleen die Kroaten welke Servische vakscholen hebben bezocht, kunnen eene plaats bekomen. Daar worden hun anti-godsdienstige beginselen ingepompt, welke het bewijs moeten leveren van echten Servischen aard. Want al wie ter kerk gaat of in het openbaar durft bidden, wordt aanzien als een gevaarlijk persoon voor het nieuwe Servische rijk. Het belastingsgeld uit Kroatië gaat steeds den weg op naar Belgrad. Daarmede worden Servische scholen en leeraars mild begiftigd, wijl de Kroatische universiteit van Agram moeizaam vooruitkomt. Meest alle Kroatische soldaten worden naar Servië gezonden. De Servische soldaten komen in Kroatië. Servië lijdt overigens, zooals alle machtstaten, aan schadelijk militarisme, dat omtrent de helft der staatsinkomsten verslindt. In het Servische leger zijn twee groote partijen: de zwarten, radikalen en aanhangers van Pasic en koning Alexander; de witten, democraten en aanhangers van Pribicevic en van den broeder van koning George. Eindelijk zoeken de Serviërs de Kroaten systematisch te verarmen. Niet alleeen moeten deze in de dwangleeningen 2/3 van het geld opbrengen; doch zij nemen gansch den Kroatischen handel in beslag. Spalato en Ragusa, twee Kroatische havens, worden verwaarloosd. Fiume gaat ten onder. Meestal per spoor gaat de uitvoer naar Frankrijk en Duitschland. De grootkapitalisten welke het beursleven beheerschen zijn grootendeels Servische ministers, van daaruit gaat de drukking op het Kroatische volk. Zoo wordt b.v. telken jare de dinar door de kapitalistische beursmannen hoog gehouden, ten einde goedkooper de levensmiddelen der bevolking af te koopen. Eens het natuur-kapitaal uit de handen der landbouwers, zoo begint de dinar te zinken | |
[pagina 422]
| |
en stijgt de levensduurte voor het volk, dat door de nationale en economische politiek van Servië verbitterd, naar meer zelfstandigheid uitziet en met weemoed het Kroatische vaderland door de Servische broeders ziet verdrukt en uitgebuit. Wel is het bitter door vijanden te worden vervolgd, doch pijnlijker is het door hen te worden gehaat die men zijn vrienden waande. Door Hongaren en Oostenrijkers als minderwaardig behandeld, wordt nu Kroatië door een Slavisch broedervolk mishandeld en wordt door Servië een nieuwe schakel gesmeed aan de lijdensketen die de Kroaten, door de eeuwen heen, met onverzwakten levenswil aan handen en voeten hebben gedragen.
***
Toen Kroatië onder den invloed der Hongaarsche regeering stond, werden enkel die geestelijke personen tot de bisschopszetels en betere pastorijen beroepen, welke de nationale politiek der Hongaren steunden of genegen waren. Alhoewel hun privaat leven in het algemeen onberispelijk was, toch waren het meestal zwakkere karakters, sterk beinvloed door liberale en anti-godsdienstige middens. Hunne werking droeg dan ook niet immer een zuiver katholiek karakter, maar werd meestal ingegeven door humanitaire doeleinden. Bijna alle onderwijsgestichten, met de hulp van bisschoppelijke geldmiddelen opgebouwd, zijn tegenwoordig in de handen der vrijmetselaars. De katholieken zelf beschikken in Kroatië over geene drukkerij. Die der capucienen in Fiume, welke ten dienste der katholieke Kroaten was gesteld, werd door de fascisten vernietigd. Alhoewel later hersteld is zij, door de Italiaansche bezetting, voor de Kroaten verloren. In de laatste tijden nochtans heeft de katholieke volkspartij gelden ingezameld ten einde eene drukkerij op te richten. Daarmede krijgt langzaam de propaganda-werking betere vooruitzichten. De katholieke godsdienstige verhoudingen in Bosnië en Herzegowina zijn er veel beter voor de Kroaten en Sloveenen, daar deze niet zoo sterk door de Regeering van Oostenrijk-Hongarië waren beinvloed. De priesters leiden er een voorbeeldiger leven dan in Kroatië, waar hun invloed na den oorlog zeer verminderde. | |
[pagina 423]
| |
Deze invloed wordt vooral bestreden door den nationalistischen leider Radic, welke het bedroevende zedelijke leven eener groote meerderheid van priesters als ophitsingsmiddel tegen hen bij de landelijke bevolking uitspeelt. Ook de Servische orthodoxen hebben op zekere afvalligen geaasd en door hun algemeen slecht leven het katholieke volk en zekere priesters beinvloed. Deze toestand door de wereldcrisis verergerd, staat op een keerpunt. Vele jongere priesters met hooge idealen zoeken hernieuwing en opbeuring van het godsdienstige leven. Hun mangelt alleen sterkere steun uit Agram. Het volk nochtans heeft zich vooral van Kerk en priesters verwijderd door de lastercampagne van Radic, die zich als echte katholiek uitgeeft en zijne reden doorspekt met vurige aanvallen tegen Kerk en priesters. Zoo sprak hij op 12 November 1922: ‘Er was een tijd dat de priesters de wereld hooger brachten. Doch zij jagen de jeugd enkel schrik aan door het hellevuur, door kokende ketels en knarsetanden. Nochtans zij zouden grooten invloed uitoefenen; zoo ze leerden als Christus, zou door hen de oorlog onmogelijk geweest zijn!’ Een voorbeeld nog om de laagheid van dezen zoogezeiden katholieken volksleider te schetsen. Op zekeren dag kwam hij spreken in een dorp waar de pastoor hem vriendelijk ter tafel had uitgenoodigd. 's Namiddags, sprak hij tot de boeren: ‘Geloofd zij Jezus-Christus! Mijne lieve landbouwers! Weet gij wat ik bij uw pastoor heb gegeten? Gebraden kiekens! Hebt gij, arbeiders, dat vandaag ook gegeten? Gij arbeidt en leeft in armoede? Hij arbeidt niet en leeft goed!’ Is dat rechtvaardig?’ Zoo spreekt deze verrader, die zooveel te gevaarlijker is, daar het volk weet dat hij door de Serviërs om zijn nationalisme wordt gehaat. Nochtans tegenover deze katholieke wantoestanden en deze lasterpropaganda, staan nu in Kroatië jongere krachten, welke met deze toestanden willen opruimen en den verderfelijken invloed van valsche volksleiders te keer gaan. De katholieke volkspartij namelijk heeft aangevangen met het volk op politiek en economisch gebied te vereenigen. Zoo worden, naar Belgisch voorbeeld, overal boerenbonden in Kroatië en Slovenië gesticht. Alhoewel door oudere en hoogere geestelijke waardigheidsbekleeders niet begrepen, gaan de jonge katholieke demo- | |
[pagina 424]
| |
craten met moed vooruit, gesteund door den ijver van jonge priesters en kloosterlingen. Van politieke en zedelijke beteekenis zijn vooral de studentenvereenigingen, alsook de turnorganisaties. Deze worden overal ingevoerd onder den naam van Orel (adelaar). Daar tegenover staan de antiklerikale turnkorpsen van Yoego- Slavië, gekend onder den naam van Sokol (valk). De beweging der Sokols is gericht tegen de katholieken. Hunne leiders zijn meestal pantheisten, die er zich dan ook op toeleggen aan deze jonge lieden de theorieën van Hegel en Schopenhauer in te pompen. Niet alleen voor de jongelingen, maar ook voor jonge meisjes staan deze vereenigingen open. Tegen dezen stroom van ongeloof en zedeloosheid stellen de katholieken zich edelmoedig te weer en rekenen met recht op een heropleven van het godsdienstige leven, dat zich als een behoefte, zelfs bij de orthodoxe Serviërs, doet gevoelen. In de Servische orthodoxe Kerk immers zijn geloof en zeden der priesters in erbarmelijken staat. Hunne predikingen dragen enkel een politiek karakter. Het godsdienstig onderricht verwaarloozen zij volkomen. Het volk nochtans voelt behoefte aan geestelijk leven. Van hunne priesters walgend, zoeken velen een troost in het Adventismus. In vele dorpen verzamelt zich het volk in de kerken zonder priester. Zij bidden er, beweenen hunne zonden en kastijden zelf hun lichaam. Van deze godsdienstige behoefte verwachten de jonge katholieken groot heil voor de ware Kerk van Christus. Zij willen zich aanstellen als de nieuwe herders der dolende kudde door hunne leiders eens verwaarloosd. Waar immers de leiders den waren weg zijn afgedwaald, daar loopt de kudde verstrooid. Wie het ware woord van Christus spreken en beleven wil, die zal de kudde verzamelen en zij zal weder opgaan naar den weg van het licht!
***
Het lot van het Kroatische volk is een bitter lot; strevend naar nationaal en hooger godsdienstig leven, werd het steeds door verdrukking in zijne krachtenontplooiing belemmerd. Zooals alle kleine volkeren en naties, heeft het steeds buigen moeten voor de macht van het geld en het egoisme, doch ook het bewijs ge- | |
[pagina 425]
| |
leverd, dat men een volk, dat leven wil, niet dooden kan. Sterker dan ooit herleeft zijn verlangen naar zelfstandigheid en zonder twijfel zullen de macht en het geweld waarop Yoego-Slavië steunt, het niet vermogen dit verlangen te onderdrukken. Wel steunt de regeering op eene veiligheidsmacht van 60.000 gendarmen en het Servische leger, doch vergeten wij niet dat de Kroaten zoowel als de andere volkeren van het Zuid-Slavische rijk, geene liefde gevoelen voor het nieuwe vaderland. Niet alleen de Kroaten, maar de Duitschers, de Hongaren, de Albaneezen, de Sloveenen, de Muzulmannen, de Macedoniërs, tot zelfs de Servische republikeinen en communisten hebben geen vrede met het Yoego-Slavische rijk. Een enkele stoot ware genoeg om dit kunstmatig gebouw te doen uiteenvallen. Komt dan een zelfstandige staat? De laatste verkiezingen van Maart 1923, waarbij de partij Pasic 120 zetels veroverde, hebben eens te meer het willekeurige der Regeering bevestigd, maar daarbij ook de onafhankelijkheidsbeweging van Radic versterkt. Zoo zien wij eens te meer hoe de vredesverdragen na den oorlog op valsche beginselen zijn gesteund. Men heeft gehoopt zonder Christus den vrede te herstellen. Doch in plaats van liefde en recht te laten spreken heeft men de oude machtsposten van het egoïsme der naties met bajonetten en kanonnen bezet. Van op dezen troon heeft men tot zijne vijanden gesproken. Men heeft niet de edelmoedigheid gehad het onrecht met recht en liefde te herstellen, maar men heeft weer moeten bekennen: de kleinen kennen rechtsgevoel, de grooten enkel macht! Prof. Dr MISSIAEN, o. cap. |
|