| |
| |
| |
Boekennieuws.
Het Geert Groote Genootschap. - St Jans Singel 21, 's-Hertogenbosch. - Secretaris Dr. W. van Koeverden, Culemborg.
Te onzent blijkt niet overbodig te zijn een aanbeveling van het G.G.G., dat zoo vruchtbaar werkt in Nederland.
Eerst in April e.k. zal de Vereeniging twee jaar bestaan, en reeds meer dan 30 nrs heeft G.G.G. aan den man gebracht. En die bedrijvigheid zal wel iets anders zijn dan de koorts van den aanvang, afnemend naar gelang de slijtage komt op nieuwe bezems, die zoo erg druk aan 't keren zijn, - daarover kan men gerust wezen. Het bestuur toch staat eenig-kranig in het teeken der volharding, die jong begint maar die 't uithoudt al klimmende steeds kloeker en geestdriftiger met de jaren, en die wel grijsheid kent, maar geen ouderdom: Immers daar ijveren hand in hand Mgr. Dr A. Ariëns, Dr. Gerard Brom, Dr. Jac. Van Ginniken S.J., Prof. P.G. Groenen, Dr W.G.J. van Koeverden. Aldus onder 't voorzitterschap van een der ijverigste menschen, met woord en pen en daad, die ooit onze landen hebben bevrucht.
Dat het uitgelezen Hollandsche stel zulk een beschermer koos als Geert Groote zegt al duidelijk genoeg dat het in de bedoeling ligt het land van Groenendael zoowel als dat van Deventer te bewerken, en is misschien evenzeer een hulde aan het Zuiden van voorheen, dat in Groote's tijden voorging, en waarheen het Noorden heentoog om leering,om stichting, en om alle hooge levenslessen. De cultureele rollen zijn intusschen wel ietwat gekeerd, en er is stof tot dankbaarheid telkens als we dergelijk bezoek uit het Noorden ontvangen.
Maar wie had vijftig jaar geleden gedroomd dat we uit het calvinistenland lessen zouden krijgen van katholiek leven,, van katholieke wetenschap, van katholieke kunst en katholieke propaganda-techniek - wij katholieke Vlamingen in het katholieke België? Laten we niet zóó nederig zijn dat we onder 't gewicht onzer bekentenissen onszelven neerduwen tot beneden 't objectieve, en laten we er op staan dat ook thans de energie van willen en kunnen in ons land enkelen voert tot hoogten in 't scheppingsleven van den geest, die door de huidige Noord-Nederlanders niet worden bereikt - één feit is toch zeker onloochenbaar: t.w. dat ze in de organiseering van hun Roomsche krachten ons doorgaans verre vooruit zijn. Is 't niet voor Brugge om er duizelig van te worden dat nu sinds jaren reeds het rijk van den Noordschen ketterduivel wordt geregeerd door een eersten minister die schier dagelijks ter h. Tafel gaat? Moest de hoofdstad van dit katholieke land zulke dingen te zien krijgen, van verontwaardiging vielen al Devèze's kanonnen automatisch aan 't vuren...
'k Wil maar beduiden dat het braakliggend terrein voor G.G.G. in België nogal wat oppervlakte beslaat, en dat we ons mogen hansten om mee te doen onder voorzitter Ariëns. willen
| |
| |
we metterdaad over Vlaanderen niet verbeuren wat we metternaam door zooveel eeuwen heen nog bezitten.
Maar wat is dan eigenlijk dat G.G.G.?
Kent ge de Engelsche ‘Catholic Truth Society’? Dat is een onderneming, die werd ingezet in 1884 ter propagandeering van katholieke leer-en levensbegrippen onder eigen volk maar nog meer onder andersdenkenden. 't Was eigenlijk al vroeger begonnen; Kardinaal Vaughan zaliger had zooiets tot een der groote droomen van zijn jeugd gekoesterd. En bij dien was het doorgaans een korte weg van den droom naar de daad. Zoo werd de inrichting dan ook onder zijn stuwing op nieuwe en vastere grondslagen gevestigd in bovengemeld jaar. Propaganda door woord en schrift: verspreiding van goedkoope gebeden- en volksboeken, voordrachten met lichtbeelden, bibliotheken ook voor blinden, zeemanclubs, tooneel, vulga riseering, door vlugschriften, van wetenschap en kunst en goede literatuur; maandschrift: ‘Catholic Book Notes’; jaarlijks een bijeenkomst van de leden, die telkens 10 sh. bijdrage storten, en in twintig jaar na de stichting reeds de 1500 bereikten.
Op dit oogenblik zijn de boekjes, uitgegeven door de Catholic Truth Society, reeds boven de 1700 gestegen. Als men bedenkt op hoeveel duizend exemplaren doorgaans zulk een Engelsch brochuurtje wordt gedrukt, is het om paf te staan bij 't aantal millioenen van die boekjes die de goede tijding ronddragen over de wereld...
En nu treedt Dr. Ariëns op. In den tijd van zijn ziekte moest hij rusten en reizen. En als er bij Adam van een ‘felix culpa’ kan kwestie zijn, dan is 't niet gewaagd, van die gelukkige ziekte van Dr Ariëns te spreken. Want men kan hem wel gebieden uit rusten te gaan, maar hijzelf kan onder de rust zijn geest toch niet beletten steeds door te werken. Wijl nu Engeland het land van zijn voorkeur is, trok hij daar, onder zijn kuur, herhaaldelijk heen. En wijl hij nu toch niet werken mocht, besteedde hij zijn tijd aan 't achterhalen, bij de meest practische menschen ter wereld, de methodes om nog meer en nog beter te werken: Zoo'n ‘Catholic Truth Society’ dus in Nederland. En Mgr. Ariëns zelf schreef nr 1 van de reeks. Drie feiten, zegt hij, hebben ons gedreven naar de oprichting van het G.G.G. 1. de drang naar kennis der katholieke waarheid bij tal van niet-katholieken; 2. de drang naar meerdere beleving der katholieke waarheid in onze eigen kringen; 3. het voorbeeld van de Catholic Truth Society.
Verblijdende dingen waren in Nederland voorgegaan; de verspreiding van het half millioen ‘Bijbeltjes’ van Petrus Canisius; van de 200.000 exemplaren van Pastoor Koopmans' Spijze der Engelen; van de 1.200.000 Tarciciusblaadjes van kapelaan Nolet... Er was dus belangstelling op nooit vermoede schaal. Welnu, waarom o.a. niet beproefd wat in Engeland zoo prachtig meevalt: ‘Bekend is de propaganda in de kerkportalen. Ieder die de Westminster-Kathedraal bezocht heeft, herinnert zich het boekenrek bij den ingang, met zijn smakelijke kleine brochures over “alles en nog wat”, wat verband houdt met de Katholieke leer, practijk en historie. Niet dat iemand iets opdringt - het prettige is juist, dat niemand dat doet, ge zijt alleen met uw boekjes en kunt uw geld slechts kwijt aan een
| |
| |
busje. Maar het is alles zoo goedkoop en handig; titels en schrijvers lokken gelijkelijk aan; er is altijd wat bij wat u zeggen doet: “Zie, dat interesseert me, dààr wil ik graag iets over lezen”. Ik geloof niet, dat iemand met deze wijze van propaganda kennis heeft kunnen maken, zonder bij zichzelf te denken: Ja, dat is de weg! Zoo moet het aangepakt worden! kleine en goedkoope geschriftjes, die je niet voelt in je binnenzak, en nog minder in je beurs. Die je zoo maar meeneemt op weg naar den trein en al half hebt uitgelezen vóór je aan 't station bent. Zoo moet de waarheid wel doordringen in alle hoeken en gaten.’
En zoo kwamen ze over Nederland, beurt om beurt, die gezellige witte boekjes, van G.G.G. - wit van reinheid die deze aarde beter en mooier maakt, en in een lijstje, blauw als de hemel, wier boodschap ze brengen.
Zoo is 't b.v. zeker dat het beset van de gemeenschap der heiligen onder onze menschen wel wat levendiger kon zijn. Daar komt nu het schattig boekje van pater Stokman ons vertellen ‘Hoe onze Heiligen te vereeren’, en ons eens voor altijd inprenten dat degenen die ginder tronen zoo hoog toch ook eens menschen waren, menschen als wij. Wie geeft ons heiligenlevens die zijn wat ze zijn moeten: levens van onze broeders, met wie we hand in hand kunnen gaan? O, wat zijn daar fijne en rake dingen in dat boekje van Pater Stokman! Wat heeft hij 't goed gezegd dat die aaneenschakeling van wonderen - de heiligenlevens beginnend met het rechtopstaan, een maand oud in 't bad, en eindigend met een sterfbed vol hemelgeur, niets is ter navolging; dat het zweven in verrukking een el boven den grond zich niet leent tot het slaken van Augustinus' kreet: ‘Wat zij gekund hebben, waarom zou ik dat niet kunnen?...’ De h. Alfonsus moet eenmaal gezegd hebben dat wanneer hun levensbeschrijvers niet alleen deugden en wonderen maar ook gebreken hadden opgeteekend, de levens der Heiligen driemaal zoo dik zouden zijn. En ik zou er willen bijvoegen: driemaal zoo interessant ook’
Wij moeten ook méer heiligen leeren kennen. Het volk heeft vooral op met de min of meer zonderlinge heiligen, of althans met de min of meer zonderlinge dingen door sommige heiligen verricht: denk aan St Antonius van Padua, denk aan St Gerardus Majella. Wij moeten ook de andere leeren kennen: Gelukkig komt straks een Vlaming met een eenig leven van St Paulus, en kwam een Franschman met een goed leven van St Augustinus. Maar wat is er voor gehuwden b.v. niet te vinden in St Lodewijk, St Brigitta, St Elizabeth van Turingen, St Johanna Francisca de Chantal! Hoevelen zijn er onder ons die het leven kennen van den patroon der parochie waartoe zij behooren? Dat moest toch wezen een eereplicht voor elk goed parochiaan. En hoeveel Vincentianen hebben een leven van St Vincentius gelezen?
Degelijke kennis van heiligenlevens en meteen van de liturgie zal ons mede weerhouden van in een ander uiterste te vervallen, en ons omzichtig doen zijn met devotieboekjes die prijken met lijsten van verkregen gunsten; meest van kleingeestig-stoffelijken aard. Lees er liever de gebeden der officies op
| |
| |
na, en onthou altijd dat de Kerk verbiedt een heiligenbeeld te plaatsen op een tabernakel.
Als proef op de som wordt door G.G.G. een heiligenleventje aan den man gebracht: dat van ‘Melanie de Jongere’ verteld door Marie Koenen. De rijke Romeinsche die met haar man een leven van verstorvenheid en barmhartigheid leidt, een toonbeeld uit beroerde tijden ter navolging in dezen beroerden tijd.
Algemeene belangstelling moet ook wekken alles wat den persoon van den regeerenden Paus betreft. Zoo kon het niet anders of ‘Paus Pius XI’ was een der meest welkome gaven van G.G.G.; des te meer daar het hier geldt een Paus, reeds voor zijn verheffing zoo hooggeschat om zijn goedheid en zijn wetenschap. Dit leven uit het Italiaansch vertaald door Pr. H.A. Ulleman brengt ons inderdaad zeer dichtbij de groote figuur.
De kloosterorden ook mochten wel wat beter bekend zijn onder geloofsgenooten zoowel als bij anderen: Vandaar boekjes als dat van Pater Wijtenburg over ‘De Carmelieten’, van de stichting af tot heden, een geschiedenis van licht en donker, maar steeds begenadigd met den zegen van het schapulier.
G.G.G. in zijn ijver voor apostolaat, is er in de eerste plaats op bedacht, den gewonen man tot apostel aan te vuren. Vandaar reeds drie brochures over de roeping die elk van ons in minder of meerdere mate vervullen kan: ‘Straatsprekers in Engeland’ door Pater Klene, ‘Kruisvaarders van onzen Tijd’ door Pater Van Ginneken, ‘Wereldapostolaat’ door Gerard Brom: drie vlugschriften wedijverend met mekaar in aanstekelijke bezieling.
Hoor wat een vaart in dat proza van Van Ginneken:
‘Er moet en er kan dus door een andere St Bernardus van Clairvaux, een kruistocht worden gepreekt, een nieuwe kruistocht worden gepreekt, een nieuwe kruistocht, een mooiere kruistocht, met een veel verhevener doel en een veel tastbaarder resultaat, dan die waarop onze vaderen zijn getogen.
Er kan en er moet een nieuwe zouaven-lichting door Nederland geleverd worden, niet van soldaten voor het tijdelijke rijk van den Paus, maar van losse arbeiders voor den buitengewoon rijken eeuwigen heidenzielen-oogst die alom te velde staat en dat, omdat hiervoor niet alleen jonge mannen in aanmerking komen, op veel grootere schaal dan nu voor 60 jaar. Er kan en er moet een nieuwe uittocht trekken door de moeilijkheden van woestijn en Roode Zee heen. God zal wel weer een Sinaï doen rijzen op hun weg, en als ze niet zoo koppig zijn als de aan de Egyptische vleeschpotten verwenden, dan zal er zegen en manna wezen, zonder veertigjarige omdoling, en aan het einde het beloofde land; niet voor Josuë en Kaleb en de hunnen alleen, maar voor allen die zij voor den waren God zullen hebben gewonnen.
Zeker. Nederland, het in den oorlog gespaarde land, moet een levée en masse van stormtroepen opbrengen, niet voor de bajonetten en handgranaten, maar als hemelbrood voor naar hooger leven hunkerende menschenzielen. Waren wij in den oorlog betrokken, wij hadden wis een honderdduizend jonge, sterke mannen verloren, en wij zouden toch adem halen. Kun- | |
| |
nen wij thans dan niet evenveel zielen missen, nu de Eeuwige God het vraagt, niet voor een ellendigen broedermoord, maar voor een heerlijke vredebrengerstaak, vredebrengers gelijk de wereld er geen geven kan, vrede aan allen die van goeden wille zijn?....
Bovendien als klein Nederland het voorbeeld gaf van zoo'n nieuwen kruistocht, naar drie, vier missiegebieden tegelijk, dan zal ook Spanje zich herinneren katholiek en voor den wereldoorlog gespaard te zijn gebleven, en dan ook al de plichtzwangere conclusies uit deze gegevens durven gaan trekken. En als dan Spanje ons, kleintjes, met vele honderden missievaarders heeft overtroefd, en zoo Frankrijk als oudste groot missieland naar de kroon gaat steken, dan zullen ook de oorlogsweeën misschien zijn uitgebloed, en zal ook over de oorlogsmoede volken van thans een nieuwe missiegeest vaardig worden. Duitschland zal gedeemoedigd, niet meer om de wereldheerschappij, maar om het Godsrijk het teveel zijner menschenkrachten naar alle windstreken uitzenden. En daaraan zullen wij kleinen den stoot hebben gegeven. Wij kleine kindertjes, die thans met sneeuwballen spelen op een Alpentop. Laten we toch goed uitkijken naar welken kant we een sneeuwbal loslaten op het dal.
Ik zie dan de leeken al uitgaan bij drommen. Naar Java hoogstaanden, en universitair gevormden, meesters in de rechten, artsen, leeraars, ambtenaars, manusjes, van alles. En dan fijne, hoogstaande jonge vrouwen, om Kartinitjes te kweeken. Soort zoekt soort. P. Creutz-Leeneitner's idealen worden in de werkelijkheid nog mooier dan hij ze bidt en denkt. En het telegram, schijnbaar ietwat onnadenkend laatst door een leden-vergadering aan Pater van Ryckevorsel gezonden: Wij komen U helpen, ook dat was een onbewuste profetie, en ze wordt wis en zeker vervuld. Naar Borneo zie ik gaan: arbeiders die de handen uit de mouw kunnen steken, rubberplantingen zullen aanleggen en de idealen van Mgr. Pontificus Bos zullen helpen verwezenlijken. En ook Engelsch-Borneo zal zijn leeken krijgen, die Dr Ahaus niet zal versmaden. Naar Sumatra zie ik gaan, ingenieurs en opzichters en fabriekarbeiders die open lucht zoeken en een warm zonnetje kunnen velen. De Paters Capucijnen zullen heel blij zijn met zoo onverwachte hulp. Naar Celebes: onderwijzers en onderwijzeressen, ambachtslui, naaisters en andere kleine burgerluiden. Naar Flores en Timos: missieartsen en verpleegsters, landbouwers en stratenaanleggers, landmeters en tokohouders. De paters van Steyl en Uden zullen ze welkom heeten.
Naar Rusland en Mgr. Sceptycki's noodiging zie ik heele huisgezinnen uitgaan. Monseigneur zeide mij: “Hier bij u in Nederland bloeit het Katholiek geloof. Komt naar ons toe, ge hoeft er zelfs niet te komen preken, komt er wonen en doet niet anders dan wat ge hier doet - elken dag naar de H. Mis en te Communie, en na uw dagtaak uw tijd besteden aan sociale of charitatieve werken en de menschen zullen zeggen: ja, dat is het ware Evangelie, dat bij ons vergeten is. Een paar zulke katholieke huishoudens zouden een heel schismatiek dorp kunnen bekeeren”. Deze uitlating pakte mij. En meer dan
| |
| |
Monseigneur's Apostolische School, heeft deze gedachte mij sedertdien bezig gehouden.
“Naar de Key en Nieuw-Guinea alleen heel gewillige en plooibare naturen, voor alles berekend en tot alles bereid vooral armoe lijden en zich overgeven. De paters van het H. Hart verbeugen zich reeds in hun komst...”
De katholiciteit van de kerk in de ruimte! Maar de katholiciteit van de kerk ook naar den geest, de kerk als de voedsternioeder van kunst en kunde, als de onderwijzeresse der volkeren van laag tot hoog, als de geestelijke, leidster, ook in 't protestantsche Nederland... En als een bazuinstoot galmt het over de lage landen: “Een Eigen Hoogeschool”. Nu gaan wij de vrijheid, die ons opgehemeld werd, ook eens gebruiken’ zegt Dr. G., Brom; en - let op - het wordt een Alma Mater voor Nederland gelijk de Leuvensche Hoogeschool voor België.
Van het algemeen belang, dat in oog wordt gehouden door het G.G.G., naar het meer bizonder, dat ook niet vergeten wordt: Daar zijn b.v. de beide vlugschriften van aalmoezenier Huys: ‘Voor de R.K. Dienstplichtigen’. Daar is b.v. ‘Het Heilig Doopsel voor volwassenen’, al de liturgische teksten met een keurvertaling er bij.
En dan de bedrijvigheid van het G.G.G. in meer bepaald letterkundigen zin, Hoe Dr Ariëns, ter verpoozing van zijn reuzentaak, de kunst en de letterkunde weet te genieten, is bekend genoeg. De secretaris Dr Van Koeverden, een der veelzijdigste menschen die 'k ooit mocht ontmoeten, heeft al te zeer zijn verfijnde cultuur aan de letterkunde te danken, dan dat hij met zijn voorzitter en zijn bestuur 't niet eens zou zijn om langs den weg van het schoone woord de goede daad te verwezenlijken. Zoo zette G.G.G. al dadelijk in met ‘de Psalmen’ van Dr Van Koeverden; vertaling naar den grondtekst en korte verklaring; naar 't oordeel van deskundigen een arbeid waartoe nief velen in Zuiden noch in Noord in staat zijn. Na dat beste van de poëzie uit alle tijden, ook naar zuiver menschelijk inzicht, wordt ook een keuze op touw gezet van wat de beste Roomsche Nederlanders in zake poëzie mochten geven en wat door de omstandigheden van minder gunstigen tijd zoo goed als vergeten bleef: Dr Brom gaf en verklaarde aldus ‘De Bedegang’ van Broere en ‘Frans Hals’ van Schaepman..
De geest van G.G.G. kome ook over Zuid Nederland en ook hier werke zijn taak bevruchtend. Het zou beschamend zijn voor ons, moest in het land van een tijdschrift als ‘Ons Geloof’, dat zoovelen ons benijden, en van een actie als de Geloofsverdediging, G.G.G. niet vinden het onthaal en den bijval die het zoo ruimschoots verdient.
D.W.
|
|