nale driekleur is uit den booze. In hun gedacht zou Vlaanderen reeds lang zijn recht veroverd hebben, had het met België niet moeten afrekenen.
En 't ergste is dat men met zulke dwaasheden de massa wil doordringen Men kan het zeer goed aannemen dat de Vlaamsche soldaat, na vier jaar van een niet denkbaar leven - modder, kou, doodsgevaar, ontbering en nood van allen aard - te huis komend en onthaald wordend op hoon en laster, den moed verliest en zelfs tot gewelddaden overslaat. Het volk redeneert niet en zoekt een oorzaak aan zijn lijden. - Een ongehoord schandaal is de houding van nationalisten en franskiljons tegenover al wat Vlaamsch is. Maar waarom België daar aansprakelijk voor maken?
Een voorbeeld: Door de meeting-partij kwam het Vlaamsch op 't stadhuis van Antwerpen, heerschte er tien jaar lang. Toen de geuzen in 1872 ons gemeentehuis overrompelden, aan 't roer kwamen, ging de Vlaamsche ster onder en deze eclipse duurde tot de nieuwe opkomst van democratische krachten die wij mochten beleven. Zou het iemand in 't gedacht komen dat ‘Antwerpen’, die vijftig jaar door, gekant was tegen het Vlaamsch? - Neen, men zal heel bezadigd en redelijk zeggen dat een onzalig bestuur de ware belangen van 't Antwerpsche volk niet behartigde.
Met België is het juist het zelfde gelegen. Niet België als dusdanig, als land of staat, heeft zijn plicht verzuimd tegenover Vlaanderen, maar door de omstandigheden, door historische toestanden, was heel de ontwikkelde stand van ons land naar Frankrijk georienteerd.. - Dat nu nog is de eenige verontschuldiging der franskiljons - en niet zoo zeer door opzet als door opvoeding en vooroordeel, dacht men niet anders te kunnen regeeren. Maar andere tijden zijn gekomen: de steeds wassende vloed der democratie heeft de oude wallen overstroomd; de nieuwe tijd is in optocht en, zoo 't volk krachtig en eendrachtig wil, heeft het zijne toekomst in handen - het veroveren van zijn recht.
Doch 't volk heeft wijze leiders voor zijn blinde kracht van doen.
Mochten die gevonden worden! En mocht ons zoo edel, zoo grootsch, zoo bewonderenswaardig volk gehoor leenen aan de stem der goede herders!
M.E. BELPAIRE.
Antwerpen, 31 Januari 1923.