| |
| |
| |
Kiki.... (Pedagogische beschouwingen van een papa.)
Voor Oma!
Kiki is een jaar lang - zijn eerste jaar - naar school geweest bij de ‘Révérendes Soeurs’ in de eigen straat waar papa en mama wonen. Wat hij daar dat eerste jaar als wetenschap heeft opgedaan, is zoo maar niet met een paar woorden te zeggen. Hij had er in ieder geval geleerd, dat men voor den eenen mensch wèl voelen kan en voor den anderen niet. Zoo waren daar bij de nonnetjes Soeur Marie-de-Pace en Soeur Vérone zeer groote vrienden van hem, omdat hij van de eerste eens een suikerbol gekregen had, en met de tweede was hij eens mogen meegaan om groenten te koopen voor de kloostergemeente. Aan Soeur Alphonse had hij echter een hekel ‘omdat die geen lief gezichtje had’. En praat het hem maar eens uit het hoofd!
Papa had Kiki zelf wel 't eerste onderricht willen geven. Papa's kop stak vol verstandige theorieën over ‘het langzaam en geleidelijk ontwikkelen van den kindergeest’, over eerste begrippen, over Jan Ligthart, en Montessori, die zoo juist te gelegener tijd haar nieuw stelsel aan de wereld bekend had gemaakt. Papa had indertijd aan de hoogeschool een tweejarigen cursus gevolgd over Pédagogie en over Méthodologie, en hij wist het, ziet ge, zooals de meeste echte papa's het zoo gemakkelijk weten. Het mamaatje van Kiki had daar in haar hart wel andere meeningen over, keek meer naar 't kind zelf dan naar de boeken die over kinderen handelen, hield ondertusschen maar zielsveel van haar eenigen spruit en liet papa rustig betijen. Zij kende papa immers lang!
En op zekeren dag heeft papa er zich dan eens aan gezet. Kiki was vier jaar, en papa had al wel eens meer gehoord van kinderen van vier jaar, die al de lettertjes kenden, en ook wel konden lezen. Als mama dan beweerde, dat van zoo'n kindertjes later niets te-recht kwam, dat een kind van vier jaar enkel moest spelen, veel eten en veel slapen, en daarmee uit, dan kwam papa daar tegen in met verstandige uitspraken van boeken
| |
| |
en menschen, en dat een kind nooit te vroeg kan beginnen, en daar stond mama paf voor. Dus papa zei op een keer:
‘Kiki, ik zal je eens lettertjes leeren!’
Kiki keek eerst verrast op, deed dan een wip door de huiskamer, liet zijn paard en zijn beer liggen waar ze vielen, en zat op een stoel naast papa.
‘Je krijgt eerst een zoentje omdat je met me speelt.’
Papa zette een ernstig gezicht, om zijn zoon te doen begrijpen dat er hier geen kwestie van spelen was, maar van verstandig te zijn en te luisteren, en op het witte blad papier, dat hij voor zich op de tafel had liggen, schreef hij: a.
‘Kiki, kijk nou es goed. Dat is lettertje a. Zeg dat nou eens na: a.’
‘Aââââ!’ deed Kiki met zijn mondje spannensver open.
Ondertusschen lag hij met zijn buikje op de tafel, de beentjes in de lucht, en met een potloodje, dat hij had bemachtigd, teekende hij achter papa's arm een figuurtje van zijn eigen verbeelding op het witte papier.
‘Kiki, opletten nu, - dit is lettertje o. Zeg nu: o.’
‘Oôôôô!’ deed Kiki weer, zijn twee natte lipjes tot een tootje gewrongen. ‘'t Is zoo'n gek klein holletje, hè papaatje?’
‘En dat is u...’
‘Uûûûû!...’ Dat was de leukste klank.
Papa herhaalde dat twee, drie keer, en toen hij meende dat het er diep genoeg in zat, vroeg hij aan Kiki, wijzend op o:
‘Hoe heet nu dat lettertje?’
‘U-u-u-u!’ deed Kiki, zonder naar het aangeduide letterteeken te kijken, ‘U-u-tuturetuu-tuu! Leuk hè, papaatje, net 'n treintje!’
‘Neen Kiki, 't is niet u, 't is o. Zeg dus o.
Nu keek Kiki opeens aandachtiger en zei nogmaals:
‘U-u-u-u!’
‘Kiki, werd papa nu een beetje boos, 't is o en als je nog u durft zeggen sla ik op je broekje.’
Van rond werd het mondje nu vierkant, de blauwe oogen keken een beetje wanhopig, gereed om te huilen. Wat was me dat voor 'n manier van doen van papa?!!
| |
| |
‘Toe, ventje, 't is o.’
‘Nee, nee papaatje, 't is ûûûû.’
‘Maar...’
‘Voor jou is 't wel o, papaatje, maar ik zeg liever u tegen dat kleine leuke lettertje... U is toch veel mooier! Vind jij 't ook niet mooier dan o, mamaatje?’
En daar stond papa, met al zijn pedagogisch verstand en zijn methodologische geleerdheid. Hij keek verbluft naar zijn vierjarigen zoon, en deze vroeg opeens met een doodgewoon vriendelijk stemmetje:
‘Mag ik nu voor jou es 'n huisje teekenen, papaatje?’
En de teleurgestelde papa liet hem begaan, keek een beetje gefnoken, en toen het mamaatje een oogenblik later binnenkwam en vroeg hoe de eerste les afgeloopen was, deed hij achter zijn krant precies of hij de vraag niet gehoord had.
Weken lang sprak papa geen woord meer over het onderwijs van zijn zoon. Mama begon er natuurlijk nooit over, en Kiki teekende huizen en boomen en wagens en manneke-maan, en scheen er niet aan te denken, dat er met papier en potlood nog andere dingen konden gedaan worden. Wanneer papa dan weer eens hoorde spreken van het kind van dezen of genen, dat op vierjarigen leeftijd enzoovoorts, enzoovoorts, dan keek hij enkel eens wanhopig naar zijn eigen eenigen afstammeling, die vond dat o niet o, maar u was, omdat u veel leuker klonk, en dan vroeg hij zich af waarom de Heer hem toch gezegend had met zoo'n stommeling van 'n zoon. Tot op een zekeren keer...
't Was op een zomerzondagnamiddag, en ze zaten met hun drietjes op de veranda van een hotel, ergens in een buitendorp. Papa zei opeens: ‘We zullen nog maar es een kaart zenden aan Oma, daar heeft ze zoo'n plezier van’. Goed, papa koopt een ansicht, schrijft het adres, geeft de vulpen aan mama, die ook haar naam zet, en daarop wil hij Kiki's handje vasthouden zooals vroeger, om ‘Kiki’ te schrijven.
‘Ik kan het wel alleen, papaatje, geef mij de pen maar eens.’
Glimlachend geeft hij de pen aan zijn kleinen vent, en tot zijn aldergrootste verstomming ziet hij zijn zoon met kneukelvingertjes om de Swan, in stijve lijntjes en trekjes, op de kaart teekenen: KIKI.
| |
| |
‘Kan ik het niet mooi, papaatje?’ vroeg hij toen triomfantelijk.
Verbauwereerd keek papa op die vier letters, de puntjes boven de i's waren zoo dik als een knikker, en de k's waren niet zoo heel recht, maar het was toch KIKI. Papa keek naar mama die lachen moest om zijn verbaasd gezicht.
‘Ik kan nog wat, hoor papaatje, geef me eens 'n stukje papier.’
En op de keerzijde van een briefomslag schreef Kiki verder, in een geut: OMA PAPA MAMA...
En toen hij zag dat papa over die knapheid uit zijn lood geslagen stond, was er bij Kiki geen tegenhouden meer aan, en schreef hij thuis op alle kranten, boeken, muziekstukken, doozen, snippertjes en briefjes: OMA, PAPA, MAMA, KIKI. De komma ontbrak er natuurlijk bij. Maar... op een keer bemerkt papa dat Kiki even goed schreef IKIK, AMO, APAP, en papa wees hem terecht, als een verstandige papa die hij was:
‘Je moet eerst met K beginnen, ventje, zie je, zóó...’ en papa wees op de eerste K van Kiki.
‘Ja maar, papaatje, ik kan het langs de twee kanten, hoor! En ik kan 't ook zóó lezen ‘KIKI’ (en hij begon van voor) of zóó ‘IKIK’ (en hij begon met de laatste letter van rechts naar links). Met het vingertje maakte Kiki het voor papa duidelijk.
Aan zoo'n aap van een jongen begreep papa niets. Die praatte hem al zijn pedagogische illuzies uit zijn kop. En om het Kiki anders wijs te maken dan hij het in zijn hoofdje had, dat ging maar zoo makkelijk niet. Sedert dien is papa gaan twijfelen aan zijn geleerdheid.
| |
II.
Zoo is Kiki dan naar school gegaan bij de ‘Révérendes Soeurs’ in de eigen straat waar papa en mama wonen. Het was deze laatste omstandigheid, ‘in de eigen straat’, die tot de keuze deed besluiten, want mama dacht veel minder aan onderwijs en geleerdheid voor haar zoon, dan aan autos en wagens en andere straatperikelen. Het huis-onderwijs dat papa aan zijn zoon wou geven, was totaal falikant uitgevallen. Mama vond terecht dat het altijd uitdraaide op ruzie tusschen vader en zoon, en de zoon zat meer op papa's schouders
| |
| |
en kop dan voor de tafel met papier en potlood.
En toen het dus vaststond dat Kiki naar die school zou gaan in de eigen straat, toonde papa weer eens dat hij misschien wel veel boekenverstand mitsgaders andere hoedanigheden bezat, maar dat hij van kleine jongetjes hoegenaamd geen verstand had. Papa meende natuurlijk dat hij zijn zoon moest op het hart drukken hóé ernstig de school moest opgevat worden door kinderen. ‘Kiki, zei hij met een gezicht als een Verloren Paradijs, je wordt nu een groote jongen, en je gaat nu naar school, en je moet zien...’ Maar Kiki zag enkel de dramatische oogen van papa, hoorde enkel zijn vreeselijk ernstige stem. Hij dacht dat er iets heel ergs gebeuren ging, zijn onderlipje begon te beven en zijn oogjes pimpelden, - en Kiki was aan 't huilen. Met een zucht en een gebaar van de diepste hopeloosheid over zóóveel kinderachtigheid, keerde papa zich om en ging op zijn bureau zitten, aan mama overlatende dat traan-verdriet in orde te brengen. Dat deed papa nu elken keer als hij zijn zoon aan 't huilen gebracht had, en zoo zijn de papa's over het algemeen allemaal, oordeelt mama.
Als hij dan op zijn bureau een half uurtje brommig heeft zitten denken (men kan ook brommig denken!), en zich juist weer aan het werk heeft gezet, wordt er heel zachtjes op de deur getikt.
‘Wie is er nu weer daar?’ roept papa gestoord.
‘Niemand, papaatje, ik ben het maar.’ En gezegde niemand steekt zijn blond kopje naar binnen, komt met stralende oogen naar papa geloopen, kruipt op zijn knie, en:
‘Papa, ik vind het heerlijk, hoor, het schooltje.’
Papa kijkt eenigszins verbluft, toch tevreden, meent dat zijn wijze vermaning van daar straks na eenige overweging, indruk heeft gemaakt op den jongen geest.
‘Mamaatje brengt me elken dag naar school en komt me elken dag zelf halen!’
‘Jâââ?!!’
Papa ziet in dat het niet de overweging is die de veranderde stemming heeft teweeggebracht.
‘En als Oma hier is komt ze me met Oma elken dag halen!... Nou, zou jij dat ook niet heerlijk vinden, papaatje?’
‘'k Geloof je wel!’
| |
| |
‘En papaatje, in dat schooltje, hé, daar moet ik altijd maar spelen met andere kindertjes.’
‘Zoo!!’
‘En plaatjes kijken, papaatje!’
‘Ja!’
‘En leuke liedjes zingen en op een leitje teekenen, papaatje.’
‘Wel! Wel!’
‘Ja, en mamaatje weet dat nog allemaal van toen zij naar 't schooltje van de nonnetjes ging, begrijp je?’
Tegenover mama zou papa hierbij voorzeker eenige vingerwijzingen van pedagogischen aard hebben geplaatst. Tegenover Kiki had papa den wreedaardigen moed niet dit te doen.
‘Ben jij ook naar de nonnetjesschool geweest toen je klein was, papaatje?’
Over papa's voorhoofd komt een rimpel. Zijn nonnetjesschooljaren zijn precies het mooiste van zijn historie niet, en die waren alles behalve voorbeeldig. Hij spreekt daar maar liever niet over met zijn zoon, en daarom antwoordt hij evasief:
‘Dat weet ik zoo heel goed niet meer.’
‘En weet je wat, papa?’
‘Wat, m'n jongen?’
‘Teeken jij nou es een bootje voor me... Wil je?... Ja?... Wacht ik zal eerst m'n beentjes zoo zetten.’
‘Ja maar, vent, papa zou nu wat moeten werken.’
‘Och papaatje, 't is toch veel leuker voor mij te teekenen... Je krijgt er een zoentje voor.’
Papa zucht even, legt het begonnen werk weer terzij, en met een slachtofferachtig gezicht neemt hij een blad wit papier, en begint met zijn potlood onderaan eenige kromme streepjes te trekken.
‘Wat is dàt nou, papa?’
‘Wel dat zijn de golven waar het bootje op drijven moet.’
‘Nee, papaatje, je moet eerst het bootje teekenen en dàn de golven!... Geef het loodpotje eens aan mij.’
En Kiki neemt het ‘loodpotje’ tusschen de ronde kneukelvingertjes en teekent van links naar rechts een lijn dwars over het papier.
‘Zie je, papaatje, dàt is de zee’, - onder de lijn - ‘en daar moet het bootje op varen, begrijp je nou?’
| |
| |
‘A-ha!’
‘In teekenen ben je nog een beetje dom, hé papaatje?’
‘Ja jongen!’
‘Je kunt ook niet àlles zoo heel goed kennen, hé papaatje?’
Papa vraagt zich een oogenblik af of die bedenkingen misschien ook van mama komen. Kiki teekent verder, is weldra verdiept in masten en zeilen, en vergeet al de rest. Hij ligt voorover gebogen over het papier, met zijn neusje bijna op het blad, zijn tongetje steekt eventjes aan den mondhoek krullend over het roode lipje, zijn lange haren hangen over zijn oogen, en hij teekent met groote dikke lijnen. Papa heeft er zijn pijp maar bij aangestoken. De namiddagzon schiet een gouden straal door het raam, vlak op Kiki's kop, en papa's hand streelt zachtjes over de blonde haren. Kiki zit op zijn linkerknie, en de voetjes zijn onophoudend in beweging, als zijnde het levendigste deel van zijn kleine persoon. Het is gezellig in die kamer van pa. Een zware auto rijdt door de straat, heel het huis siddert er van. Beneden in de huiskamer klinkt de stem van mama...
‘Nu ga 'k weer eens naar mamaatje, anders is ze zoolang alleen, hé!’
‘Ja vent.’
En wip, van de knie af, de kamer uit, en het kleine stemmetje klinkt weer ergens anders in het huis. De kamer van papa wordt opeens heel stil, ook de zonnestraal is weg, en papa zit te kijken naar de deur langswaar Kiki wegliep met iets in zijn oogen dat die zonnestraal er achterliet.
Over het schooltje waren er dan met mama natuurlijk nog een boel dingen te bepraten, en zooals bij alle besprekingen tusschen moeder en zoon, ligt Kiki daarbij op zijn buikje op de tafel waarnaast mama te naaien zit. Dat is namelijk Kiki's geliefkoosde positie. Papa vraagt wel eens of het ook behoorlijk is daar zoo te liggen, en mama antwoordt dan dat het voor één keer wel mag. Kiki beweert dat hij anders niet praten kan, en hoe of hij dan wel liggen moet, en papa legt er zich ten slotte bij neer.
Zoo is mama weer eens aan 't vertellen over de leuke dingen van het schooltje. Kiki zucht opeens heel diep.
| |
| |
‘Maar mamaatje...’
‘Wel ventje?’
‘Voor jou is 't anders wel vreeselijk saai als ik naar school ga, hé?’
‘Waarom toch?’
‘Wel... jij gaat toch niet weten wat doen als ik niet thuis ben!.... Wie gaat er dan met jou spelen?’
Dat vraagt Kiki zoo ernstig en zoo gemeend dat mama er de tranen van in de oogen krijgt.
Kiki ging dus naar school, werd er naartoe gebracht en werd er vandaan gehaald door mama zelf, en het ging allemaal op wieltjes. Den eersten dag kwam hij thuis met het bericht dat ‘zijn’ nonnetje Soeur Marie de Pace hiet - (hij zei: Soeur Marie Pat) - en een zeer lieve snoetebek had. ‘Iederen keer dat ik haar bezie moet ik aan mamaatje denken’, verduidelijkte hij zijn impressie, en om deze reden stond ook Soeur Marie de Pace dadelijk op zeer goeden voet met Kiki's mama.
Wat hij daar nu eigenlijk geleerd heeft? Papa heeft daar liever maar niet naar gevraagd, en naar mama's meening was dit bijzaak. Hij was enkele uren per dag de deur uit, speelde met kinderen van zijn leeftijd, 't was thuis niet meer zoo druk, - en papa vond het nu verschrikkelijk saai zonder Kiki. Wel zat het Kiki al dien tijd een beetje dwars wat mama toch deed wanneer hij niet in huis was, en geregeld vroeg hij bij zijn thuiskomst: ‘Heb je 't niet erg verdrietig gevonden zonder mij, mamaatje?’ En altijd heeft mama daarop geantwoord dat het huis zoo leeg was zonder Kiki. Dan volgde eene onuitputtelijke reeks vragen over het doen en laten van mama tijdens zijne afwezigheid, zoodat de verstandige papa wel eens zei: ‘Toe, Kikkertje, laat mama nu even met rust, je maakt haar zoo af’. Dan keek Kiki stom van verbazing naar papa en wederlegde: ‘Hoe kun je dàt nou zeggen, papaatje, mama heeft toch graag dat ik met 'r praat, en wat zou ze anders doen?’ En dan, in a-parte, met een wijzen blik op ma: ‘Waar de papa's zich toch mee bemoeien, hé mamaatje!...’
Hij heeft bij de nonnetjes, geloof ik, de lettertjes geleerd en de eerste woordjes. Maar het hoofdpunt van dit onderwijs was: versjes opzeggen. Kiki had er een geleerd, en elken dag moest hij voor papa komen staan,
| |
| |
de armtjes strak tegen zich aan gedrukt, en opzeggen:
Du faubourg Saint-Marceau,
Facteur et porteur d'eau,
J'ai plus d'une ressource
Je n'emplis pas ma bourse,
Mais je gagne mon pain!...
En dat kon hij zingen en declameeren, allebei even goed, al verstond hij er geen gebenedijd woord van.
Want op die nonnetjesschool van Kiki, ziet ge, daar was alles in 't Fransch. Eene Nederlandsche school zou men daar in den omtrek vruchteloos gezocht hebben, en de ‘Révérendes Soeurs’ waren - en zijn - er van meening dat een Vlaamsch kind niets beter te doen heeft dan zijn moedertaal zoo gauw mogelijk te vergeten om er het alleen zaligmakende Fransch te spreken. Dat hoort bij hun kloosterregel. De eerste dagen was het voor Kiki eene erge desillusie, hij vond het vreeselijk dom van de nonnetjes dat ze Fransch tegen hem praatten, maar bij kinderspel zijn zoo weinig woorden noodig dat hij er met de speelkameraadjes spoedig overheen was.
Papa vond dat onderwijs zeer on-pedagogisch, - en voor één keer had papa toch wel groot gelijk!
Kiki werd ook wel eens naar school gebracht door papa. Den eersten keer dat dit gebeurde vond mama het noodzakelijk papa tot driemaal toe op het hart te drukken dat hij het kind bij de hand moest houden op straat, en goed uitkijken voor autos en karren, en geen ruzie maken. Kiki vond het heerlijk dat papa met hem meeging. Hij hing zijn schooltasch over de schouders - (Kiki heeft natuurlijk een schooltasch met daarin: een pennedoos, een lei, een schrijfboek, een leesboekje Premières Lectures, een stuk chocola) - en op straat sprong en wipte hij zoo opgewekt aan papa's hand dat deze met een liefdevollen blik vroeg:
‘Vind je 't zoo prettig dat papa meegaat, ventje?’
‘Ja papa, en weet je waarom ik zoo spring, papa?’
‘Van blijdschap zeker?’
‘Neen papa, - maar dan rammelt het allemaal zoo leuk in mijn schooltasch, hoor je 't?’
| |
| |
Papa is meegegaan tot in de poort, van waar hij de heele speelplaats voor zich zag. Zoo heeft hij de gelegenheid gehad eens af te kijken hoe het er toeging op die school van Kiki. Een viertal nonnetjes met wijde zwarte kleeren en witte kap, stonden op verschillende punten van de koer, en aan de rokken van iedere Révérende Soeur hing een tris jongetjes en meisjes, de handles vastgeklampt aan de plooien, of opgeheven om de aandacht te trekken, de gezichtjes naar omhoog gekeerd, en allen tegelijk wat vragend. Het gonsde daar als in een glazen bokaal vol vliegen. Met een echt engelengeduld luisterden de nonnetjes naar de kleuters, antwoordden of antwoordden niet, brachten hier een huilend zusje tot bedaren, hieven daar een dreigenden vinger op tegen een stout jongetje, deden eventjes mee in het spel, en toen de bel klonk verdeelde zich de heele bent in rijtjes voor elke klasdeur, en de stille koer lag opeens verlaten te blekkeren onder de zon. Papa herkende dadelijk Soeur Marie de Pace doordat hij Kiki met de kleinsten van den hoop bij een dik rond nonnetje zag staan, bijna een crenoline-nonnetje, meende papa, en wanneer ze zich voortbewoog - gaan is hier het woord niet - was het net een klokhen die hare kuikentjes achter zich aansleepte.
Elken dag bracht Kiki verslag uit over de gebeurtenissen van zijn klas: van zusjes die huilden en die van Soeur Marie Pat een suikerbol gekregen hadden, van jongetjes die stout waren geweest, àndere jongetjes natuurlijk, van de ‘Révérende Mère Supérieure’ die een bezoek aan de klas had gebracht, - een groot evenement, dat! - en welke kindertjes er dien dag met de pop van Soeur Marie Pat hadden mogen spelen. Het nonnetje had namelijk een pop op haar lessenaar staan ten aanschouwe van al de begeerige kinderoogjes, en wie heel, heel zoet was mocht als belooning die mooie pop een paar minuten in de armen houden, zoo jongetjes als meisjes. Je moest er zoo verschrikkelijk zoet voor zijn, beweerde Kiki, dat het werkelijk niet om te doen was.
Een avontuur van belang was Kiki's eerste liefde, op diezelfde brave nonnetjesschool. Als Kiki in dien tijd met papa of mama wandelen ging was hij vol belangstelling voor de andere kinderen die zij ontmoetten. Naar de jongetjes keek hij zwijgend, met een zekere
| |
| |
vijandigheid, zooals een klein hondje zonder te keffen soms naar een ander hondje kijkt. Alleen wanneer er op dat jongetje wat aan te merken viel in kleeren of manier van doen, zou hij het dadelijk aan mama gezegd hebben. Maar was 't een zusje van zoo wat vier tot zes jaar, een mooi zusje, een zusje met een blauw of roze kleedje, met witte kousjes, met een aardig hoedje en een lief snuitje, dan geraakte Kiki dadelijk in vuur, uitte hij luidop zijne bewondering, stak zijn vinger uit naar het voorwerp van zijn emotie en: ‘O mamaatje, kijk nou es wat een mooi zusje!!! Zeg er eens wat liefs tegen!’ En dan moest mama op dat zusje knikken, wat vriendelijks zeggen, eens over het wangetje streelen, enkel en alleen om Kiki de gelegenheid aan de hand te doen ook een handje te geven, soms wel een zoentje, wanneer het mamaatje van 't zusje er zóó uitzag dat het wel mocht. Met papa ging dat moeilijker, omdat papa die kleine meisjes niet goed wist aan te spreken en ze bang werden van zijn zware stem en snor, en omdat hij tegenover de mamaatjes van die kleine zusjes heelemaal de kluts kwijt geraakte. Andere keeren was papa dan weer al te vriendelijk en werd Kiki een beetje jaloersch. Dat hing af van het soort zusjes en ook wel een beetje van het soort mamaatjes, denk ik.
Op een middag dan kwam Kiki uit de school, vloog recht op mama toe die aan de poort te wachten stond, en met schitterende oogjes: ‘O mama, nóù is er een mooi zusje op de school!... een nieuw zusje van vandaag!’
‘Zoo vent!’
‘Ja, en het heet Mimi en het heeft een blauw strikje in heur haar... En weet je wat, mama?’
‘Wat?’
‘Daar speel ik nou altijd mee... En weet je wat nog, mama?’
‘Wat nog?’
‘Als wij ons zusje koopen dan koopen we der net zoo een als Mimi, nie'waar?’
‘Zeker, schat, zeker!’
‘En weet je wat nog, mama?’
Kiki was er gewoon stapel van. Iederen dag kreeg mama het relaas van al het doen en laten van zijn klein nieuw vriendinnetje, en Mimi was er hoogst waarschijnlijk niet van bewust wat een trouw ridder ze in Kiki
| |
| |
gevonden had. Natuurlijk meende papa dat hij hier weer eens zijn opvoedkundige principes moest doen gelden, maar als hij in die groote blauwe oogjes van Kiki blikte en er aan dacht dat ook Mimi met die oogjes in 't leven keek, - wel, dan pakte papa zijn zoon vast en stak hem eens hoog in de lucht. - 't Geraakte gedaan op een ander manier. Huilend kwam Kiki op een middag thuis:
‘Mamaatje, ik houd heelemaal niet meer van Soeur Marie Pat!’ En huilen! huilen!
‘Nou, wat is er dan toch, ventje, ben je gestraft?’
‘Neê, maar verbeeld je dat ze gezegd heeft dat jongetjes alleen met jongetjes mogen spelen!’ Huilen, huilen! ‘En nou mag ik niet meer met Mimi spelen, vind je dat nou niet akelig?’
‘Ja maar, troostte mama, het mamaatje van Mimi zal misschien een beetje jaloersch geweest zijn!’ Papa mommelde iets dat niet klonk als een goedkeuring van Soeur Marie Pat, ondanks de pedagogie.
‘Maar ik vind de jongetjes niet leuk, mamaatje!... En nu vind ik het schooltje ook niet leuk meer!’
Arme Kiki.
Zijn verdriet was zoo groot dat mama als troostmiddel beloofde dat papa 's anderendaags bij Soeur Marie de Pace zou gaan om de zaken te regelen. Gelukkig kwamen er op de school andere indrukken, was er een spelletje van ‘Brigand et Gendarme’ op de koer, en zoo moest papa zich met die zeer delicate liefdesgeschiedenis niet gelasten bij het eerzame nonnetje.
Of Kiki door Soeur Marie de Pace nu gerekend werd bij de brave of bij de stoute kinderen, daarover heeft papa nooit veel vernomen. Mama's oordeel stond daarover vast, zelfs zonder de meening te kennen van de Révérende Soeur. En wanneer papa zoo soms 's middags aan tafel eens vroeg: ‘Wel, Kiki, ben je braaf geweest op school?’ dan gebeurde het wel dat Kiki een beetje rood werd rond zijn neusje en hij met een blik op mama antwoordde: ‘Dat gaat nog al, niet waar mamaatje?’ en dan drong papa maar niet aan. Op de prijsuitdeeling op het einde van het schooljaar mocht Kiki meespelen in een kindertooneel, waarin hij een kabouter moest voorstellen. Als prijs voor zijn vlijt en zijn gedrag gedurende het jaar bracht hij een mooi
| |
| |
kartonnen doosje thuis, met een heiligenprentje. Bovendien een prachtig vergulde ‘Carte d'Honneur’. Kiki was zoo gelukkig en zoo tier alsof hij den Prix de Rome had behaald, - en op genoemde ‘Carte d'Honneur’ stond geschreven dat hij de zesde was van de... zeven leerlingen.
‘Dat kan niet zijn, papaatje, verklaarde Kiki verbaasd, want daar zitten maar zes jongetjes in mijn klas.’
En zoo besloten papa en mama Kiki het volgende jaar naar het ‘Institut Notre Dame’ te zenden...
ERNEST CLAES.
|
|