had de autodidact nog geen begrip van wat schoolsch contrapunt beteekende.
Volgen wij Diepenbrock op zijne muzikale loopbaan, dan is het licht te bespeuren, wat een onbestendige zoeker hij geweest is. Elk nieuw werk van hem beteekent eene wijziging van richting en opvatting, en dat bracht hem, als steeds onvoldanen strever er toe, om vaak in zijne oudere werken wijzigingen aan te brengen.
Kon het anders dan dat hij in de jaren, toen hij zich zelf bewust werd, tot het machtig genie van Bayreuth aangetrokken voelde? Reeds de Mis toont zulks aan.
Later zien wij het nog sterker, omdat daar ook het orchestrate element het zijne bijvoegt, in ‘Vondel's vaart naar Agrippina’, een koorwerk met orkest, op tekst van Alberdingk Thijm.
Een Wagneriaan in den geijkten zin van het woord is Diepenbrock echter niet geworden, het lag trouwens niet in zijne natuur om bepaalde opvattingen te blijven koesteren en er in te verstarren. En ook dan, als hij onder invloed van deze of gene richting stond, was dit altijd nog maar relatief, want hij was zelf eene te sterke persoonlijkheid, dan dat hij zich tot slaafsch navolgen zou laten verleiden hebben.
Toch zijn er in het oeuvre van Diepenbrock drie perioden waar te nemen, die wijzen op invloeden van Wagner, Mahler en Debussy.
Een stilstand toont zijn werk echter nooit; geen cerebrale arbeid werd het, naar een verworven methode, maar een gestaag evolueeren, een zoeken en trachten, naar een ideaal van vorm en gedachte sreven, met echten scheppingsdrang, onder het motto ‘Excelsior!’ zonder dat het hem wellicht gelukt zij voor zichzelf het bevredigende resultaat gevonden te hebben.
En dat is misschien welbegrepen den hoogsten lof die men den kunstenaar brengen kan, hoe paradoxaal het ook schijne. Want in 't eind is toch ieder kunstwerk niet meer dan een pogen om bij benaderirig het ideëele der artistieke visie en emotie stoffelijk te verwezenlijken.
Als het meest compleete werk van Diepenbrock wordt genoemd zijn ‘Te Deum’ (1897) voor dubbelkoor en orkest, en men is er in Holland van overtuigd dat dit opus het hoogste en voornaamste is, dat ooit door een Nederlandschen componist werd onderteekend.