Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1922
(1922)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 917]
| |
De economische politiek van Walther RathenauMet zekeren weemoed, denken wij terug aan het heerlijk verblijf te Grünewald, in de nabijheid van Berlijn, waar Walther Rathenau, als teer bezorgde zoon, met zijne bejaarde moeder gewoonlijk musiceerde. Op 24sten Juni was het de laatste maal, dat hij, misschien met vreugdetonen in de ooren, zijn huis en zijne moeder verliet. Den zelfden dag immers viel hij onder de revolverschoten van waanzinnige nationalisten. In hem verliest Duitschland eene technische kracht van eerste gehalte, een man die zijn land uit zijn neteligen toestand redden zou en een economist, welke de aandacht der wetenschappelijke wereld op zich vestigen deed. Geheel zijn leven, mag men zeggen, is bevat in de woorden, die hijzelf uitsprak op het graf van zijn vader, Emil Rathenau, te Berlijn in 1915. Daar sprak hij van de macht des geestes over het stoffelijke, van het schouwen der ziel die waarheid zoekt, van het belang der gedachte en van de daad die het leven van zijn vader hadden gevormd en die ook van hem maken zouden, op technisch en economisch gebied, een man van organisatiegedachte en een man van de daad. Zoo had Walther Rathenau zijne beklimming in het leven niet te beginnen aan den voet van den berg, want zijn vader had door economische macht, door hoogere ideologie en door wilskracht zich van het begin zijner loopbaan geplaatst op eene hoogte, vanwaar hij het gansche sociaal-economische leven kon overschouwen en zich met volle kracht wijden aan de verwezenlijking zijner economische plannen.
***
Walther Rathenau werd op 29 September 1867 te Berlijn uit joodsche ouders geboren. De traditionneele opvoeding, welke hij op het Gymnasium genoot, werd voor hem ook eene gelegenheid tot taalkennis en beoefening van sport. Zijne schooljaren werden onderbroken door lange reizen in het buitenland die zijn | |
[pagina 918]
| |
blik verscherpten en den gezichteinder van zijn diep verstand verbreedden. Op zeventienjarigen leeftijd, had hij te kiezen tusschen schilderkunst, literatuur en natuurwetenschap. De beslissing in zijne beroepskeuze viel uit ten voordeele van Physiek, van Reken- en Scheikunde, welke hij, als grondslag der moderne techniek, verkoos dieper in te studeeren. De veelbegaafde jonge man studeerde aan de Hoogeschool te Berlijn en te Straatsburg. Onder zijne akademische professoren schitterden de namen van Helmholtz, Hofmann en Dilthey. In 1889 promoveerde Walther Rathenau als doctor in de philosophie met eene studie over de lichtopslorping der metalen. Daarna wijdde hij zich hoofdzakelijk aan de electrochemie. Dit was het nieuwe land, zeide hij, dat zijn vader nog niet had veroverd. In München voleindde hij zijne polytechnische studies en werd technisch beambte in de aluminiumfabriek te Neuhausen in Zwitserland. Hij ontdekte er het middel om door electrolyse chloor en alcaliën te verkrijgen. In 1893 met de hulp van Duitsche grootbanken, stichtte hij electrochemische fabrieken en werd de leider dezer belangrijke inrichtingen te Bitterfeld, te Rheinfelden in Polen en in Frankrijk. De aanvankelijke technische moeilijkheden staalden zijn wil en leidden hem tot toepassing van nieuwe methoden in het samenstellen van ferrosilicium, chroom, natrium en magnesium. Na zeven jaren handenarbeid, verlaat hij Bitterfeld en wordt medeopsteller met Maximiliaan HardenGa naar voetnoot(1) van het tijdschrift Die Zukunft. Dit gebeurde in 1899. Op voorslag van het bestuur. der Allgemeine Elektrizitätsgesellschaft, waarvan zijn vader de grootste aandeelhouder was, komt hij er als leider in de afdeeling voor den bouw van centralen. Na drie jaren hardnekkige inspanning waren door zijn toedoen electrotechnische werken ontstaan in Manchester, Amsterdam, Buenos-Aires en Baku. In 1902 verlaat hij de A.E.G. voor de hooge finantiewereld. Door deze werkzaamheid kwam hij er toe door afkoop van aandeelen het monopool der A.E.G. te bevestigen en het voorzitterschap ervan waar te nemen. Op aanvraag van Vorst von Bülow bereist hij in 1907 in gezelschap van Bernhard Dernburg Duitsch-Oost-Afrika, de Engelsche koloniën en Duitsch-Zuid- | |
[pagina 919]
| |
West-Afrika. Zoo was hij in staat, met kennis van zaken, deel te nemen aan de koloniale politiek van zijn land. Deze koloniale ervaringen heeft hij samengevat in een boek Reflexionen dat in 1908 het licht zag. In aansluiting dezer gedachten verschenen nog van zijne hand in 1912-1913 Zur Kritik der Zeit en Zur Mechanik des Geistes. De wereld-oorlog zou zijne werkzaamheid nog verdubbelen. Zijne daad zal Duitschland helpen redden van dieperen val en zijn weerstandsvermogen sterken. Den derden dag immers na de oorlogsverklaring in 1914 meldde zich Walther Rathenau bij een bestuurder van het oorlogsministerie en durfde, te midden van den triomfroes der opmarcheerende troepen naar Luik en te midden de opgewondenheid van oorlogsbegeesterd volk, deze sceptische vraag stellen: ‘Wat dient er gedaan, om Duitschland van grondstoffen te voorzien?’ En wijl de lieden op straat zich de extra-uitgaven uit de handen rukten en duizenden Russen voor enkele penningen bestelden, sidderden een paar mannen bij Rathenau's gedachte en vroegen zich af, of men werkelijk de kanonnen meer dan zes maanden zou kunnen voeden, of men het leger en de bevolking niet aan honger zou moeten prijsgeven en of de brandstof zou toereikend blijven om de onderzeeers te bewegenGa naar voetnoot(2)! Daags nadien reeds, ontving de Pruisische oorlogsminister von Falkenhayn, den man die, alhoewel niets anders dan afdeelingsoverste in het oorlogsministerie, en geen andere titels dragend dan verstand, ervaring en wilskracht, welhaast de economische dictator van Duitschland worden zou en een beslissenden invloed uitoefenen op het weerstandsvermogen van zijn Vaderland. Twijfelloos verpersoonlijkt Walther Rathenau de geschiedenis der economische oorlogsleiding van Duitschland. ‘Wij stonden, zoo zegt hij zelf, vóór de taak het gansche economische leven van Duitschland aan den oorlog aan te passen. De toestand was ernstig, want van weinige stoffen was er genoegzame voorraad voor meer dan een jaar! Al het noodzakelijke moest door de blokkade in Duitschland gevonden worden. Na twee maan- | |
[pagina 920]
| |
den had hij reeds de Duitsche Industrie op oorlogsvoet ingericht. Alle nijverheidsvormen werden door het genie van Rathenau tot eene eenheidseconomie ingericht, tot een soort staatsorganisatie, welke, naar het woord van Rathenau zelf, van beteekenis worden zou voor de toekomst der Volkshuishouding en die Duitschland van grootere ineenstorting sheeft gered. Door zijn toedoen, immers, ging enkel naar het buitenland, wat de Duitsche kanonnen over de grenzen spuwden. De grondstoffen-verzorging was verzekerd en de Duitsche economie was geworden de volkshuishouding van een gesloten handelsstaat. Na den oorlog bleef hij in den dienst der Duitsche Republiek en kenmerkte zich overal in diplomatische kringen, als een man van organisatie-gedachte en van stalen wilskracht. Wel koos hij stelling tegen het oude regiem, doch eerst in 1921 verklaarde hij zich bereid om tot de regeering toe te treden. Minister van wederopbouw in 1921, hield hij te Wiesbaden men den Franschen minister Loucheur de bekende besprekingen, waarin hij zijn grootsch denkbeeld, omtrent de levering in natura ter afbetaling der vergoedingen, vooruitzette. Sinds 1 Februari was hij in het kabinet van Wirth minister van buitenlandsche zaken. Als dusdanig wekte zijne bedrijvigheid te Genua groot opzien, namelijk door zijn verdrag met Titcherine. Wiesbaden en Genua moesten hem afzetgebieden openen voor de Duitsche nijverheid en Duitschland van zijne lasten helpen bevrijden. Zijn grootste en sterkste politieke tegenstrever, de Westfaalsche magnaat, Hugo Stinpes, zeide eens van hem, dat hij op technisch gebied het grootste genie was in het Duitsche rijk. En Lloyd George aarzelde niet daags na den laffen aanslag op het leven van Rathenau, te verklaren, ‘dat hij een der bekwaamste ministers was van Europa. Hij was voorstander der verzoeningspolitiek en daarom is hij vermoord’. Is hij gevallen als slachtoffer van verwaande extremisten, heeft hij als economische dictator eigenaardige gedachten over eigendoms- en beschikkingsrecht in ons bezet Vaderland toegepast, toch was het een man van ongehoorde werkkracht en van nationaal-economische opvattingen welke een nader onderzoek verdienen.
*** | |
[pagina 921]
| |
De twee hoofdgedachten zijner economische politiek, welke door zijn genie en door den nood der omstandigheden aan zijne bedrijvigheid werden opgedrongen, kunnen wij in de volgende stellingen samenvatten: de menschelijke geest moet het stoffelijke beheerschen; de economie is geen private zaak, maar zaak der gemeenschap. In 1917 verschijnt Von kommenden Dingen waar eene zedelijke en godsdienstige idee den machtigen gedachtenbouw doorstroomt en zijne hervormingsplannen belicht. Deze kunnen wel utopistisch voorkomen, doch zij getuigen van de wilskracht van dezen karaktervollen man. ‘Wij zijn niet op de wereld, zoo besluit hij het boek, ter wille van het bezit, ter wille der macht, ter wille van het geluk, maar wij zijn hier om het goddelijke uit den menschelijken geest te verklaren. In het kapittel, Der Wert der Wirtschaft schrijft hij: ‘De huidige bronnen van den rijkdom zijn monopolen, speculaties en erfenisrecht. De monopolist, de speculant, de erfgenaam moeten uit de toekomstige volkshuishouding verdwijnen. De macht van den geest en de organisatie van het economische leven door verdwijning van parasitisme, arbeidloos inkomen en door betere inrichting van de volkshuishouding ten bate der algemeene welvaart, ziedaar de gedachten die hij dieper zal uitwerken in zijn hoogst belangrijk werkje. Die Neue Wirtschaft, dat in 1918 het licht zag. Het boek vangt aan met een overzicht der verliezen door alle oorlogvoerende landen geleden. ‘Maatschappelijk verloren zijn, behalve de ontzettende offers aan menschenlevens, de grondstoffen, de halffabrikaten en waren, die bij het begin van den oorlog voorhanden waren; verloren zijn verder, hoewel niet in berekeningen om te zetten, de besparingen die in den loop van eenzelfde aantal vredesjaren in den vorm van nieuwe beleggingen de landen zouden verrijkt hebben; verloren zijn ten slotte de vernieling, de slijtage en de beschadiging van alle roerende en onroerende productiemiddelen’Ga naar voetnoot(3). Het economische paradijs van het verleden is door | |
[pagina 922]
| |
den oorlog zoek geraakt en zal door ons niet meer teruggevonden worden. ‘Ons geslacht, zegt hij, dat op geen enkel gebied de gevolgen van den oorlog te boven zal komen, zoolang het leeft, zal zich den vroegeren vredestijd herinneren als een tijdperk van lichten arbeid, van goedkoopen levensstandaard, van welstand en weelde en van onbegrensde economische beweeglijkheid.’ Met recht merkt schrijver verder op, dat de verwoesting zich niet alleen heeft voltrokken op het gebied van het zichtbare, het economische, maar vooral op het gebied van het onzichtbare. ‘Daarom, zegt hij, om de moeilijkheden van den oorlog te overwinnen, moeten wij ze onder de oogen zien en den moed hebben de eischen, aan ons zelf en aan ons doel gesteld, veel hooger te plaatsen dan voor het moeizaam bereiken van vroegeren toestand, het vroegere is verzonken en zal nooit meer terugkomen; als het een paradijs was, dan is het nu een verloren paradijs... het paradijs van den gemechaniseerden arbeid en het ongebreideld bedrijfsleven heeft zijn tijd en zijn verdienste gehad; worden wij gedwongen het te verlaten, welnu dan keeren wij het vrijwillig den rug toe en scheppen ons in het zweet ons aanschijns een akker, die door onzen eigen wil en door onzen eerlijken arbeid gezegend zal zijn. Met Gods hulp zullen we bereiken, wat mogelijk is, wanneer wij het hoogste van onszelf eischen’Ga naar voetnoot(5). ‘Van ons zelf moeten wij eischen dat wij de oorlogslasten dragelijk maken, al verhoogen wij ze met het volle bedrag noodig voor de verbetering der levensvoorwaarden, dat we, ondanks deze zware lasten onze produktie goedkooper maken. Er is maar één weg om dit vraagstuk op te lossen; het is noodig van de goederenproduktie uit te gaan en de resultaten van den menschelijken arbeid zoo op te voeren, dat een verdubbelde voortbrenging den last dragen kan en bovendien haar werkkrachten beter beloond en verzorgd ziet’Ga naar voetnoot(6). De bestaande maatschappijvorm kan die taak niet volbrengen, nog minder de kommunistische. De gemeenschap behoort regelend op te treden om de verloren ge-Ga naar voetnoot(4) | |
[pagina 923]
| |
gane kapitalen weder op te bouwen. En de enorme schulden kunnen dus maar alleen betaald worden, wanneer handel en productie op veel doelmatiger wijze worden georganiseerd. Wel blijkt het privaat bezit de grondslag der economische hervorming, doch deze zal moeten doordrongen zijn van gerrteenschapsgeest; eenzelfde zedelijkheids- en verantwoordelijkheidsgevoel zullen den nieuwen maatschappijvorm moeten doortrekken en doelmatigheid zal het gansche industrieleven moeten beheerschen. Rathenau schat de waarde der goederenproductie van Duitschland van voor den oorlog op pl. m. 45 milliarden mark. Door de oorlogsvoering zijn de lasten met 15 milliarden toegenomen. Deze lasten nu zullen licht kunnen gedragen worden, door eene, twee of driemaal grootere voortbrenging. Doch deze kan alleen worden verkregen, niet door staatsexploitatie maar door volkomen organisatie der particuliere bedrijvigheid met medezeggenschap van den Staat. Vooraleer over te gaan tot het ontvouwen van zijn nieuw economisch plan, wil Rathenau een overzicht geven van de zwakke plekken in het Duitsche en in het huidige produktiestelsel. Weinige ondernemingen vooreerst kunnen eene keuring doorstaan naar de juistheid van de standplaats, naar de capaciteit der werktuigmachines, naar de meest economische wijze van het productieproces, alleen reeds het kolenverbruik van Duitschland kan tot op de helft beperkt worden, zoo alle bedrijven wetenschappelijk werden geregeld. Niet alleen de verhoudingen in ieder bedrijf afzonderlijk, maar ook in de nijverheidsgroepen konden veel verbeterd worden. Zoo min als in de afzonderlijke bedrijven, mag hier de arbeidssplitsing aan het vrije spel der omstandigheden worden overgelaten. Normaliseering en standardiseering moeten ook in de nijverheidsgroepen de productie door vereenvoudiging verhoogen. Verders ondergaat het bewerkingsproces van grondstof tot eindproduct eene nadeelige uiteenzetting en wordt de gedecentraliseerde weg van de werkplaats naar den verbruiker een weg van versnippering en schadeposten. Door verandering van mode, door bederf, door concurrentie, door het afhandig maken van klanten, | |
[pagina 924]
| |
door reklame, door wanbetaling, opslagkosten, overbodige krachten, renteverlies, gaan bedragen aan arbeidskracht, aan omloopsnelheid en materiaal in zoo grooten omvang verloren, dat b.v. geweven stoffen op dezen weg dubbel of driemaal zoo duur worden. Eindelijk moet men bedenken dan het niet onverschillig is, in welke richting de economie in haar geheel zich beweegt. Langen tijd nog zal het economisch nationalisme zegevieren, doch ten slotte zal dit zelf bijdragen tot het inzicht, dat ook de volkshuishouding van de wereld een gemeenschapshuishouding is en zijn moet, en dat het bedrijfsleven in de richting van gemeenschapsbedrijven moet worden aangestuurd. De toekomstige hervormingen overigens welke in het economische leven wortelen en gericht zijn op het maatschappelijke zijn: de vereffening van het welvaartspeil, de beperking van het particuliere monopolie, de inkrimping van het erfrecht, scherp toezicht op kapitaalsuitvoer, beperking van den lediggang en betere arbeidsorganisatieGa naar voetnoot(7). Na de richtingen van het huidige arbeidsproces te hebben bestudeerd, en de plekken aangeduid waar de hand aangeslagen moet worden, geeft Rathenau een overzicht van zijn toekomstplan voor het gansche bedrijfsleven. Hij wil alle ondernemingen samenvoegen tot beroepsbonden en nijverheidsbonden of bedrijfsorganisaties. De beroepsorganisatie is de samenvoeging van alle gelijksoortige bedrijven zoo b.v. van alle katoenspinnerijen met elkaar, alle walswerken voor ijzerdraad met elkaar, ieder met zijn beroepsgenooten in een afzonderlijken bond. Deze beroepsbonden wil hij organiseeren in den vorm van naamlooze vennootschap. De nijverheidsbond of bedrijfsorganisatie is eene vereeniging van nijverheidstakken die dezelfde stoffen er voor of er na verwerken, dus van alle bedrijven, die zich met productie, bereiding en handel van een bepaald artikel bezighouden, zoo b.v. het geheele katoenbedrijf, van de spinnerij tot den winkelier. Die beroeps- en nijverheidsbonden zouden door den | |
[pagina 925]
| |
Staat als erkende en gecontroleerde lichamen worden beschouwd met ruime bevoegdheden. De beroepsbond is de belangrijkste. Deze moet de economische eenheid scheppen. Deze is gedacht als naamlooze vennootschap met centraal verkoop- en verzendingskantoor. De gezamenlijke bedrijven kiezen het bestuur en dit neemt de directie. De Staat verleent aan deze beroepsorganisaties belangrijke voordeelen: het recht om nieuwe leden aan te nemen en te weigeren, het recht tot alleenverkoop van binnenlandsche en buitenlandsche goederen; het recht om rentelooze bedrijven stop te zetten, het recht om andere bedrijven op te koopen, ze stil te leggen of te veranderen. Iedere onderneming levert aan het syndicaat zijn productie af, voor zoo ver zij deze niet noodig heeft. De afrekening der geleverde en teruggehouden hoeveelheden geschiedt tegen den kostprijs plus een matige winst. De Staat krijgt aandeel in het bestuur en deelt in de winst. Deze winstaandeelen, zegt Rathenau, vormen den grondslag voor een geweldig groot Staatsinkomen, dat de waar bij haar ontstaan en groei in al haar geledingen van grondstof tot afgewerkt product ontlast, daar, ten behoeve van den Staat bij iederen omzet een gedeelte van de winst wordt afgetapt. Uit de winst wordt, nadat de leiders beloond zijn, in de eerste plaats een behoorlijke rente van het aangewende kapitaal afgezonderd, een zeker percentage gaat naar den fiscus, verder wordt een deel besteed voor sociale maatregelen en verhooging van het arbeidsloon, terwijl ten slotte de rest wordt gebruikt om den verkdopprijs der producten te verlagen. In het bestuur van den bond zijn niet alleen de ondernemers en de Staat maar ook de arbeiders vertegenwoordigd. Alle geschillen worden door scheidsrechters beslist. Het gebied van verantwoordelijkheid van den beroepsbond omvat dus technische verbetering, economisch beleid, verruiming van het afzetgebied, sociale verheffing der leden en algemeene welvaart. Daarbij komt ook nog de nijverheidsbond, welke eenvoudiger en minder belangrijk is dan de beroepsbond. Zijn voomaamste taak bestaat in overleg en be- | |
[pagina 926]
| |
middeling; gemeenschappelijk optreden der bedrijven vindt niet plaats, en er is geen uiterlijke vorm van bedrijfvennootschap noodig. Voldoende is de stichting van een organisatie voor speciale doeleinden. Hier worden behandeld de vragen betreffende de behoefte, de kwaliteit der waren, hun typen en monsters, de prijzen, den leveringstijd, de betalingswijze, de bedrijfsuitbreiding. De bondsorganisatie omvat den groothandel, het installatiebedrijf, het handwerk en vooral het kunstwerk en enkele half-organische bedrijven. Deze regeling van het economische leven in beroeps- en nijverheidsbonden moet, volgens Rathenau, de schaduwvlekken uit ons huidig productiestelsel doen verdwijnen en door wetenschappelijker inrichting en ingrijpen van den Staat beter de algemeene welvaart dienen. Deze nieuwe volkshuishouding wil geen Staatshuishouding zijn. Zij blijft overgelaten aan het initiatief der burgers, in particuliere ondernemingen, die evenwel de medewerking van den Staat behoeven tot een georganiseerde aaneensluiting, tot overwinning van interne moeilijkheden en tot verveelvuldiging van produktievermogen en draagkracht. Die beroeps- en bedrijfsbonden immers zullen den geheelen in- en verkoop, inen uitvoer regelen, nieuwe afzetgebieden zoeken. Zij zorgen voor invoer van grondstoffen, voor beschikbaarstelling van vrachtruimte, voor productieverhooging, voor verbetering in den bouw der werkplaatsen. Zij ontwerpen wetenschappelijk doordachte plannen betreffende arbeidsverdeeling van werkplaats tot werkplaats, zij produceeren uniforme standaardartikelen om de productie grooter en goedkooper te makenGa naar voetnoot(8). Ten einde nu het economische leven op nieuwe banen te sturen, doet Rathenau een beroep op de leiders van het oude bedrijfsleven, waarvan velen reeds het onrecht beginnen te beseffen. Zij moeten eerst verkennersdiensten doen op den weg naar den nieuwen toestand. Want zooals wij in het politieke leven moeten komen van de kastenregeering tot de volksregeering, zoo ook moeten wij komen van het kapitalistische regiem tot gemeenschapseconomie.
*** | |
[pagina 927]
| |
Deze opvatting van Rathenau heeft eenige gelijkenis met de opvatting der bedrijforganisatie, zooals zij door het christen solidarisme wordt gedacht. Toch schijnt ze eene socialistische tint te hebben, door haar geweldig ingrijpen in de private huishouding der enkelingen, door eene algemeene standardiseering en door een te groot medezeggenschap van den Staat. Heerlijk is zeker de grondgedachte, welke door wetenschappelijker productie de algemeene welvaart dienen wil. Alhoewel de schrijver een joodsch geloovig man is, heeft hij niet genoegzaam het psychologische en het zedelijke element doen uitschijnen in zijn organisatieplan, dat niet van een zeker utopistisch karakter is vrij te pleiten. Hij beschouwt te zeer de menschen, als stukken van een schaakspel, die hij ongestoord zou behandelen kunnen om tot zijn doeleinde te geraken. Zijn goede bedoeling nochtans mogen wij niet in twijfel trekken, want hij streeft naar algemeene welvaart en erkent, misschien te autocratisch, de groote macht van den geest op het stoffelijke. Hij erkent het ongerechte in het kapitalistische stelsel en bevestigt, dat lichaam en ziel door de techniek zijn ten onder gegaan. ‘De mensch, zegt hij, heeft onder stijgende spanning en verhitting zijne energie aan het jachtwiel van het wereldbedrijf afgegeven. Een ronkende motor is geen arbeidsdier dat onder Gods vrijen hemel weidt, men smeert hem in, men vuurt den ketel aan en zijn stalen voet stampt met nieuwe krachten op rhythme van cyclopenslag. Het christendom werd jammer genoeg door deze mechaniseering des levens verdrukt en verbannen.’Ga naar voetnoot(9) Doch, zooals hij met recht bemerkt, komen de gedachten en de gemoederen in opstand tegen het oude stelsel der Westersche beschaving. ‘Langzaam brandt het vuur ten einde, waaruit geen volk te voorschijn komt, zooals het geweest is. Zomer en herfst gaan voorbij; onschuldig en vertrouwend op de kracht der zon, ademt de natuur volgens oerwetten de lucht der dagen en der nachten in en weerspiegelt in haar op en neergang den regenboog van haar aardsch tapijt. Maar in dit onvergankelijk natuurschoon, onder deze wolken en sterren is het men- | |
[pagina 928]
| |
schengeslacht veranderd. Zij die terugkeeren van een hel van slijk en vuur, van de dreigende afgronden der zee, van gevangenschap en zonnehitte en ijskoude nachten, van platgetrapte landen, van ingestorte luchtkasteelen, van kwellingen van geweten en zielesmart, van moedersmart en hospitaalleed, van haat en gebrachte offers, van verblinding en verrijking, van misdaad en schuldbesef, zij allen, doodgewaanden en levenden, verminkten en zieken, gebrokenen en sterker gewordenen: allen zijn wetend geworden. Hetzij zij elkaar in binnenlandsche twisten verscheuren, één van wil zijn of tot God zich keeren, zij zijn niet meer die ze waren; zij hebben in afgronden gestaard en dragen in hun oogen den donkeren naglans hiervan. Nog telkens zullen zich stemmen van enkelingen verheffen, ook wel van groepen, die als vroeger het nut en de voordeelen, den strijd en de idealen van 't oude voorstaan. Maar onbewust en ongemerkt komt het bewustzijn op: wat gebeurd is, dat kan niet meer met afgestane winsten en offers worden goedgemaakt en uitgeboet. Dit geslacht, deze menschheid heeft te veel geleden en te diep doorvoeld, dan dat een geheel vaa nieuwe grensregelingen en wetten, geld of macht de zielen kan vrijkoopen, de dooden kan eeren, de levenden verzoenen. Slechts uit het binnenste, uit het diepste geweten der wereld kan verlossing komen, in naam van gerechtigheid en vrijheid, tot zoen der menschen en tot eer van God. Het geweten der volkeren zal in het duister des harten spreken, krachtiger dan de stroom van hartstochten, welke in die voorbije zomerdagen losbrak. Zware strijd, geweldig leed, angst voor het bewust worden, offers van geloof, staan voor de deur.’Ga naar voetnoot(10) Geloof en wilskracht, dat zijn de krachtbronnen van Rathenau's persoonlijkheid. Omdat hij een gedachte had, al was ze niet de onze, heeft hij ze met stalen wil gevolgd, en daarom is hij een der grooten in het leven geworden. De geest en de organisatie, het recht der gemeenschap heeft hij hoog gehouden en daarom heeft hij aan zijn volk groote diensten bewezen. Solidariteit, organisatie en wetenschap waren de grondgedachten van zijne economische politiek, in zijn werk | |
[pagina 929]
| |
en in zijne opvatting. Die gedachten moeten de economische politiek der wereld beheerschen, gesteund op psychologie en zedelijk-godsdienstigen grondslag. Dat Rathenau deze laatste gedachte niet verwaarloosde, bewijst onder meer zijn kenspreuk uit Reflexionen: ‘Wat buiten ons als wet voorkomt, dat is eene uitspraak van God. Daarom zijn kunst en wetenschap beide Godsdienst. De geestesgolven zijn de energievormen der Eeuwigheid’.
Prof. Dr MISSIAEN, o. cap. |
|