Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1922
(1922)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 655]
| |||||||||||||||||
De ontbinding van het Duitsch socialisme.De Duitsche sociaaldemocratie, die als vast-aan-een-gesloten partij den wereldoorlog is ingegaan, ondergaat heden een ontbindingsproces, waarvan de oorzaken van praktischen en persoonlijken aard zijn. De opvolger van Karl Kautsky, als theoretische leider der partij, Heinrich Cunow, beweert in de ‘Neue Zeit’, dat de verscheidene richtingen in het socialisme te wijten zijn aan de volkomen ongenoegzaamheid der socialistische leering. Deze werd door den wereldoorlog zoo in het gedrang gebracht, dat zij ontoereikend is gebleken om de gebeurtenissen een voldoenden uitleg te geven en onhoudbaar is geworden als grondslag voor een algemeen leidingsprogram. De marxistische theorie heeft in den wereldoorlog een vuurproef onderstaan, welke eene sterke partijcrisis heeft veroorzaakt. Beneven deze oorzaak, zoo oordeelt Cunow, is de scheiding in het Duitsche socialisme ook gelegen in motieven van persoonlijken aard. De sympathie en de antipathie, verwekt door zekere vooraanstaande leden der partij, nopens hunne opvatting in zake oorlogskredieten en oorlogsverantwoordelijkheid, hebben niet weinig bijgedragen om de gemoederen te verontrusten en hunne bepaalde overtuiging aan het wankelen te brengen. Daaruit sproten verschillende richtingen welke het Duitsche socialisme met veelvuldige schakeeringen doorkruisen.
a) De Meerderheidssocialisten. - Wetenschappelijk steunt het meerderheidssocialisme op de grondslagen van het marxisme, zooals die in het communistische Manifest, in het Kapitaal en in het Erfurter Program van 1891 werden vastgesteld. Zij stonden op het standpunt van het materialistisch evolutionisme en beschouwen de kapitalistische maatschappij, als eene voorbijgaande periode in de geschiedenis van het economische leven der volkeren. Het is de democratie, welke de politieke voorwaarden dezer ontwikkeling moet voorbereiden, door eene geschikte opvoeding en inspanning | |||||||||||||||||
[pagina 656]
| |||||||||||||||||
van het proletariaat dat de klassenvrije socialistische maatschappij moet bevestigen. In het verwezenlijken der dictatuur van het proletariaat, verschilt de meerderheidsfractie der socialisten van de onafhankelijke Dezen willen, door brutaal geweld, het volk voor eene minderheidsdiktatuur doen buigen; genen integendeel willen door parlementarisch meerderheid den weg naar democratische macht banen. Karl Kautsky, welke als de beste Marxkenner doorgaat, verwerpt de gewelddadige dictatuur van het proletariaat. Daarom verwerpt het meerderheidssocialisme het politieke radenstelsel, alhoewel het tegen geen herziening van het Erfurter Program gekant staat. De meerderheidssociaiisten bekennen immers, dat vele stellingen van Marx door de feiten zijn wederlegd. In zijnen geest willen zij de Marxsche theorie aan een nieuw onderzoek onderwerpen. Te dien einde, werd op den partijdag te Cassel in 1920 eene commissie ingesteld, belast met het opmaken van een nieuw marxistisch program. Te Cassel reeds waarschuwde Bernstein voor de marxistische scholastiek. Daarom zal het meerderheidssocialisme niet alleen praktisch maar ook theoretisch in de toekomst het materialisme moeten verloochenen en zich tot gemeenzamen politieken arbeid inrichten. Theoretisch staan de meerderheidssocialisten op den bodem van klassenstrijd, van politiek en economisch internationalisme. Practisch was hunne werking bij het invallen van den wereldoorlog in 1914 eene verloochening van die beginselen. Zelfs van in 1917 stelden zij zich op het standpunt der Julirevolutie om met het centrum door gemeenzaam politiek samenwerken in 1918, onder leiding van Prins Max van Baden, het regeeringsambt op zich te nemen. Later van de onafhankelijken gescheiden, vormden zij met de Duitsch-democratische partij en het centrum eene nieuwe coalitie-regeering, waarbij in 1921, ook de Duitsche volkspartij werd aangesloten. Deze verloochening der theorie van klassenstrijd op politiek gebied werd praktisch beinvloed door de syndikaten. De meerderheidssocialisten willen alzoo het socialisme hervormen en het door evolutie langs vreedzame wegen tot de overwinning te geleiden.
b) De onafhankelijke sociaaldemocratische Partij van Duitschland. - Tegenover de meerderheidssocialisten staan de onafhankelijken, op het standpunt der revolutie. | |||||||||||||||||
[pagina 657]
| |||||||||||||||||
Het was den 24 Maart 1916, dat Haase in eene vergadering der partijfractie het woord nam, om uit te varen tegen de oorlogskredieten door zijne partijgenooten goedgekeurd. Zijn handelwijze werd door de partij als trouwbreuk gelaakt. Daarop sloten zich de halsstarrigen rond Haase om eene minderheidsfractie te vormen. Zij omvatte 44 afgevaardigden. Zij verlangden het sluiten van den vrede en eene onmiddellijke heroprichting der socialistische Internationale. Op het Congres van Gotha, van den 6den tot den 8sten April, trad deze minderheid uit de partij en noemde zich de ‘onafhankelijke sociaaldemocratische partij Duitschlands’. Deze stelt zich op de basis van het revolutionnaire socialisme en wil door gewelddadige klassenstrijd, door het revolutionnaire radenstelsel de arbeiders tot verovering der politieke macht aanzetten. Hier volgen enkele punten van hun programma:
Op den partijdag van Leipzig hebben de onafhankelijken het Russisch radenstelsel aanbevolen en zich bij de beginselen der derde Internationale van Moscou aangesloten. Hun voornaamste strijdmiddel is de actie der volksmassa, welke de revolutie moet verwekken. Nochtans de betrekkingen met Moscou werden de oorzaak eener splitsing der onafhankelijke partij. De eischen | |||||||||||||||||
[pagina 658]
| |||||||||||||||||
van Lenine, welke de opslorping der partij door de Communistische organisatie der Internationale, als voorwaarde tot inlijving bij de revolutionnaire stormtroepen van Moscou stelden, waren niet naar den zin van alle onafhankelijke socialisten. Op den partijdag te Halle in 1920 verwierp de rechtervleugel der onafhankelijken de ontijdige en aanstellerige eischen van den Soviethoofdman uit Moscou. De linkervleugel integendeel ging over tot de partij der Communisten, terwijl de rechtervleugel der onafhankelijken bij de verkiezingen van Februari 1921 als massapartij schijnt te hebben afgedaan.
c) De Vereenigde Communistische Partij van Duitschland. - Eerst op den 30 December 1918 is de Communistische partij, ook Spartakusbund genoemd, zelfstandig opgetreden. De stichters der partij waren Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Reeds in 1915 nochtans traden zij op onder den naam van Spartakisten naar het slot hunner vlugschriften, dat immer luidde: ‘Met partijgroet Spartakus’Ga naar voetnoot(1). In 1916 op verscheidene partijdagen trokken zij te velde tegen de regeeringssocialisten en den rechtervleugel der onafhankelijken. Het programma van den Spartakusbond breekt niet openlijk met het Erfurter Programma, doch is wezenlijk gansch verschillend. De Spartakusbond wil namelijk de dictatuur van het proletariaat bestendigen. Als politieke maatregelen eischen zij o.m. de ontwapening der politie, de vorming van een arbeidersleger, de afschaffing der parlementen, de overneming van het bestuur door arbeiders- en soldatenraden. Als sociale hervorming stellen zij voor eene doortastende sociale wetgeving, de verkorting van den arbeidstijd, eene volkomen hervorming van het voedingsen woningswezen in den geest der proletarische revolutie. De economische hervormingen bevatten o.a.: de verbeurdverklaring van het vermogen en het inkomen der dynastie, de verloochening der Staatsschulden, de onteigening van het private grondbezit, de Staatsleiding | |||||||||||||||||
[pagina 659]
| |||||||||||||||||
van het bedrijfsleven, de inbeslagneming van alle kapitalen van af een bepaald cijfer. Op economisch gebied, staan de Communisten niet ver van de onafhankelijken, alhoewel zij veel uitdrukkelijker dan dezen de wereldrevolutie aanprediken en de gewelddadige vernietiging der burgerij voorstaan. ‘Met ijzeren vuist, moet de weerstand der hoogere klassen gebroken worden. De millioenensterke proletariërsmassa moet, als de dondergod Tor, de staatsmacht veroveren, om ermede, als met eenen hamer, den kop der heerschende klassen te verpletteren’Ga naar voetnoot(1). Op den partijdag der Communisten in October 1919 werd verder betoogd dat men ook strijden moet tegen de bureaucratie der syndikaten om de volksmassa van contra-revolutionnairen invloed te bevrijden. In werkelijkheid staan de Duitsche Communisten op het standpunt der Russische Bolsjewisten. Alhoewel al deze zich als streng geloovige marxisten uitgeven, hebben zij door hunne werking volkomen de evolutiegedachte van Karl Marx prijsgegeven. Ook verstond Marx niet, zooals zij, de dictatuur van het proletariaat als het willekeurige machtsmisbruik eener arbeidersminderheid, maar voor hem beteekent, zooals voor Engels, deze dictatuur, de machtstelling der groote meerderheid van proletariërs, welke deze benuttigen om den weerstand van het kapitalisme te breken. Door het aanvaarden der 25 onderwerpingsparagrafen van Lenine en door hunne aansluiting bij de 3de Internationale, hebben de Duitsche Communisten hunne zelfstandigheid en hun nationaal karakter verloren. Nu leven zij nog door de genade der Russische Moscovieten. Overigens beteekent de nationale factor volgens de Sovietmannen ‘eene verdrukking van het strijdende proletariaat en werpt het in den slibberigen bloedstroom van het nationalisme.’Ga naar voetnoot(2) Hoe de Duitsche Communisten onder de verslaving van Moscou zijn geraakt, bewijzen de Communistische opstand in Midden-Duitschland en de sporadische revolutionnaire actie in de Lente van 1921. De Rote | |||||||||||||||||
[pagina 660]
| |||||||||||||||||
Fahne’, het orgaan der Communisten, schreef alsdan den 17 Maart 1921: ‘Het proletariaat moet actief optreden, onmiddellijk moet de strijd door de arbeiders tegen de burgerij worden aangevangen.’ Deze ophitsende taal leidde tot Communistische geweldenarijen die gemakkelijk. door de regeering werden beperkt en onderdrukt. Paul Levi, de voorzitter der Communisten, welke om zijne kritiek op Lenine werd afgezet, schaamde zich niet te bekennen, dat deze burgeroorlog van Maart door Moscou werd besteld, en dat de Communisten op lijkenstapels azen om het arbeidersvolk weer in ‘stemming’ te brengen. De toekomst zal uitwijzen of de actie der vereenigde Communisten van Duitschland de volksmassa zal medeslepen. Vooralsnog zijn daartoe geen beslissende aanwijzingen voorhanden. Van minder beteekenis is de Communistische arbeiderspartij van Duitschland. Deze ontstond door de scheiding van een radikalen vleugel uit de Communistische partij Duitschlands. Dit geschiedde reeds vóór de zwenking der Communisten en der linker-onafhankelijken naar de Bolsjewistische Internationale. Deze arbeiderspartij draagt een scherp afgeteekend syndikalistisch karakter, en verwerpt beslist alle vormen van het parlementarisme. Arbeiderspartij en Vereenigde Communisten staan voor den troon van Lenine tegenover elkander als kat en hondGa naar voetnoot(1). d) De Syndikalisten. - Onder de richtingen, welke het Duitsche socialisme hebben uiteengerukt, dient ook vermeld de syndikalistische beweging, die in nauw verband staat met de Communisten en de Bolsjewisten. Deze beweging vindt reeds voor den wereldoorlog haar oorsprong in de ‘Freie Vereinigung deutscher Gewerkschaften’, welke niet te verwarren zijn met de ‘Freie Gewerkschaften’ der socialisten. De Syndikalistische beweging vindt vooral hare aanhangers bij lokale beroepsvereenigingen en deze stellen zich als lokalisten tegenover de centraliseerende verbonden der socialistische vakbeweging. De revolutie van 1918 deed vele arbeiders in hunne vereenigingen toestroomen. De gedachtenwereld van het Duitsche syndikalisme openbaarde zich op het Congres van 1919 te Berlijn. | |||||||||||||||||
[pagina 661]
| |||||||||||||||||
Volgens hun programma, verklaren de syndikalisten zich vijandig tegenover elken regeeringsvorm. Zij willen eene vrije volkshuishouding welke door het beginsel der solidariteit automatisch zou geregeld worden. Zij streven naar nationalisatie van het grondbezit en willen de hervorming van het economische leven op grondslag van een Communisme zonder staatsvorm. Zij beweren verder dat geen enkele politieke partij het socialisme kan verwezenlijken en de algemeene socialisatie enkel kan doorgevoerd worden door de samenwerking van alle hoofd- en handenarbeiders. Om tot hun doel te komen, steunen de syndicalisten niet op stembrieven, maar op geweld en schrikbewind. De algemeene werkstaking is hun geliefkoosd wapen. De syndikalisten verschillen alzoo van de Freie Gewerkschaften, door hun zelfstandig, lokaal karakter, door roekeloos stakingsrecht, door hun anti-parlementarisme, door hun federalitischen organisatievorm, door ononderbroken strijd tegen het kapitalisme. Nationale grenzen zijn voor de syndikalisten een onbenullige gedachte. Zij erkennen enkel regionale grenzen en zijn materialistisch getint. Godsdienstige en kerkelijke vraagstukken zijn, voor hen, onbestaanbaar met de syndikalistische gedachte. Dogma's en godsdienstonderwijs benevelen het verstand en drillen de menschen tot ‘knechten der aarde’. In Berlijn legden zij in 1920 de grondslagen eener Internationale, waaraan afgevaardigden van Amerika, Argentina, Engeland, Nederland, Duitschland, Tschecko- Slovakije en Zweden deelnamen. Deze afgevaardigden vertegenwoordigden zoo wat 800.000 syndikalistische arbeiders. Alhoewel in nauwe verbinding met Communisten en Bolsjewisten is het syndikalisme een product van Franschen oorsprong. Deze syndikalistische vereenigingen alsook de ‘Freie Gewerkschaften’ verkrijgen meer en meer belang als dragers der socialistische gedachte. Paul Lensch, meerderheidssocialist, ziet de vertegenwoordiging van het socialistische proletariaat voor de toekomst, niet meer zoozeer in de socialistische partij dan wel in de socialistische vakbeweging. Ook heden, kan men van geene eenheidsopvatting van het politieke socialisme spreken tegenover de eco- | |||||||||||||||||
[pagina 662]
| |||||||||||||||||
nomische beweging der socialistische vakvereenigingen. Wel staan de ‘Freie Gewerkschaften’ nog onder den invloed van het meerderheidssocialisme, doch van den anderen kant zijn er sterke invloeden te bespeuren van wege de onafhankelijke socialisten, welke door hunne gedachte van klassenstrijd op de vakvereenigingen inwerken. De Communisten vooral, pogen in alle organisaties van arbeiders, communistische cellen te kweeken die, geladen met de smetstof van het Bolsjewisme, de socialistische vereenigingen moeten vergiftigen. Zoo zijn zij er toch reeds toegekomen een verbond der transportarbeiders voor de derde Internationale te winnen. Al deze richtingen in het Duitsche socialisme, welke overigens in alle landen zijn te bespeuren, vinden hunne algemeene uitdrukking in de betrekkingen der socialisten tot de ‘Internationale’. Er gaat vooral een groote strijd tusschen de tweede en de derde Internationale, waartusschen eene andere Internationale werd geschoven die door de Bolsjewisten als 2 ½ wordt betiteld. De eerste internationale werd gesticht door Karl Marx in 1864 en viel in 1876 onder den invloed van nationalisme en economischen toestand der volkeren. Te dien tijde was het Bakunin, nu is het Lenine welke de aanvalstroepen leidt. Meer dan tien jaar later in 1889 werd op het internationaal arbeiderscongres te Parijs de 2de Internationale gesticht welke als voortzetting der eerste Internationale van Karl Marx kan beschouwd worden. Ook bij het uitbreken van den wereldoorlog, kon zij geen stand houden. Later te Geneve in 1920 werd ze weder opgericht. Het hoofdkwartier dezer Internationale werd te Londen opgeslagen. Het uitvoerend komiteit is als volgt samengesteld: President Henderson (Engeland); secretarissen: Huysmans en Vandervelde (België); Wels (Duitschland); Branting (Zweden); Frost (Holland); Macdonald (Engeland). Tot de tweede Internationale behooren meestal de rechtsche socialistische partijen van Europa en Amerika. Zij kenmerken zich nu door hunne verloochening van het Bolsjewisme en van de radendictatuur. Ook verwerpen zij eene onmiddellijke socialisatie. Tegenover de tweede Internationale van Geneve staat in scherpe tegenstelling de derde Internationale van Moscou, die officieel gesticht werd op 2 Maart 1920. Haar hoofdstichter is de vader van het Bolsjewisme, | |||||||||||||||||
[pagina 663]
| |||||||||||||||||
Lenine. Is de tweede Internationale democratisch en revisionistisch, gene is radikaal en dictatorisch. In de tweede Internationale heeft het Germaansche karakter de bovenhand; in de derde heerschen de Slaven. Deze nieuwe internationale arbeidersvereeniging wordt genoemd: Communistische Internationale. Deze geeft aan de gedachten van Marx nog eene sterkere uitdrukking en wordt door de Bolsjewisten beschouwd als eene volmaking van het testament van Karl Marx. Moscou wil een internationale der daad zijn en de arbeiders aller landen tot wereldrevolutie overhalen. De zoogenaamde Internationale 2 ½, welke tusschen de tweede en de derde staat, bestaat vooral uit socialisten, welke uit de tweede Internationale zijn getreden en zich aan de derde niet willen onderwerpenGa naar voetnoot(1). Nieuwe pogingen worden reeds aangewend om de algemeene Internationale te herstellen. In Parijs werd reeds vergaderd met het doel de eenheid in de socialistische internationalen te bewerken. Of de ontbinding der gedachten tot eenheid in de organisaties leiden zal, valt erg te betwijfelen. Het is immers niet de technische inrichting welke eendracht verwezenlijkt, maar de gedachte die alles bezielt en inrichtingen èn volkeren doet leven of sterven.
***
Zooals wij reeds deden opmerken, is die verwarde toestand van het Duitsche socialisme (en dit geldt ook voor het internationale socialisme) te wijten aan de volslagen ongenoegzaamheid zijner theoretische grondbeginselen. Deze openbaarde zich niet alleen gedurende den wereldoorlog, maar is een oud erfstuk der partij. Reeds in het begin van 1890, na de afschaffing der socialistenwet, welke de gemoederen in de noodige stemming behield, begon het socialisme te verstarren in stoffelijkheid en te teren op het kapitaal van Marx, zonder zich om de ware ontwikkeling van het economische leven te bekommeren. De wanverhouding tusschen den uiterlijken levensgang en de nietigheid der innerlijke scheppingskracht van het socialisme deed de revisio- | |||||||||||||||||
[pagina 664]
| |||||||||||||||||
nistische beweging ontstaan. Nochtans, trots alles, bleven de meerderheid der leiders vasthouden aan de officieele theorie van het Erfurter Programma, omdat zij oordeelden dat deze nog het best de driften der onbewuste massa ophitste. De noodzakelijkheid, stelling te nemen in het militaire vraagstuk in 1914 was een steen van belang in de waters van het socialisme, en bracht sterke tegenstrijdige bewegingen in den schoot der partij. Naar Wally ZeplerGa naar voetnoot(1) voert men heden in de partij heftige discussies van akademischen aard over socialisatie en dictatuur. In de arbeiderswereld, strijden de groepen onder elkander. Van een gemeenzame actie kan geen spraak zijn. Alles wat men aanvangt, geldt alleen als concurrentiemanoeuver. Het is opvallend, verklaart insgelijks de socialist Max SchippelGa naar voetnoot(2), hoe zwak wij staan als sociaal-economische partij tegenover de groote vraagstukken van den tijd. Deze zuiver negatieve werking van het socialisme alsook hare zuiver stoffelijke klassenbelangen, komen vooral tot uiting in hare ongemeen zwakke en stuurlooze productiepolitiek, waarvan zij de waarde niet genoeg heeft ingezien. Naar een woord van Hugo Lindemann, heeft het socialisme zich tot nu toe onbekwaam getoond een productie-politiek te voeren, welke uit de opvatting van den arbeid, als levensberoep moet voortspruiten. Niettegenstaande zijne massaäctie en zijne groote suggestiekracht, heeft het socialisme, na vijftig jaren, nog geen volgelingen gekweekt, welke met geloof en overtuiging zich offeren kunnen met geest en hart om den volksstaat en de volkshuishouding te redden en herop te bouwen. Want, verklaarde verder de Rijksminister voor economische zaken, Rudolf Wissell, op de nationale vergadering van 7 Maart 1919, nog weten wij niet of de stroom van socialistische gedachten den bodem zal vruchtbaar maken of ons land in een puinhoop veranderen. Alle richtingen van het Duitsche socialisme stemmen meestal negatief overeen, in hunnen haat tegen het kapitalisme, en positief, in de algemeene gedachten van het Communisme, dat de afschaffing wil van den pri- | |||||||||||||||||
[pagina 665]
| |||||||||||||||||
vaten eigendom der productiemiddelen. Doch meer dan ooit heeft het Duitsche socialisme zich geopenbaard als eene utopie, niet versleten wetenschappelijk apparaat, welke aan al zijne beloften is te kort gebleven. De diepste oorzaak nochtans der failliet van het Marxistische socialisme ligt in zijn doddend materialisme en zijne troostlooze armoede aan scheppende gedachten en opbouwende zedelijke macht. Gelijk een lichaam dat door de ziel verlaten tot ontbinding overgaat, zoo sterft het socialisme aan zielsverarming en ideologische ellende. Een theorie immers welke niet beantwoordt aan de diepste behoeften van het menschenleven en geenen inhoud biedt voor de groote vraagstukken des levens, wordt vroeg of laat door het volk zelf verwezen. Alleen het verloochenen van het materialisme en het inzetten eener zedelijke hernieuwing, kan het socialisme als opbouwende volksmacht redden. En dàt, hebben reeds vele Duitsche socialisten begrepen!
PROF. Dr BERTHOLD MISSIAEN. o. cap. |
|