Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1922
(1922)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 591]
| |
De godsdienstige strooming in het socialisme.De ineenstorting van het socialisme na den oorlog door armoede aan levensbeginselen, heeft onder de jongere socialisten, in Duitschland vooral, eene beweging doen ontstaan, welke verzoening zoekt tusschen Christendom en Socialisme, ten einde aan de diepste behoeften der teleurgestelde volksmassa te voldoen. ‘Een synthesis van het Christendom en het socialisme, zegt Johann PlengeGa naar voetnoot(1), dat is de onvermijdelijke taak van onzen tijd en ongetwijfeld een der grootste gebeurtenissen in de geschiedenis der Europeesche menschheid.’ Godsdienstige behoeften, zoo schrijft de socialist Müller-WolfGa naar voetnoot(2), al te lang door zuivere geestesontwikkeling onderdrukt, komen weder tot groote spanning in onzen tijd. Er ontstaat een zucht naar alles omvattenden godsdienst. Het socialisme had zich immer tot nu toe bemoeid met kiespolitiek en economische organisatie. De technische organisatie-arbeid slorpte alle krachten op. Deze materialistische revolutietaktiek heeft de ziel van het volk niet bevredigd. De massa voelt het hart leeg en hare ontevredenheid, door ware behoefte aan geluk verscherpt, maakt de wonde door het bittere wereldgebeuren erin geslagen, dieper. Tegenover de groote feiten, tegenover de schokkende verschijnselen in het hedendaagsche menschenleven staat het volk onbeholpen en radeloos. Want al degenen die zich tot het socialisme hadden gewend om er antwoord te vinden op de groote levensvragen, die vroeg of laat ieders hart beroeren, voelen zich onvoldaan en vragen naar eene levensoplossing, die het socialisme hun niet geven kon. ‘De honger naar méér dan brood, zegt Wendel, verheft veelvuldig zijne stem. Zijn onze aanhangers dan werkelijk van een ander menschenslag: socialisten of automaten? In het socialisme ligt het gevaar eene bewustelooze machine te worden. De jonge geslachten | |
[pagina 592]
| |
nu vangen aan het socialisme te idealiseeren en het valt niet te loochenen, dat wij de bevruchting van het socialisme met de kracht van het Christendom als een groote aanwinst zouden mogen boeken.’Ga naar voetnoot(3) Zoo komt de socialist L. RadlofGa naar voetnoot(4), thans ook tot deze bekentenis: ‘Drie eeuwen verwijten ons gemis aan geestesopvoeding in den arbeidersstand. Het toppunt van alle politiek beleid was steeds het technisch-organiseerende en eene tactiek die doodliep. In de jonge socialistische groepen schijnt een nieuwe geest; te leven; met ernst en vreugde willen zij de schatten der kultuur aan allen mededeelen. Op het congres te Bielefeld vreesden dan ook de jonge socialisten van Hamburg en Bochum niet, het historische materialisme als grondbeginsel in twijfel te trekken. De nieuwe geest, welke in den evenmensch zijn broeder erkent, moet het beslissende beginsel in het leven worden.’ In denzelfden zin schrijft insgelijks Karl MennickeGa naar voetnoot(5): ‘Volgens mijne overtuiging ware de beoefening der liefde in den zin van Christus, eener liefde, die de wederzijdsche afhankelijkheid niet veroordeelt, maar ze oplost, eener liefde, die de vrijheid van anderen eerbiedigt als de eigene, het geschikte middel om het Marxisme te overwinnen. Dit ware de verkondiging van het Evangelie Christi, naar hetwelk de moderne arbeiders ook luisteren zouden.’ Zoo komen meer en meer jonge socialisten, welke een nieuw geslacht vormen, tot het bewustzijn van het leege, het valsche, het onbevredigende van het materialisme van Marx, dat als grondslag en levensopvatting dienen moet van het zoogezegde wetenschappelijke socialisme. Behoefte aan zielsbevrediging, overwinning op het marxisme en terugkeer tot het Evangelie van Jezus-Christus, ziedaar de drie factors van een nieuw godsdienstig socialisme dat de jongere Duitsche socialisten betrachten. ‘De zuivere geestesvragen moeten meer en meer op sociologisch gebied worden verplaatst.’Ga naar voetnoot(6) | |
[pagina 593]
| |
En het Marxistisch beginsel van klassenstrijd aanvallend, schrijft Hans HartmannGa naar voetnoot(7): ‘De klassenstrijd mag, naar onze meening van godsdienstigen socialist, niet leiden tot heerschappij eener nieuwe sociale klas, maar tot het vervallen aller klassen. De socialisten moeten pogen aan alle geweld te verzaken en te gelooven in de macht van den geest, in plaats van gelaten de ineenstorting van het kapitalisme af te wachten. Door Liefde, niet door Haat moet het socialisme zegevieren.’ Diezelfde behoefte aan hooger leven deed de socialist Schulte te WeimarGa naar voetnoot(8) spreken: ‘Spijtig schijnt de wereld vele arbeiders een voedertrog, waaraan de kapitalisten zich hebben vet gemest, en waar zij nu op hunne beurt ook gulzig willen aanzitten. Waar blijft dan het hooger zieleleven in den mensch? Wij staan voor het gevaar de levensmiddelen als levensdoel te beschouwen. En nochtans het hooger zieleleven moet de stoffelijke goederen beheerschen. Zoo kan het economische socialisme de jongere arbeidersmassa niet meer bevredigen. Dit economische socialisme kan voor ons enkel een aanvang, maar geen einddoel wezen... Zoo begint het godsdienstige der jong-socialistenbeweging het materialisme en het rationalisme in de sociaal-democratische partij te verdringen.’ Meer en meer wordt dan ook het marxisme als de grootste hinderpaal der godsdienstige-socialistische beweging beschouwd en als een afgedaan beginsel verloochend. ‘Het marxisme, zegt Th. von WächterGa naar voetnoot(9), is enkel eene kritiek van het kapitalisme. Zoo goed als de gansche wetenschap der vorige eeuw is het, als heelmiddel voor onzen tijd te verwerpen. Het materialisme is valsch. Niet de machine, maar de geest, die in de machine steekt, maakt ons ongelukkig. Die geest is een geest van anti-sociale hebzucht. Wij zouden moeten vertwijfelen zoo Christus niet geleefd had... De christen geest maakt alles het onze. Daarom roepen wij uit: Geen omwenteling van het uiterlijke maar wedergeboorte in Christus.’ | |
[pagina 594]
| |
Het is werkelijk opvallend hoe de jong-socialistische beweging zich meer en meer van Marx afwendt om terug te keeren tot het Evangelie van Jezus. Carl FriesGa naar voetnoot(10) aarzelt dan ook niet van al wie het socialisme toetreedt, eene geloofsbelijdenis in Jezus te eischen. De Christus aan het Kruis, zegt hij, is de grootste verwezenlijking van zedelijke menschenwaarde. Dit godsdienstig waardegevoelen bestaat in de eenvoudige overgave van zichzelf aan de grootheid en de goedheid dezer menschenwaarde.’ ‘Drie zaken zijn noodig, zei Strünckman, op het Christen-revolutionnaire congres van Juni te StuttgartGa naar voetnoot(11): onvoorwaardelijke offervaardigheid; lichamelijke kracht, en volkomen toewijding aan de gemeenschap. De leider weze Jezus, de Revolutionnair, die de handelaars en woekeraars met een geesel uit den tempel joeg.’ Op hetzelfde congres verklaarde Daniël: ‘De gansche westelijke wereld dient niet God maar Mammon! Daarom geldt voor ons alleen het woord van Jezus: Zoekt eerst het Rijk Gods en zijne gerechtigheid.’ Als Kerstgeschenk bracht de socialistische Rheinische Zeitung door de hand van G. FritzeGa naar voetnoot(12), volgende beschouwingen aan de roode arbeidersmassa: ‘Jezus verloochent de egoïstische wereld. Jezus beschouwen beteekent een radikalen ommekeer in het leven. Hem begrijpen en met Hem in voeling komen, beteekent den oorlog verklaren aan genot en zelfzucht, aan alle duivels die ons in hunne netten willen vangen. Met een woord, Christus begrijpen beduidt, dat men het ernstig opneemt met broederliefde, met waarheid en onbaatzuchtig hulpbetoon. Dit zijn alle werkelijkheden, die het socialisme moeten hernieuwen tot een theorie van de daad. Alle praktische pogingen van socialistischen wereldbouw mislukten steeds door gemis aan sterke en belangelooze motieven.’ Deze terugkeer van het socialisme tot den godsdienst wordt niet opgevat als eene toenadering tot de Kerk, maar als een terugkeer tot Jezus en als een verdiepen van het gemoedsleven. Zoo schrijft Adolf AllwohnGa naar voetnoot(13): ‘Nog zal de | |
[pagina 595]
| |
godsdienstigheid van onzen tijd hard te strijden hebben tegen de volksphilosophie, welke alleen steunt op ervaring en verstand en geen werkelijkheid zien kan in het irrationeele van de gemoedsstemming. Daarom moet de werking van het godsdienstige bestaan in het verdiepen, het onderzoeken van het irrationeele, van het gevoelsleven.’ Te midden van dit godsdienstige opwellen in het gemoed des volks staat vóór de jong-socialisten de wegwijzende Jezus. ‘De socialisten, zegt Carl FriesGa naar voetnoot(14), begaan een ongehoorden misstap zoo zij koel het godsdienstvraagstuk voorbijgaan. Zij hebben alle redenen, eene toenadering tot den godsdienst te zoeken. Doch er moet een onderscheid gemaakt worden tusschen de Kerk en Jezus. Zonder de zegenrijke werkingen der Christen Kerk en van andere priesterschappen te betwisten, moet men terug tot den Stichter van den godsdienst. Waaraan de socialisten dan ook behoefte hebben, dat is aan diepe en ernstige beschouwing der persoonlijkheid van Jezus. Wanneer het socialisme zich als wereldverlosser wil voorstellen dan heeft het van Jezus niets te vreezen. Alleen moet Jezus ontdaan worden van de kerkelijke hierarchie, die Hem omklemt om Hem terug te geven aan degenen die Hij kwam verlossen, d.w.z. aan de bedroefden en de belasten. De arbeiders moeten terug tot Dezen, dien men hun heeft ontstolen. In dit teeken ligt de triomf!’ Door de jongste socialistische beweging gaat dan een streven naar godsdienstige ontwikkeling, waarvan Jezus de groote beweegkracht wezen moet, ten einde het socialisme in een wereldgodsdienst te herscheppen. ‘Jezus, zegt Dr G. HoffmannGa naar voetnoot(15), was een genie, het godsdienstig genie der wereld, dat den godsdienst van het socialisme moet stichten. Hij was geniale Liefde. Deze geniale liefde droeg hij in zich. Daardoor droeg Hij in zich het verlossende wereldbeginsel, dat Hem tot God verhief. Want de godheid is de ontwikkelende liefde in de zielen. Het ideaal van Jezus was het aardsche rijk Gods stichten door de Liefde in het hart der menschen. Liefde in daad en gevoelen, dat heet Christen | |
[pagina 596]
| |
zijn. Zoo is het sermoen op den Berg, het hooglied der zuivere ziel, de monographie der ziel van Jezus. In zijn woord: “Wee u rijken”Ga naar voetnoot(16), ligt de wortel van het Christendom. Reinheid des harten leerde ook Buddha, liefde de groote Chinees Laotse, doch de eenheid van liefde en leven, van God en nood leefde alleen in Jezus. Deze Jezusgeest groeit in de ziel des volks, dat is de stichting van den godsdienst van het socialisme. En zoo de geniale Jezus zegeviert, dan zegeviert de godsdienst van het socialisme, dan kent de wereld maar een geest en een naam: Socialisme en Christendom! Reeds gloeit dit morgenrood! Uit het volk wordt Christus geboren!’ *** Wij bekennen, dat de triomf, de redding van het volk ligt in den terugkeer tot Jezus, doch niet in den zin door het socialisme opgevat. Jezus is geen uitvloeisel der monistische godheid. De bewijzen zijner persoonlijke Godheid liggen in het Evangelie zelf. En zoo het socialisme wil terugkeeren tot het Evangelie, waarom neemt het niet al de gevolgen aan, welke besloten liggen in de bekentenis tot Jezus en in het aanvaarden van zijn goddelijk woord? De godsdienst door Christus aan de wereld geschonken is onafscheidbaar van de Kerk, die Hij op de Rots heeft gebouwd. Het menschelijke, welke deze goddelijke instelling omklemt, vernietigt haren goddelijken oorsprong niet. Integendeel haar bestaan door de eeuwen, trots het menschelijke, bewijst aan iedereen de waarheid van Gods woord: ‘De poorten der hel zullen tegen Haar niets vermogen’. De socialistische beschouwing van Jezus, alhoewel doordrongen van het rationalisme van Renan en Strauss, en het modernistisch pragmatisme, staat reeds ver van het materialisme van Karl Marx. Het moderne socialisme is reeds lang het marxisme voorbij gestreefd. Die ontwikkelingslijn gaat van het revisionisme van Bernstein tot de verklaringen en wijzigingen van Renner, Lensch, Rathenau, Adler, Fendrich en de godsdienstige strekkingen der jongste socialistische beweging. Niet alleen bij de geleerden, maar ook bij het volk schijnt het marxisme dood. Vraagt het aan de bolsjewistische arbeiderstroepen van Lenin en Krassin in Rusland, zegt | |
[pagina 597]
| |
StegerwaldGa naar voetnoot(17), vraagt het aan de leiders van het Duitsche socialisme of er nog iemand, met hart en ziel aan het marxisme vasthoudt! Het is vooral in de kritiek van het historische materialisme dat deze Marx-verloochening het best tot uiting komt. ‘De materialistische opvatting der geschiedenis, zegt Fendrich, is eene verlaging der menschheid.’Ga naar voetnoot(18) Een zelfde aanklacht tegen het materialisme van Marx gaat uit van de universiteiten van Münster en Keulen waar Johan Plenge en Max Scheler naar verzoening trachten tusschen het socialisme en het christendom. Deze weg werd in zekere mate insgelijks voorbereid door het verwerpen der marxistische ethiek en door den terugkeer der neo-marxisten zooals Steinbüchel, Cohen, Natorp, Labriola, Renner, Jaurès, enz.... tot het Kantisme. Niet alleen negatief door het afbreken van het marxisme, maar ook positief door het inzetten eener idealistische beweging hebben die geleerden der partij het socialisme als eene hoogere wereldbeschouwing meer en meer trachten om te werken. Hierin werden ze niet alleen geleid door eigen verstand en zielsbehoefte, maar ook door de zielsbehoeften van het volk, dat de leegheid van het marxisme aan den lijve heeft gevoeld. Door zielsnood is het socialisme van zuiver economisch, ethisch en... godsdienstig geworden. Deze overgang van het materialisme tot het idealisme kan enkel langzaam geschieden. Te veel vooroordeelen en menschelijke beschouwingen zetten weerstandskerven in de ontwikkelende lijn van het socialisme tot het Christendom. In dit streven van het socialisme naar een wereldgodsdienst, naar een gevoels- en menschelijk Christendom ligt een gevaar voor het geloof van dezen, die zich vergenoegen met een verwaterden Godsdienst, waar vooral de schoonheid van het liefdegebod voor zichzelf wordt betracht, doch waar de harde plichten voor eenieder worden over het hoofd gezien. Het Christendom is niet alleen besloten in het Wee u rijken! noch in het liefdegebod alleen, beschouwd als naastenliefde en hulpbetoon voor de noodlijdenden. Want hebben de rijken plichten, ook de armen moeten het gebod der Liefde tot God erkennen, waarin al die plichten besloten liggen, die eenieder | |
[pagina 598]
| |
vervullen moet als geboden van God df als geboden der Kerk van Christus. Door zijn bekentenis tot het Christendom nochtans verkrijgt het socialisme eene aantrekkingskracht die menig goedgeloovige zou verschalken kunnen en die de Roomsch-Katholieke arbeidswereld het oog moet openen voor het gevaar van verleiding. Het etiket van Christen-socialisme mag niet dienen als eene verdooving voor het echt christen geweten, noch als opruimingsmiddel voor gemoedsbezwaren tegen, het socialisme. Nochtans deze jonge socialistische beweging mogen wij niet met afkeer beschouwen, maar integendeel er een zegen van verhopen voor de maatschappij. In dit streven moeten wij zien een oprechte wilsbeweging tot de waarheid. Deze idealistische beweging moeten wij met vreugde begroeten. Zonder onze beginselen prijs te geven, is het een edel pogen naar verzoening te streven tusschen Christendom en socialisme. Want hoe meer het socialisme zich verwijderen zal van zijn materialisme en het absolute zijner praktisch onuitvoerbare beginselen, hoe nader het komen zal bij de gedachten van het Christen solidarisme. Algemeen is deze godsdienstige beweging der socialisten nog niet. Nog staan er enkelen bij het oude marxisme stil; de meesten reeds zoeken een kultuur-socialisme bij Kant en Fichte, en trachten in een idealistisch pantheïsme te vinden, wat enkel in het Evangelie van Jezus-Christus is te vinden. Zeker de jongeren die de diepste behoeften van het menschenleven hebben gevoeld, richten hunne blikken tot Hem, welke allen tot zich roept, die belast en beladen zijn; doch zij zien Hem enkel in de grootheid van een menschelijk genie of als de uitstraling eener pantheïstische godheid. Nochtans die stap tot Jezus van wege de jongere socialisten is de inzet van een vraagstuk, dat de aandacht van alle oprechte katholieken verdient, van hen voor wie de kern van het Christendom niet bestaat in uiterlijke vormen en pharizeërsgedoe, maar die liefde dragen in het hart tot God en den evenmensch. Dezulken kunnen machtig veel bijdragen om den afschrik voor menschelijk formalisme te temperen en de vertwijfelden en de bevooroordeelden te geleiden tot den waren God van het Evangelie. Zoo er praktische en principieele hinderpalen zijn, welke niet onoverwinnelijk de verzoening tusschen | |
[pagina 599]
| |
Christendom en geïdealiseerd en getemperd socialisme beletten, grooter nog zijn deze van den kant der socialistische volksmassa, welke nog al te zeer gevangen is door politieke leugentaal en verstard in vooroordeelen en materialistische levensbeschouwing. Vooral de Romaansche socialisten schijnen minder vatbaar voor eene godsdienstige beweging, die van zoo groot belang worden kan voor de toekomst der maatschappij. Met recht mogen wij toegeven, dat de verzoening tusschen Christendom en anti-marxistisch socialisme een der groote vraagstukken wordt van onzen tijd. Want zoo de christen arbeider en de godsdienstige socialist elkander eensdaags ontmoeten vóór het beeld van den Gekruisigde, hoe zouden beiden kunnen weerstaan aan de verzoeningskracht van zijn goddelijken blik! En welke sociale macht ten goede zou uit het volk geboren worden! Een mei van vroomheid zou vredesbloemen doen ontluiken in het licht van Gods woord: Bemint elkander!
Prof. Dr BERTHOLD MISSIAEN, o.c. |
|