Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1922
(1922)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 509]
| ||||||||||||||||||
[1922/5]Sint Dominicus en zijne ordeGa naar voetnoot(1).Elk mensch draagt zijn eigen persoonlijkheid mee door 't leven. Zoo elke groepeering, elke gemeenschap, elk volk. De algemeene natuur-eenheid bloeit open in de grootste verscheidenheid: en dat is juist de schoonheid van het leven, die rijke openbaring van tallooze mogelijkheden in een eindelooze schakeering van verschillende deugden en daden: de verscheidenheid in de eenheid. In 't leven der katholieke Kerk doet hetzelfde phenomeen zich voor. Eenzelfde levensstroom, en duizenden levensvoorwaarden; eenzelfde levensbeginsel en duizenden levensuitingen; eenzelfde Geest, en allerlei gaven. Een heerlijke bloei in de rijkste verscheidenheid. Een koninklijke Elisabeth naast de herderin Genoveva; een strijdlustige Jeanne d'Arc naast een vrome Cecilia; een Ignatius naast een Franciscus van Assisië; een Paulus naast een Benedictus den Kluizenaar; de politieke heilige Catharina van Senen naast de stille Rosa van Lima. Sint Paulus in den morgen van 't opkomende Christendom ontwaarde reeds dien eersten bloei en met zijn zienersoog wist hij het feit te ontleden. ‘De genaden zijn verscheiden, één echter is de Geest. De werkingen zijn verschillend, één echter is de Heer die alles in allen uitwerkt. Aan dezen gaf de Geest het woord der wijsheid; aan genen het woord der wetenschap; aan dezen het geloof in denzelfden Geest, aan genen de kracht der genezingen in eenzelfden Geest; aan dezen de gaven van voorzegging, aan genen de onderkenning der geesten; aan dezen de gave der talen, aan genen de verklaring der woorden. Dit alles werkt een en dezelfde Geest uit, aan elkeen meedeelend gelijk Hij het wil.’Ga naar voetnoot(2) De H. Geest als levensziel der Kerk is unicus et multiplex, een en verscheiden. | ||||||||||||||||||
[pagina 510]
| ||||||||||||||||||
Wie in de prachtige levensontplooiing der Kerk de groote kloosterorden aanschouwt, staat in bewondering voor hetzelfde verschijnsel. Gelijk de enkelingen dragen ook zij elk hun individueel en eigen-aardig karakter, en te samen vormen ze een multiformis geheel in eenheid van geest. Benedicts ‘verkoos de berghoogten’ om van dichterbij den hemel te aanschouwen, Bernardus ‘de valleien’ om zich te beschutten tegen de orkanen van buiten; Franciscus, aanschouwelijk toonbeeld van armoede, herinnert aan den schamelen Prediker van Nazareth, Vincentius a Paulo aan den liefderijken Meester, die ‘voorbijging al weldoende’, Joannes Baptista de la Salle aan den Kindervriend, ‘die de kleinen tot zich laat komen’, Alphonsus aan den goeden Herder, ‘die medelijden heeft met de scharen’... Het oog op Christus' heilig voorbeeld namen ze met voorliefde in zich op een of anderen hoofdtrek van Jesus' wonderbare physionomie en vereeuwigden hem in een grootsche daad van navolging tot onvergankelijken roem der heilige Kerk. Zoo leeft Christus op zichtbare wijze voort in het mystiek lichaam zijner Kerk. Dominicus aanschouwde met zijn eigen oog het goddelijk voorbeeld. Die aanschouwing deed in hem een groote gedachte geboren worden, en ook Hij zou in Gods Kerk bestendigen een der grootste openbaringen van 's Meesters optreden in de wereld. Hij zag Hem vooral ‘leerarend in den tempel in 't midden der Doctoren’ en predikend ‘door geheel Judea, verkondigend het Rijk Gods’. Vooral het euntes, praedicate evangelium omni creaturae klonk hem in de ooren, gelijk Franciscus vooral had geluisterd naar het: Si vis perfectus esse, vade, vende quae habes et da pauperibus.. et veni, sequere me. Heel het levensprogramma van Christus zag hij samengevat in Zijn eigen plechtige proclamatie aan Pilatus: ‘Hiertoe ben ik geboren, en hiertoe in de wereld gekomen om getuigenis te geven van de waarheid.’ (Joan. XVIII, 37). En wijl rondom hem de leugen der ketterij den hoogen toon aansloeg werd de gedachte hem als een obsessie en 't hoogheilig woord Waarheid stond hem als in vlammende letters voortdurend voor den geest. 't Is de waarheid die Jesus predikte, 't is de waarheid die de wereld redde: alleen de waarheid moet opnieuw den nacht van 't heidendom doorbreken, | ||||||||||||||||||
[pagina 511]
| ||||||||||||||||||
en met de energie van den grooten apostel klonk het in zijn ziele: ‘Wee mij, zoo ik het evangelie der waarheid niet verkondig!’ En in zijn droom voorzag hij een schare van apostelen rond hem en in Jesus' naam herhaalde hij plechtig en ernstig het bevel: Gaat en predikt! Daar lag zijn zending duidelijk voor hem open: hij voelde het: zoo gaf God zelf het hem in. Daartoe zou hij worden uitverkoren. En Gods voorbestemming sluit tezelfdertijd zijn geproportionneerde genade in. Dominicus zou een man van studie zijn, een prediker der waarheid - Doctor veritatis - en zijn orde zou in haar blazoen het eene veelzeggende woord dragen: Veritas. De wetenschappelijke zending van Dominicus en van zijne orde wilde ik even onderlijnen in dit artikel ter gelegenheid van het 7e eeuwfeest van zijn overlijden.Ga naar voetnoot(3) Deze immers schijnt te zijn de karaktertrek, het proprium van zijn grootsch werk.
***
Dat was ook de noodwendigheid van zijn tijd. Het is de groote verdienste van Dominicus' genie dat hij zijn tijd zoo wel wist te begrijpen en met een bewonderenswaardige juistheid en vastberadenheid zich plaatste midden in zijn tijd en doorvoerde, spijts alles, wat de | ||||||||||||||||||
[pagina 512]
| ||||||||||||||||||
Geest van hierboven hem ingaf. Zijn tijd had grooten nood aan licht en waarheid en deugd. Elke groote periode der geschiedenis heeft haar eigen noodwendigheid, en God, de Leider der gebeurtenissen, weet op het gunstig oogenblik den voorbeschikten man zijner wijsheid op te roepen. De stichting der Kerk vroeg de uitbreiding van het Rijk Gods, de wijding der schapen, de bevestiging der overtuiging: God zond zijn apostelen, zijn herders, zijn martelaren. Naast het goede zaad groeide alras het onkruid op: de kinderen der duisternis traden op als kinderen des lichts om velen te verleiden: God zond zijn leeraren om de leering der waarheid te verklaren en te verdedigen. De barbaarsche wereld, krachtig van bloed, en onstuimig van zeden, overrompelde de oude wereld die in puinen wegzonk: God zond zijn monniken wier leven op welsprekende wijze de waarheid zou uitbazuinen en wier voorbeeld een allerheilzaamsten invloed tot beschaving en bekeering zou uitwerken. Tusschen de kloostermuren zou de leering der waarheid als in een ivoren toren worden bewaard. Men zou de waarheid beleven meer dan bestudeeren. Doch stilaan kwam verzwakking, de studie en de prediking der waarheid werden verwaarloosd en met het verval van de studie kwam het verval der zeden, en bij gebrek aan schittering van de waarheid schoten in den nacht allerhande dwalingen op. 't Was de tijd der nieuwe groote ketterijen, voor Kerk en Staat allemoodlottigst. Een hervorming drong zich op. De waarheid moest haar eereplaats terug innemen, het zedelijk leven moest tot zijn vollen bloei terugkeeren. 't Is het werk vooral van twee grooten van dien tijd: Franciscus en Dominicus. Franciscus zou prediken door zijn voorbeeld en door de heilige uitzinnigheid van zijn handelen de in slaap verzinkende wereld wakker schudden: Dominicus zou op de torens en de wallen der stad Gods uitbazuinen dat de waarheid het leven is en dat de waarheid geen vijanden ducht.
***
Met bewondering en geestdrift schreef Dr Fierens in Ons Geloof: ‘Geen schooner dracht dan het gewaad van den Dominikaan. Lenig dalen de blanke plooien van toog en | ||||||||||||||||||
[pagina 513]
| ||||||||||||||||||
kap van het hoofd tot de voeten omlaag en breed golft daarover niet zwiërigen omhaal de zwarte mantel, die de geheele gestalte met zijn vaste omlijsting tot een grootsche verschijning verstevigt. Van de pij der Predikheeren gaat een indruk uit van voornaamheid en ernst, die een weelde is voor het oog en een bekoring voor het hart. Ze doet aan als een harmonie van lijnen, die de volheid symboliseert van het aanvattingsvermogen des menschen.’ Verschaeve in zijn Florentijnsche herinneringen (Onze Jeugd, 1920, n. 1) staat in bewondering voor Savonarola en voor de pracht zijner pij. ‘En 'k zag de kleuren van zijn habijt: wit en zwart, de antithesekleuren... wit en zwart zijn de kleuren, en geene zijn meer harmonisch gepaard dan in dit habijt door de H. Maagd zelf geteekend en gekozen! Die kleuren en die Savonarola zijn een leus en een levensplan.’ Voor alle kunstenaars gaat er als een bekoring uit van de kleurenharmonie en de kleurenaritithese van de Dominicaansche kleedij. 't Zal dan ook niemand verwonderen dat de kunstenaars met voorliefde hun keuze zochten in het Dominicaansche schoone. Daar ligt dan ook wellicht de onmiddellijke en natuurlijke uitleg van het feit dat de H. Dominicus in de kunst zulk een ruime plaats inneemt, daargelaten al het mooie en hoogedele dat zijn leven vult. Treffend is evenwel hoe de H. Ordestichter altijd met een hoogen ernst wordt afgebeeld als een denker, een bidder, een apostel. Tiziano stelt hem voor als den strengen prediker Van Gods woord (Roma, Galleria Borghese) met den vinger wijzend naar den hemel die lichtstralen uitzendt op zijn wezen: het statig apostelgebaar van den Doctor veritatis. - ofwel (Ancona, Pinacoteca Comunale) neergebogen onder aan den voet van 't kruis dat hij met beide armen met kracht en liefde omhelst als om te beletten dat de levensboom ooit werd uitgerukt. Giovanni Bellini (London, Gal. nation.) teekent hem met het diep-denkend gerimpeld voorhoofd en de doctorsmuts, en dragend in zijn handen een groote witte lelie en het boek der waarheid. Claudio Coello (Museo del Prado, Madrid) beeldt hem uit als een macht-apostel, gewapend met den langen pelgrimstek bekroond met het wit-zwarte kruis, waarmede hij de wereld doorloopt als een tweede Paulus, met wien hij zooveel gelijkenis toont. | ||||||||||||||||||
[pagina 514]
| ||||||||||||||||||
Alessandro Franchi (Lucca) geeft hem weer als den stillen vromen beschouwer met de ster op het voorhoofd, de traditioneele lelie en het boek in de handen, den hemel aanschouwend in een extase van licht, man van vrede en licht. Pietro-le-Gros beitelde hem in 't marmer (in de S. Pietersbasiliek van 't Vatikaan) in een houding van groote kracht en geweld als praedicator veritatis uitbazuinend wat de Geest van alle waarheid hem ingeeft: een veroveraar, zijner hooge macht bewust. Zoo staat hij ook te Bologna op de Piazza del Santo, domineerend als een held en overschreeuwend al het rumoer der woelige stad. P. Besson teekende hem met zachtheid en vroomheid onder aan den voet van 't kruis in een houding van verlangen en liefde-smeeking die zelfs zijn lichaam mee boven de aarde schijnt te ontvoeren: - of (Rome, S. Sisto) bij de consecratie zijner apostelzending in de verschijning der Apostelen Petrus en Paulus die hem den predikersstok en het evangelieboek overhandigen: Ga en predik! Op de schilderij van Ant. Van Dyck (Antwerpen, Museum) staart hij rechtstaande met verbazing den gekruisigden God-Mensch aan en leest in het zware Christusbeeld de geheimen der goddelijke liefde. Guido Reni (Bologna, Basilica di S. Domenico) toont hem ons in de glorie des hemels omgeven van licht en 't hart als brekend van zalig geluk. Bozzani (Roma, S. Sabina) gaf een heerlijk beeld van den Dominicus, dialogeerend vol pieteit en innigheid met het zwarte stille Christusbeeld: de contemplator die zijn ziele voedt. Fra Angelico vooral heeft het beeld van zijn Vader weergegeven, gelijk alleen hij dat vermag. Liefst verbeeldt hij hem aan den voet van 't kruis, het mysterie der mysteriën, het licht van den leeraar, de genade van den apostel. Nu eens neerzittend in stille gepeinzen (San Marco) de hand onder de kin en de oogen als gesloten om des te beter te zien; dan weer (San Marco) den kruisstam omhelzend en opblikkend naar den geliefde en luisterend met stille aandacht; of uitgestrekt op den grond met de armen open als wilde hij zijn dorst lesschen aan het goddelijk bloed dat neerstroomt op de aarde; of neergeknield met de armen open als zuchtend: O liefde onbegrijpelijk! - of rechtstaande in | ||||||||||||||||||
[pagina 515]
| ||||||||||||||||||
een weidsch gebaar vlak voor den Christus dien hij in breed-openstaande armen aan zijn hart wil drukken en wiens liefde hij bereid is te gaan verkondigen over de heele wereld; of in de glorie des hemels (Parijs, Louvre) omkleed met een mantel van schittering, doorpareld met goud en diamant, en een blik als van een engel die het volle licht aanschouwt. Nog vele anderen trachten uit te drukken in beeld wat ze in hun kunstenaarsvisioenen aanschouwden. 't Meest universeele symbool blijft toch: de hond met in zijn muil de brandende fakkel die den aardbol verlicht, gelijk zijn moeder hem aanschouwde voor zijn geboorte; de glanzende ster op zijn voorhoofd gelijk ze bij zijn doopsel zich vertoonde; het boek der waarheid in de handen, hem overhandigd in de verschijning der apostelen Petrus en Paulus. Dit immers schijnt wel de hoofdtrek te zijn in zijn leven en zijn zending: hij was een man van studie; zijn apostolaat was hoofdzakelijk intellectueele activiteit en zijn orde, de ordo Veritatis, zou de voortzetting zijn van zijn ideaal: 't verkondigen der waarheid. Z.H. Benedictus XV, in zijn lofbrief ter gelegenheid van het eeuwfeest, onderlijnt met beslistheid dit wetenschappelijk karakter van den H. Dominicus. ‘Het is waarlijk bewonderenswaardig hoe machtig Dominicus was in het overtuigen en weerleggen der Ketters’, die juist in de wetenschap hun grootste argumenten zochten.
***
Zeer jong nog zocht en vond Dominicus zijn voedsel in de studie. Op zijn vijftien jaren is hij student aan de hoogeschool van Palencia. Zijn levensbeschrijvers prijzen zijn grooten ijver en zijn liefde voor de studie. ‘De schoonheid der jeugd werd in hem verhoogd door de rijpheid van den gezetten man. Het goddelijk woord was zoeter aan zijn lippen dan de fijnste honing. Zijn nachten bracht hij Slapeloos door en hij gaf aan de studie den tijd die aan de rust toekwam.’Ga naar voetnoot(4) Een détail door Pater Stephanus opgeteekend dient aangestipt: ‘Al de boeken die Dominicus zich had aangeschaft en die hij in een hongersnood verkocht uit | ||||||||||||||||||
[pagina 516]
| ||||||||||||||||||
liefde voor de arme lieden, waren door zijn eigen hand geglosseerd (manu sua glossatos)’, wat enkel de magisters zich veroorloofden, volgens de Bollandisten. Kanunnik geworden te Osma, leefde hij als monnik gedurende tien jaren. ‘Men zag hem zelden buiten de omheining van het klooster.’Ga naar voetnoot(5) Den tijd dien het gebed niet in beslag nam, besteedde hij aan de studie. S. Augustinus was zijn geliefkoosd meester. Bij den grooten controversist ging hij ter schole: niemand beter dan hij kon hem wapenen voor den strijd tegen de neo-Manicheërs. God geleidde hem op zijne wegen en toonde hem duidelijk zijn heilige inzichten. Op reis met zijn bisschop vernacht hij te Toulouse, het brandpunt der ketterij, bij een ketter. Het duurde niet lang of het gesprek ging over geloofszaken. Dominicus, aldus verhalen de chronieken, zette zich ‘onmiddettijk’ aan 't werk en tot laat in den nacht liep de redetwist door, totdat eindelijk de gastheer de oogen opendeed voor 't volle licht der waarheid. 't Waren de primitiae van zijn apostolaat en ‘van dan af kwam in hem de gedachte op een orde te stichten om door de prediking van het evangelie aan de bekeering der ongeloovigen te arbeiden’. Van dichtbij had hij het ondervonden: in naam der wetenschap werd het geloof bestreden: met de wapenen der wetenschap moest de aanval worden afgeweerd, en op de wetenschap zelf moest voor het behoud des geloofs worden gebouwd. De strijd door Dominicus tegen de Albigenzen aangegaan was een strijd om de waarheid: 't ware een dwaling te meenen dat de ketters onwetenden en stomperds waren. Een der hoofden, Thierry, was destijds deken van het kapittel in de hoofdkerk van Nevers. Bijna heel de adel was kettersch: aan hun hoofd stond de graaf van Toulouse, Raymond VI. De conferentiën met tegenspraak waren publiek en plechtig, voorgezeten gewoonlijk door een der kettersche notabelen. Om zulk een tweestrijd aan te gaan moest men durfkracht, welbespraaktheid en groote geleerdheid bezitten. Dominicus was de groote apostel dezer strijdmethode. ‘De strijd werd gevoerd hoofdzakelijk in den vorm | ||||||||||||||||||
[pagina 517]
| ||||||||||||||||||
van wat wij in moderne taal zouden heeten: meetings met tegenspraak. Op een bepaalden dag kwamen voorstaanders en tegenstrevers - soms met duizendtallen - bij elkaar om over sommige wel bepaalde punten te redetwisten. Op voorhand duidde iedere partij hare woordvoerders aan, en dezen bepaalden er zich niet bij mondeling in de tegenwoordigheid der toegestroomde menigte hun gedachten te verdedigen, maar bezorgden daarenboven uitvoerige schriftelijke verhandelingen, die aan het oordeel van scheidsrechters werden onderworpen... Sommige discussiën duurden dagen en dagen en wanneer zij in de eene stad tot een min of meer goed einde gebracht waren, herbegonnen zij in een andere. Deze manier van te prediken en het geloof te verdedigen eischte natuurlijk een groote tegenwoordigheid van geest om steeds het juiste woord te vinden dat den tegenstrever schaak zette, en een even groote beslistheid van handelen om niet den indruk te geven van onmacht of aarzeling. Het was dan ook ongetwijfeld in die machtige kampspelen des geestes, waar aanval en afweer elkander aanhoudend afwisselden en gestadig gespannen moest blijven de boog van aandacht en redeneering, dat de heilige Dominicus die klaarheid van doorzicht verwierf en dit meesterschap over zich zelf, die hem in de moeilijkste omstandigheden bekwaam maakten tot ingrijpend optreden en daadvaardig besluiten, te samen met het onaangevochten prestige dat hem toeliet zoo gemakkelijk zijn wil op te leggen aan anderen. Was Dominicus' predikatie een oefenschool voor zijn wil, zij was hem ook een gedurige aansporing tot steeds grondiger studie. Om het geloof te verdedigen scheen de wetenschap hem onmisbaar. - Thomas van Aquino kon rechtstreeks groeien uit den geest van den grondlegger zijner orde. Hoe groot Dominicus' beslommeringen ook waren, geen dag liet hij voorbijgaan zonder zijn kennis te verdiepen; het evangelie van den heiligen Mattheus en de brieven van den Apostel der volkeren droeg hij bestendig bij zich; zijn predikatie aan het pauselijk hof had het karakter van een dogmatische voorlezing, en indien zijne keuze viel op Parijs en Bologna om er zijn eerste en bijzonderste kloosters te vestigen bij zijn vertrek uit Languedoc, dan was het juist omdat in die twee bloeiende universiteitssteden | ||||||||||||||||||
[pagina 518]
| ||||||||||||||||||
zijn discipelen konden worden opgeleid in een atmosfeer van breed uitslaande ontwikkeling.’Ga naar voetnoot(6) Tien jaren lang stond Dominicus aan het hoofd van dezen intellectueelen kamp. Hoe jammer dat zijne geschriften voor de nageslachten niet zijn bewaard gebleven! Ze schenen zelfs Gods goedkeuring te dragen. Want, zekeren dag gebeurde het, aldus de geschiedenis door menig kunstenaar weergegeven, dat te Fanjeaux beide partijen tot geen besluit konden geraken aangaande beider geschriften. Toen werd besloten tot de vuurproef: De geschriften van beide partijen zouden aan de vlammen prijs gegeven worden; werd een ervan niet verslonden dan zou dit het bewijs zijn dat het de waarheid bevatte. In een groot vuur werden openlijk de twee geschriften geworpen: Het boek der ketters werd onmiddellijk de prooi der vlammen; dat van Dominicus bleef ongedeerd en werd door de vlammen uit den gloed weggeworpen. Een tweede en derde maal werd de proef hervat: telkens werd het boek gespaard en teruggeworpen, ‘aldus getuigenis afleggend èn van de waarheid van den inhoud èn van de heiligheid van den schrijver’Ga naar voetnoot(7). Dominicus was in der waarheid de fakkeldrager dien zijn moeder voorzag in haar visioen; de ster die scheen op zijn voorhoofd bij zijn geboorte was symbool van het licht van zijn helderen geest, en de kerkelijke liturgie zingt hem terecht al jubelend toe: O lumen Ecclesiae! Doctor veritatis! De H. Catharina van Siëna, zijn apostolische dochter, hoorde in een visioen den goddelijken Vader een paralleel maken tusschen zijn eeuwigen Zoon en Dominicus, den zoon der genade. ‘Dominicus' werk was hetzelfde als dat van het Woord, mijn eenigen Zoon. Als apostel verscheen hij in de wereld: zóó machtig was de waarheid en de bezieling, waarmede hij Mijn Woord verbreidde, de duisternissen uiteenjoeg en 't licht overal deed stralen. Zelf was hij 'n licht dat Ik aan de wereld gaf door Maria. De uitroeiing der ketterijen was zijn zending in 't mystieke lichaam der H. Kerk.’Ga naar voetnoot(8) En Dante geeft hem weer in één meesterlijken trek, zeggende van Franciscus: L'uno fu tutto serafico ardore,
| ||||||||||||||||||
[pagina 519]
| ||||||||||||||||||
en van Dominicus: L'altro per sapienza in terra fue
Di cherubica luce uno splendore.
Theodoric van Apolda, zijn geschiedschrijver, kenschetst hem aldus: ‘Hij was zonder twijfel wonderbaar als geeselaar der ondeugden, als bestrijder der ketterijen, als ijveraar voor het geloof; allerijverigst vermaande hij de christenen en zijn woorden brandden als fakkels, want hij kwam in den geest en de kracht van Elias.’ Zoo staat hij in de geschiedenis uitgebeeld als een man van God, als een tweede Paulus, de groote Prediker van Gods Kerk met de fakkel der wetenschap in den dienst der waarheid. *** Als Elias' mantel zou die geest van studie overgaan op zijn orde. In geene orde zou de studie in eere zijn als in S. Dominicusorde. Was zij te voren veeleer als een bijkomend iets, in zijne orde zou ze samen met het godvruchtig leven hoofdzaak worden, en als een strenge verplichting zou ze den kloosterling worden opgelegd: ze zou behooren tot de essentie zelf van het Dominicaansche ideaal. Dominicus' opvatting van het kloosterleven zou zijn als de samenvatting van heel het vorige leven der Kerk in eenzelfde orde: zijn zonen zouden zijn de herders der kudde, de leeraren der waarheid, de apostelen der goede tijding, de monniken der stille beschouwing en de strijders midden in de wereldarena. Als leeraren zouden ze zetelen ad docendum, als apostelen zouden ze worden uitgestuurd over de heele aarde ad praedicandum, als beschouwers zouden ze de waarheid overwegen en instudeeren om daarna van den overvloed aan de anderen mee te deelen: contemplata aliis tradere, en in alles zouden ze als herders beoogen het heil der zielen ad procurandam animarum salutemGa naar voetnoot(9). De vermaningen en voorschriften der constitutiën klinken dan ook van af den beginne duidelijk en streng. Laat ik een en ander aanhalen uit het gezaghebbend wetboek. De toon is ernstig en gewichtig. Op de allereerste bladzijden reeds die het eigen doel der orde aangeven, wordt er op gewezen. | ||||||||||||||||||
[pagina 520]
| ||||||||||||||||||
‘Wij verklaren dat onze orde hoofdzakelijk voor de prediking en het heil der zielen is gesticht.’ Dit meer algemeene wordt onmiddellijk duidelijker omschreven: ‘Onze orde werd van het allereerste begin voornamelijk, essentieel en bepaaldelijk gesticht om te onderrichten en te prediken of om de zielen te verlichten en te redden door de leering en het predikambt’Ga naar voetnoot(10). Om die zending van ‘verlichten en onderrichten door de leering en de prediking’ te kunnen vervullen, moet diepgrondige studie voorafgaan. S. Thomas, de roem der orde en de luister der Kerk bepaalde het reeds: ‘Om anderen te onderrichten in het goddelijke worden drie zaken vereischt: de volheid der kennis, de bewijskracht en de zeggingskracht’Ga naar voetnoot(11). Dominicus, genie van wijsheid en machtig organisator, sloeg dan ook een grooten slag met zijn nieuwe stichting en zijn nieuwen vorm van opvatting van het kloosterleven. Niet zonder moeite gelukte hij er in zijn geniale gedachte door te drijven. De omstandigheden immers waren ten zeerste ongunstig. Zoo juist had het vergaderd Concilie verboden nog nieuwe kloosterorden te stichten. Doch de gedachte van Dominicus was de gedachte van God zelf en God zelf wist op bovennatuurlijke wijze de menschelijke omstandigheden te regelen volgens de schikkingen zijner Voorzienigheid. Zijn gedachte werd daad en zijn orde droeg eindelijk de hooge kerkelijke goedkeuring mee. Pater Mulder, S.J., wijst treffend op de nieuwigheid en de voortreffelijkheid van Dominicus' werkGa naar voetnoot(12). ‘De nieuwigheid lag ten eerste in het feit dat de Dominikanen een ander doel hebben dan tot nog toe religieuze orde ooit gehad had; zij zouden het predikambt uitoefenen over de geheele wereld, niet op het gezag van den bisschop der plaats, maar op dat van den | ||||||||||||||||||
[pagina 521]
| ||||||||||||||||||
Stedehouder van Christus zelf.’ (Tot dan toe was de praedicatio het uitsluitend voorrecht der Bisschoppen.) ‘Maar om van die oude gedachte een nieuwe en praktische uiting te worden, moest de orde met middelen worden toegerust, die even nieuw waren als haar doel zelve. Daartoe behoorde op de eerste plaats de studieGa naar voetnoot(13): die tot dan toe wel door kloosterorden werd beoefend, maar nooit was voorgeschreven als plicht van staat... Bij de Predikheeren wordt de studie opgelegd door den regel zelf, haar vruchten zijn derhalve rechtstreeks bedoeld en voortvloeiend uit het instituut. Het kan ons dan ook niet verwonderen dat de jonge orde zoo spoedig een eerste plaats in de wetenschappelijke wereld innam; dat men hare jeugdige leden aan alle universiteiten aantrof, vooral te Parijs; dat zij school maakte, een school, die onder de schutse van den Aquiner nog heden de leiding heeft van de katholieke wijsbegeerte en theologie. Glorieus is dit plan opgezet en triomfaal uitgewerkt; men kan de annalen der Kerkelijke geschiedenis niet openen of men vindt er Dominikanen die hebben uitgemunt in geleerdheid; men kan geen bibliotheek betreden of men treft er de werken van Dominicus' zonen in overvloed. De prediking zonder voldoende kennis, de H. Stichter had het zoo goed begrepen, was minder dan niets. Hij wilde het doel en consequent wilde hij pok de middelen. Maar uit die verplichting van de studie, door hem zelf gewild en voorgeschreven vloeit een andere ingrijpende wijziging voort. Zooals de oudere orden, zou ook onder de Dominikanen scheiding zijn tusschen “clerici” en “conversi”. Op de eersten alleen kon de verplichting van studie rusten, de laatsten moesten zich zelfs niet met wetenschap bezighouden. Vandaar eene verdeeling van arbeid, die tot dan toe nog niet in den religieuzen staat was doorgevoerd... Een derde gewichtige nieuwheid, door de orde der Predikheeren ingevoerd, was de “dispensatie” als middel van bestuur. Natuurlijk bestond de dispensatie ook wel vóór den H. Dominicus, maar zij was een daad van barmhartigheid, door den overste aan den onderdaan bewezen, wegens hoogen ouderdom of ziekten of anderszins. Dominicus dorst het aan, die dispensatie | ||||||||||||||||||
[pagina 522]
| ||||||||||||||||||
te maken tot een integreerend middel van bestuur.’Ga naar voetnoot(14) (Vooral ten voordeele van de studie zou de dispensatie van vasten en koorofficie moeten toegestaan worden.) ‘Maar de belangrijkste van alle nieuwigheden die de orde invoerde, mag wel genoemd worden de wijze van bestuur. Tot dan toe, zou men kunnen zeggen, bestonden de orden uit een agglomeratie van kloosters. Die kloosters kregen een eigen prelaat elk. Door het “votum stabilitatis” kon de prelaat nimmer een kloosterling van het eene naar het andere klooster overbrengen.... Met dat “votum stabilitatis” heeft nu de H. Dominicus geheel gebroken. Zijn orde is geen agglomeratie van autonome kloosters. Men treedt de orde in, niet het klooster; men belooft gehoorzaamheid, niet aan den prior localis, maar aan den magister generalis (overste der heele orde). Dominicus had een mobiel leger noodig, eene militia, in strengeren zin, dan de oudere orden ooit geweest waren. De Dominikanerorde is dan ook de eerste die als orde werd goedgekeurd. Iri dit opzicht vormen de Predikheeren dan ook de eerste eigenlijk gezegde moderne orde, naar wier voorbeeld de latere orden zijn geconstitueerd of de oudere hervormd.’Ga naar voetnoot(15) Dominicus' stichting was een totale omwenteling, hij bracht een heel nieuwen koers in het ordeleven. Hij verbond tot een harmonieus en vruchtbaar geheel wat tot dan toe afgescheiden was en wilde dat zijn orde beschouwend en actief tegelijkertijd zijn zou. ‘Contemplata aliis tradere’ is een tweede leus der orde. Het verblijf in het Cenakel gaat de geloofsverkondiging vooraf. ‘Avant d'être apôtre, le Frère-Prêcheur est ascète et contemplatif. Ascète, il demande à la pénitence de le purifier, de le préparer à la charité, de protéger et de faire grandir en lui l'homme intérieur. Contemplatif, dans le silence du cloître, il demande à l'étude des sciences divines, à la lecture assidue des livres saints, à la prière privée et liturgique de remplir son âme de vie surnaturelle. Alors seulement il devient apôtre. La contempla- | ||||||||||||||||||
[pagina 523]
| ||||||||||||||||||
tion prépare l'action, l'alimente, la féconde; l'action, selon la pensée de Ste Cathérine de Sienne, n'est qu'une plénitude intérieure qui s'épanche.’Ga naar voetnoot(16) Contemplatie: gebed en studie moeten de onophoudend vloeiende bron zijn van het apostolaat. Daarom zal in de orde aan gebed en studie de voorrang worden toegekend. Omwille van het hoofddoel van dit artikel houd ik me liefst enkel op het terrein der studie, om de wetenschappelijke zending der orde te doen uitstralen. De Constitutiën - ook de oudste uitgaven - zijn formeel op dit punt. ‘De studenten wezen heel en gansch aan de studie gewijd, zoodat ze in den dag, des nachts, in 't klooster of op reis iets lezen of overwegen, en trachten al wat ze kunnen van buiten te onthouden.’Ga naar voetnoot(17) Van in den beginne werd het beginsel aangenomen en zelfs als gebod opgelegd dat de beste studenten voor de groote studies naar den vreemde zouden gestuurd worden. De dispensatie wordt regel omwille van de studie: ‘De overste zal volledige vrijstelling geven aan de studenten opdat ze omwille van het officie of iets anders niet gemakkelijk van de studie zouden afgetrokken worden of weerhouden.’Ga naar voetnoot(18) Zoo zijn de professoren en de studentes formales van bijna heel het officie in 't koor ontslagen en vergenoegen ze zich met het privaat opzeggen van 't officie. Elk student zal zijn eigen cel hebben ‘waar hij kan schrijven, lezen, bidden, slapen en zelfs 's nachts waken met licht, als hij het wil, voor zijn studie.’Ga naar voetnoot(19) Onmiddellijk na het klein noviciaat moet de novice zich toeleggen op de studieGa naar voetnoot(20). | ||||||||||||||||||
[pagina 524]
| ||||||||||||||||||
De studie moet behartigd worden met den meest mogelijken ijver, acriter et perseveranterGa naar voetnoot(21). Zij die niet geschikt zijn voor de studie moeten overgaan tot den staat der leekebroedersGa naar voetnoot(22). De Predikheer heeft,Zich meer toe te leggen op de studie dan andere kloosterlingenGa naar voetnoot(23). Het officie moet gezongen worden ‘kort en zonder traagheid om de studie niet te belemmeren’Ga naar voetnoot(24). Elk klooster moest een doctor bezitten en heel het klooster, ook de prior, moest zijn lessen bijwonen. Zoo degelijk was in de kloosters de studie en het onderwijs ingericht dat in meer dan ééne universiteitstad het studiehuis der Dominikanen aanzien werd als een faculteit der Hoogeschool. Cajetanus, de grootste verklaarder van S. Thomas, durft het aan te verklaren dat de Predikheer die dagelijks geen vier uren studeeren zou, in staat van doodzonde zou zijn: een vrome overdrijving voorzeker, doch die duidelijk wijst op den ernst en den cultus die de studie in de orde moet hebben. Mgr Douais die heerlijk schreef over: l'organisation des études dans l'ordre de S. Dominique, vat in één woord het leven Van den Predikheer samen: ‘Le Frère-Prêcheur reste étudiant par profession’. De beroemde Pater Liberatore, S.J., caracteriseert heel juist S. Dominicus' orde: ‘La mission de l'ordre de S. François semble avoir été surtout pratique. Au contraire, la mission de S. Dominique fut particulièrement spéculative. Elle consista à combattre dans l'ordre des idées la fausse sagesse, | ||||||||||||||||||
[pagina 525]
| ||||||||||||||||||
à travailler pour l'explication et l'affermissement de la saine doctrine, à repousser les erreurs... C'est pourquoi il saisit l'arme de la science et mérita le nom de Chérubin... Aussi voyons-nous la Sainte Eglise, tandis qu'à la fête de S. François elle nous fait demander de mépriser comme lui les biens terrestres: tribue nobis ex ejus imitatione terrena despicere, à celle de S. Dominique nous engager à rendre grêce à Dieu pour le don qu'il nous a fait de ses doctrines: Deus, qui Ecclesiam tuam Beati Dominici, confessoris tui, illustrare dignatus es meritis et doctrinis... L'ordre de S. Dominique fut dans les sublimes desseins de Dieu établi comme le rempart de la science catholique.’Ga naar voetnoot(25) Ter bevestiging ware hier nu heel de geschiedenis van S. Dominicusorde in te lasschen: een reuzenwerk. Ik signaleer enkel eenige sommiteiten, eenige ‘initiateurs’, eenige diensten zoo voortreffelijk dat ze ten eeuwigen dage dienen verheerlijktGa naar voetnoot(26). Men vergeve me den kouden, onvolledigen cataloogvorm. Schriftuur. Van 1236 af schrijven de Dominikanen de eerste Correctoria Biblica, door de eeuwen heen en door de huidige critiek vooral voortgezet. Hugo a S. Caro schreef rond 1250 de eerste Concordantiae biblicae. Een 500 kloosterlingen, zegt men, werkten eraan mee. Dezelfde Cardinaal gaf omstreeks dien tijd de eerste volledige Commentaar op de heele Schriftuur. Dominicus was de eerste die aan het pauselijk hof de Brieven van S. Paulus verklaarde: Van dan af dagteekent het eervol ambt, nu nog ten dage dominikaansch, van Magister sancti Palatii. De Catena aurea van S. Thomas blijft een meesterwerk zonder weerga. De eerste Introductio in Sacram Scripturam is te danken aan fr. Joannes van Raguse. De eerste vertalingen van den Bijbel in de gesproken taal zijn het werk van Dominikanen. Hierin schitterden Sanctes Pagnini (de eerste na den H. Hieronymus) Marmochini, Jacobus a Voragine, Joannes van Relach, Augustinus Giustiani (opende in de universiteit van Parijs den eersten officieelen cursus van hebreeuwsch). Het bijbelsch orientalisme heeft zijn ontstaan te | ||||||||||||||||||
[pagina 526]
| ||||||||||||||||||
danken aan fr. Raymundus Martin. Zijn Pugio fidei blijft nu nog een meesterstuk. Fr. Riccoldo da Montecroce inaugureert de bijbelsche ethnologie en Wansleben de egyptologie. In 1236 reeds had de provincie van het Heilig Land in ieder harer kloosters een studium linguarum. In de Nederlanden werd de eerste Roomsche Bijbel uitgegeven door den kanunnik van Winghe, in dezen arbeid bijgestaan door Peter di Corte en den dominicaan Godevaert Stryroide, doctor van Leuven. Moet ik wijzen op de lichtbaak van bijbelwetenschap van heden in de befaamde bijbelschool van Jerusalem onder de leiding van P. Lagrange, geholpen door beroemde ordebroeders als P. Vincent, P. Abel, P. Dhorme, P. Jaussen, P. Scheil, die standaardwerken leverden met goud bekroond? Kan er een tijdschrift vergeleken bij de dominicaansche Revue biblique? Godgeleerdheid en Wijsbegeerte. Overbodig hierop te insisteeren. Op dit gebied zijn de Predikheeren ongetwijfeld de groofe meesters: ze hebben school gemaakt. Als twee schitterende lichten stralen over heel de wereld met hun genie: Albertus de Groote en Thomas van Aquino, roem der orde, luister der gansche Kerk. S. Thomas' wijsbegeerte bekleedt den eersten rang, en tot officieelen Patroon der Universiteiten, colleges, seminariën werd S. Thomas uitgeroepen door Leo XIII. Meer dan ooit wordt in de moderne wereld weer naar zijn licht opgezien: Als om strijd wijzen de Pausen en de Kerkvoogden er naar als naar de eenige redding in den wervelwind der ontelbare hedendaagsche systemen. S. Thomas is zonder weerga; ‘de geleerdste der heiligen, en de heiligste der geleerden’ gelijk een Paus hem noemde. ‘Het werk van Albertus vormt een encyclopedie, zoo reusachtig als de middeleeuwen er geen tweede kunnen aanwijzen. Zoologie, botaniek, mineralogie, alchimie, aardrijkskunde, sterrenkunde, geneeskunde waren even zoo veel wetenschappen, waarop hij zich met opmerkelijken speurzin had toegelegd en daarbij niet zelden resultaten had verkregen, die niet alleen in zijn tijd verbazing wekten, maar ook thans nog worden erkend en gewaardeerd.’ (P. Meyer.) Vincentius van Beauvais schept de eerste, breedste en meest logische Encyclopédie in zijn Speculum; Ray- | ||||||||||||||||||
[pagina 527]
| ||||||||||||||||||
mundus van Pennafort stelt de eerste verzameling op der Pauselijke Decretalen. Melchior Cano is als de stichter der Loci theologici. In de mystische theologie zijn er weinigen zoo beroemd als Tauler, Suso, Ludovicus van Grenada, Catharina van Senen. En wie kent de namen niet van Cajetanus, de gebroeders Soto, Capreolus, Antonius, Joannes van Torquemada, Silvester Ferrariensis, Joannes a S. Thoma, Noël Alexander, enz., enz. Uit de laatste tijden dienen genoemd de magisters Gatti, Guidi, Zigliara, Gonzalez, Lepidi, Dummermuth... In den allerjongsten tijd moet aangestipt: In 1890 werden aan de orde door 's Pausen bemiddeling de faculteiten van Philosophie en Theologie aan de universiteit van Freiburg toevertrouwd. In 1910 kwam, op aandringen van Pius X, het centraal-studiehuis, het Collegium Angelicum te Rome tot stand, terwijl aan de universiteiten van Manilla en Washington het Thomisme bekwame vertegenwoordigers telt. Sinds 1894 werd in de universiteit te Amsterdam een leerstoel van Thomistische wijsbegeerte opgericht, sindsdien met eere bezet door P. De Groot. († 1922.) De thomistische leer vond de welsprekendheid ten haren dienste in den persoon van Lacordaire, Monsabré, Ollivier, Etourneau,... en sedert verscheidene jaren Janvier in de Notre-Dame van Parijs. Een grooten dienst werd aan de wereld bewezen door het ruimer verspreiden van Sint Thomas' meesterlijke Summa, die voortaan ook door leeken zal kunnen geraadpleegd en bestudeerd worden. P. Pègues, o.p. geeft zijn Commentaire français littéral uit, waarvan reeds ruim een dozijn zware boekdeelen verschenen, alsook zijn Catéchisme de la Somme, waarvan zooeven het tweede deel in 't Nederlandsch verscheen. Nog vele namen waren te noemen onder de levende ordeleden die den grooten Meester in eere houden en zijn grooten naam zelf eer aandoen. Hier ware het de plaats om te wijzen op de oorspronkelijkheid der Dominicaansche mystiek, op haar intellectueel en theologisch karakter, op hare blijheid, op hare breedheid. Op voortreffelijke wijze werd dit gedaan in de prachtige jonge dominicaansche revue: La Vie Spirituelle (No. van Aug.). Dit artikel is te verkrijgen in | ||||||||||||||||||
[pagina 528]
| ||||||||||||||||||
afzonderlijke brochuur onder den titel: La spiritualite dominicaine. Geloofsverdediging. De verdediging des Geloofs had de orde doen ontstaan. Dominicus was een prachtig en machtig Geloofsverkondiger en verdediger. Heel de geschiedenis door zou de orde vooraan in 't gelid staan. Dominicus streed tegen de Albigenzen, ‘propugnans fidem et expurgans hoeresim’. Zijn zonen waren de eerste pauselijke Inquisiteurs in Languedoc en Lombardije. Hevig was hun strijd tegen de Mooren en de Joden in Spanje. Raymundus Martin schreef zijn Pugio fidei en S. Thomas zijn Summa contra Gentiles. Ze strijden tegen Wiclef. De geschiedenis der Boheemsche ordeprovincie van 1420 tot 1440 is als 't ware een fragment van een martyrologium. Het Dominicanenklooster te Praag, waar een honderdtal religieuzen, ook van buiten, waren bijeengevlucht, werd in brand gestoken, waarbij de bewoners in de vlammen omkwamen; te Pisek werd het klooster door de Hussieten overvallen en werden 44 paters levend verbrand. Alleen de orde van S. Dominicus verloor in dien vreeselijken strijd een twintigtal kloosters en omstreeks driehonderd leden. Ze strijden tegen Luther: De strijd wordt geopend door Tetzel, Sylvester Prièrias, Kardinaal Cajetanus, P. Hoogstraten, Conrad Kôllin, Arnold van Tongeren, P. Joannes Host van Romberg, Ambrosius Catharinus, enz. P. Eustachius was een der eersten, zoo niet de eerste Nederlander, die tegen Luther in 't strijdperk trad. Hem volgden P. Joannes van den Bundere, een groot kanselredenaar en tevens een degelijk theoloog, wiens werk tegen Luther en Menno dikwijls herdrukt werd, P. Petrus De Backere, wiens beeld de Calvinisten uit haat in effigie verbrandden, P. Antonius Ruyskensvelt, aanvoerder zijner ordebroeders in de dagen van den hevigsten strijd. Onder de Brielsche Bloedgetuigen, wier namen in het Roomsche Martelaarsboek zijn opgenomen telt S. Dominicusorde een harer leden, den H. Joannes van Keulen. Ze strijden tegen het Jansenisme: P. Alexander Sybille, P. Bernard Guyard, P. François Vermeil, P. Vincent Baron, P. Van Bilsen. | ||||||||||||||||||
[pagina 529]
| ||||||||||||||||||
Ze strijden tegen het Gallicanisme: P. Harney du Jardin, Janssens Elinga. ‘De storm sloeg over naar België en Nederland, waar de Jansenisten en Gallicanen vele geestverwanten telden. Hier stuitte hij echter op den onwrikbaren tegenstand van verscheidene onverschrokken voorvechters onder de seculiere en reguliere geestelijken. De orde van S. Dominicus nam daar waardig deel aan; zij wierp mede een dam op tegen de vloedgolf die het Roomsche Vlaanderenland dreigde te overstroomen. Aan de Leuvensche universiteit, waar de strijd het felst was, telde de orde in die dagen eene reeks van hoogstbekwame kampioenen, die met hart en ziel aan Rome waren verknocht, o.a. P. Thomas Leonardi, P. Joannes Daubermont, P. Martinus Harney, P. Hieronymus 't Seraerts, P. Hyac. du Mont, P. Fr. Van Enghien, P. Fr. van Ranst; verder te Antwerpen: P. Henricus van Hedichrijzen, P. Hyac. van Huysen, P. Norbertus van Bilsen; te Brussel: P. Gundisalvus de Hondt; te Brugge: P. Janssens Elinga, P. Bern. de Keyser; te Namen: P. Stephanus du Pont; te Maastricht: P. Matth. Dolmans; te Gent: P. Lud. Meyere en P. Thomas du Jardin, enz. - Toen Kardinaal Cibo uit naam van Paus Innocentius XI aan P. Daubermont vroeg, wat hij na zooveel zwoegen van Zijne Heiligheid als belooning wenschte, antwoordde de nederige kloosterling: “Niets anders dan den pauselijken zegen om goed te sterven”. (P. Meyer.) Zij streden tegen het Josefinisme: moedig trad vooral op P. Vincentius Herffs, regent onzer kloosterschool en hoogleeraar aan de Leuvensche Universiteit. Zij strijden tegen de moderne aanvallen met voorbeeldigen heldenmoed: P. Gatti met zijn Institutiones apologeticae-polemicae, P. De Groot met zijn Apologetica de Ecclesia catholica en andere werken; Zigliara met zijn Propoedeutica ad sacram theologiam. Nieuwe banen voor de apologie opende de beroemde Kanselredenaar Lacordaire. P. Monsabré, P. Didon, P. Ollivier, P. Janvier, hebben door hunne conferenties over het Katholieke dogma en de Katholieke moraal toegang gevonden tot harten die van eiken godsdienst waren vervreemd. Twee hoogstaande tijdschriften slaan als scherpe zwaarden: de Revue Thomiste en de Revue des Sciences philosophiques et théologiques, waaraan een staf van kloeke medewerkers is verbonden die naam | ||||||||||||||||||
[pagina 530]
| ||||||||||||||||||
hebben in de wetenschappelijke wereld als Coconnier, Gardeil, Schwalm, Poulpiquet, Hugueny, Hugon, Garrigou, Pègues, enz., enz. ‘Conferenties te Munchen voor een geletterd publiek gehouden, waren P. Weiss (leeraar aan de universiteit te Freiburg), aanleiding en grondslag voor een standaardwerk waardoor hij zich in de apologie van den tegenwoordigen tijd een eerste plaats verzekerde: Apologie des Christentums (7 deelen). In Holland hebben de Paters een prachtige en krachtige actie ingezet onder de Protestanten. “In de oude Dominicaansche Kerk van Leeuwarden vergaderen wekelijks meer dan 1500 protestanten om er de conferenties onzer Paters te volgen: niet uit nieuwsgierigheid, doch uit belangstelling. Een dergelijk feit doet zich voor te Amsterdam en te Zwolle. In deze laatste stad heeft men den eerst bepaalden tijd der conferenties moeten verlengen. 't Geschreven woord zal weldra 't gesproken woord komen aanvullen. In andere kloostersteden als Huissen, Olst, Deventer, Nijmegen worden door Dominicaansche professors lessen van godsdienst, maatschappijleer, staathuishoudkunde, wijsbegeerte, mystiek gegeven: zegenrijk apostolaat onder een vernieuwden vorm.” In Engeland is de Dominicaansche bedrijvigheid voorbeeldig. Lectures en conferenties oefenen er een machtigen invloed uit ook onder de protestanten. In Frankrijk wordt reuzenarbeid verricht. De geest van Lacordaire leeft voort in 't jong geslacht. Sertillanges, Mainage, Gillet, Noble, Janvier, Hébert, Kuhn, enz., treden op als baanbrekers op alle gebied. Heel Frankrijk door weerklinkt hun welsprekend woord, en hun degelijke geschriften bestendigen hun actie. Een bieënzwerm kan niet bedrijviger zijn. De wetenschappelijke prestatie der Dominicanen is bewonderenswaardig. Mag ik eenige der tijdschriften noemen onder hunne leiding uitgegeven?
| ||||||||||||||||||
[pagina 531]
| ||||||||||||||||||
‘Daar het hartstochtelijk winstbejag en de overspannen bedrijvigheid in den strijd om het bestaan aan de groote menigte geen gezette studie en rustig gepeins van de geloofswaarheden gunnen, en voor velen de gang naar de Kerk, waar conferenties worden gehouden, te zwaar en te moeilijk valt, hebben eenige ondernemende Dominicanen van het Sint Paulusklooster te Antwerpen eene vereeniging tot Geloofsverdediging gesticht, die zeer practisch ten doel stelt door populaire tractaten, vlugschriften, en tijdschriften het godsdienstig bewustzijn bij het volk te verlevendigen en de geloofswaarheden zoo bevattelijk mogelijk te verklaren en te verdedigen. Een apostolaat waarlijk in Paulinischen geest: Predik het woord, dring aan, tijdig, ontijdig. Een tegengif bovendien, want het is geen geheim, dat ongeloof en zedeloosheid met behulp eener veile pers doordringen in fabrieken en werkplaatsen, in de hutten der armen, in stegen en sloppen. Waar nu de kinderen der duisternis hun onkruid zaaien, daar trachten de kinderen des lichts het goede zaad met volle hand uit te strooien. Aldus leeft de geest voort van den H. Dominicus, die den eeretitel draagt van: Strenuus fidei defensor, wakkere verdediger des geloofs.’ (P. Meyer.) De Geloofsverdediging van Antwerpen is een brandpunt geworden van hooger degelijke Vlaamsche werking. Tot het volk richten zich: De Ster, De Waarheid; tot de meer ontwikkelden: de reeks vlugschriften; tot de Vlaamsche studeerende Jeugd: Onze Jeugd; tot | ||||||||||||||||||
[pagina 532]
| ||||||||||||||||||
het werkvolk: De Vlaamsche Werkman; tot de geestelijkheid en de ontwikkelde leeken: Ons Geloof en Pastor Bonus; tot de sociale werkers: De Gids op maaischappeliek gebied. Ter aller beschikking staat een prachtige Apologetische en Sociale Bibliotheek en een rijke Documentatiedienst. Elken winter worden ook in de School van Hooger Godsdienstonderricht (vertakking der Katholieke Hoogeschooluitbreiding) wetenschappelijke Godsdienstconferentiën gegeven. De Paters zijn ook werkzaam als lesgevers in de Hoogeschool voor Vrouwen, (die vooral door hun toedoen werd gesticht), in de Volkshoogeschool en waar hier, waar daar op aanvraag. Een allerverdienstelijkst apostolaat. Profane wetenschappen. Een woordje ook over de profane wetenschappen. Hoewel hun studie eerst en vooral slaat op de goddelijke wetenschap werd ook de profane wetenschap, in den dienst van de hoogere wetenschap, beoefend en mag de orde roemen op allerverdienstelijkste baanbrekers ook op profaan-wetenschappelijk gebied. S. Thomas op 't einde van zijn leven werkte, terwijl hij zijn Canticum canticorum verklaarde, aan een tractaat over de waterleiding. Albertus de Groote was een profeet op zuiver-wetenschappelijk terrein: een hoog-geleerde en een uitvinder. Hij schreef zelfs een tractaat over de Perspectief. Joannes Schwarz of Niger stelde de eerste hebreeuwsche grammatica op. De ware uitvinder der luchtballons was Pater Gallien. In zijn boek: L'art de naviguer dans les airs (1757) voorziet hij het vliegen en legt reeds de regels ervan uit, dertig jaaf voor de proefnemingen der gebroeders Montgolfier. P. Ciacconio was een der eerste paleontologen: hij bezat een merkwaardige verzameling van fossielen. F. Ignazio Danti is vermaard om zijn mathematische, sterrekundige en aardrijkskundige kennis. Was fr. Diego Deça de eenige en onvermoeibare verdediger van Columbus niet? De groote ontdekker getuigde zelf dat de Spanjaards America aan de Dominicanen verschuldigd zijn. In de archeologie stonden ze vooraan. In de kunst bekleeden ze een eereplaats die door niemand zal geloochend worden: Als bouwkundigen: fra Sisto en fra Ristoro die de Bargello en Sante Maria Novella bouwden te Florentië, de Minerva te Rome. Fra Gioconde bouwmeester van 't Justiciepaleis te Verona, de oude Notre-Dame | ||||||||||||||||||
[pagina 533]
| ||||||||||||||||||
brug te Parijs, de Fondaceo der Duitschers te Venetië, enz. P. Marchese geeft de namen dp van vijfenvijftig dominicaansche bouwmeesters, en zijn lijst is onvolledig. Als schilders: de onsterfelijke fra Angelico, fra Bartolomeo, fra Benedetto, enz. Als glasschilders: de gelukz. Jacobus van Ulm en Fra Marcellat, uitstekende meesters in het vak. Als miniaturisten: fra Benedetto (Angelico's broeder) en fra Eustachio, enz. Als inlegger (marqueteur): fra Damiano, in die kunst misschien de grootste. Als beeldhouwers: fra Guiglielmo da Pisa die meewerkte aan het grafmonument van den H. Dominicus en den voorgevel van Orvieto, en fra Jacopo Talenti die ook de bouwmeester was van Cappellone degli Spagnoli van Florentië. Een der voornaamste werken over de muziekkunst in de XIIIe eeuw: Tractatus de Musica, is te danken aan Pater Hieronymus van Moravië. Enz. Enz. De verdere opsomming ware al te droog en te vervelend. Talrijke en zeer eigenaardige wetenswaardigheden staan opgeteekend in de Memorie van Pater Marchese. Het zou nu al te veel lijken op een pro-domo moesten we heel die merkwaardige en zoo weinig bekende lijst aangeven hierGa naar voetnoot(27). De bedoeling was enkel aan te toonen dat de orde van S. Dominicus een wetenschappelijke zending heeft vervuld in de geschiedenis. Het boven even aangestipte moge volstaan om het te bewijzen. Op den tegenwoordigen tijd wijzen we niet in 't bijzonder omdat hij beter bekend is en om de beperking van plaatsruimte in dit tijdschrift. Paus Honorius III, die de orde goedkeurde, schreef profetisch neer in zijn Bulle: ‘Wij, overwegende dat de broeders uwer orde de kampvechters van het geloof en ware lichten der wereld zullen zijn, bevestigen uwe orde.’ Benedictus XV, dien tekst aanhalend in zijn huldebrief, voegt eraan toe: ‘Hoe waar dit getuigenis was, bewijzen klaarblijkelijk de feiten die sinds dien tot op onze dagen hebben plaats gehad’. Een aureool van schiterenden glans en onsterfelijken roem omkranst het heerlijk werk van Dominicus | ||||||||||||||||||
[pagina 534]
| ||||||||||||||||||
en zijne glorieuse orde, en te recht mocht zij jubelen bij dit eeuwfeest. Zij heeft een grootsche zending vervuld in Gods H. Kerk. Van Franciscus en zijn zonen is de bruid: de armoede. Van Dominicus en zijn zonen is de bruid: de Waarheid. Zij hebben de waarheid liefgehad en als trouwe apostelen hebben ze de waarheid verkondigd en verdedigd. Met den wensch door Z.H. Benedictus XV in zijn encycliek uitgedruktGa naar voetnoot(28) mogen wij dan ook besluiten: ‘De Dominicaner-orde, gij begrijpt het, is niet minder noodig op onze dagen dan in de dagen van den Stichter. Wat zijn ze talrijk tegenwoordig zij die, beroofd van het brood des levens, t.t.z. van de hemelsche leering, van verzwakking bijna omkomen! Wat zijn ze talrijk zij die, bedrogen door den schijn van waarheid, van het geloof zich laten verwijderen door de groote verscheidenheid der dwalingen die heerschen! Willen de priesters op doeltreffende wijze in al de behoeften van die zielen voorzien door het ministerie van het goddelijk Woord, hoe moeten ze dan zelf ijver voelen voor het heil van den naaste, en solied onderricht zijn in de wetenschap van het goddelijke! Al die kinderen immers moeten teruggebracht worden in den schoot van den Vader van allen. De Dominicanen hebben dus als 't ware een veld zonder grenzen om er hun nuttig apostolaat uit te oefenen ten voordeele van 't algemeene welzijn. Aan al degenen die, gelijk wie ze zijn, dezen levensvorm hebben omhelsd, bevelen we, bij dit eeuwfeest ten zeerste aan, hun leven te vernieuwen volgens het toonbeeld van hun heiligen Stichter... Dat de zonen der eerste orde, gelijk het natuurlijk is, daarin de anderen overtreffen: met meer ijver nog zullen zij zich wijden aan de prediking van het woord Gods, opdat in de harten der menschen toeneme de kennis en de beoefening der waarheid.’ Geplaatst als een verlichte stad boven op een berg in 't midden der Kerk strale S. Dominicusorde haar licht uit, afstraling van het eeuwig licht, en dat velen uit de duisternis komen tot het licht en uit de dwaling tot de Waarheid opdat ze ‘niet langer putten graven die geen water houden’.
PATER PAUWELS, O.P. | ||||||||||||||||||
[pagina 535]
| ||||||||||||||||||
Bibliographie:
|
|