| |
| |
| |
Boekennieuws
Van Wageningen en Muller. Latijnsch Woordenboek. 3de druk. - J.B. Wolters, Groningen-Den Haag. 1019 blz. op twee kolommen. - Fl. 14.90.
Een der heerlijkste dingen in den loop der jongste jaren op de Nederlandsche boekenmarkt gebracht is wel dit Latijnsch Woordenboek, op de oude basis van Prof. van Wageningen door Prof. Muller bewerkt.
Het is een genot niet enkel dit woordenboek te raadplegen, maar ook er in te lezen. Zóózeer het Grieksche Woordenboek van Muller voor specialisten en goed gedrilde klassici is bestemd, zoo populair zich neerbuigend naar beginnelingen is dit Latijnsch. En toch zal ook de meest verfijnde bedrevenheid in al de schakeeringen van de groote taal der Romeinen hier voldoening vinden. Germaansch is het niet enkel in zoover dat de keuze der realia bij voorkeur wijst op meer noordelijke aangelegenheden; maar ook in zoover dat in dit woordenboek hand in hand gaan Duitsche geleerdheid en Engelsche gezelligheid. De keus ook der voorbeelden is eenig, ten minste zoo men zijn wenschen beperkt tot de heidensche literatuur. Sober en rijk zijn de aanhalingen: sober, voor elke nuanceering een tekst; rijk, bij elke theoretische zwenking in de beteekenis ook een practisch bewijs. Enkel de Kerkvaders komen veel te weinig in aanmerking. In zijn inleiding zegt Muller dat de wenk hem te laat werd gegeven. Maar waarom moeten kerels als Muller wachten op zoo'n wenk? Augustinus is aanwezig, Justinus ook. Maar noch Ambrosius, noch Hieronymus, noch Gregorius, noch Lactantius, noch Prudentius.
Blijft men binnen 't klassieke Latijn, dan is 't gebruik van zulk een boek een feest voor meester en leerling. Aan Muller de taak dit feest nog wat ruimer te maken, en niet puristisch bang te zijn, wijl ook door hem wordt ingezien dat de taal der groote Kerkvaders hare rechten heeft, al is ook haar aanschijn soms meer Romaansch dan Romeinsch.
En ten slotte vraag ik aan onze paedagogen: wijs me zulke handboeken aan in het Fransch. Alweer een reden om te beamen wat we onlangs lazen in een Fransch tijdschrift dat ook andere belangen dan de Fransche verstaat:
‘Et il serait bon si l'on voulait, enfin, se rendre à l'évidence que le mouvement scientifique, dans ces dernières années surtout, a marché à pas de géants, non plus seulement dans les pays de langue allemande et dans certains autres pays, à domaine restreint, tel la Hollande, mais encore dans les pays Anglo-Saxons, les Etats-Unis surtout. Le temps n'est pas loin, si l'on continue de caresser les mêmes préjugés, de vivre les mêmes négligences avec les mêmes erreurs, et l'on pourrait s'en repentir, hélas! trop tard. Il ne faut plus que l'on dise, comme je l'ai entendu dire: ‘Je plains l'homme de science
| |
| |
qui ne connaît que le Français’, ou encore: ‘le Français est un mur chinois qui isole l'homme de science du reste du monde scientifique!’
K.W.
| |
Alfons Bus, m.s.c. Over Bedrijfsorganisatie. Bedrijfsraad of socialisatie. - Vlaamsche Boekenhalle, Leuven, 1921; 4 fr.
E.P. Bus heeft goed werk geleverd met dit boekje te schrijven, niet wijl hij omtrent dit onderwerp veel nieuws tevertellen had; hij zegt dit trouwens zelf; maar de aandacht mocht er wel eens op gevestigd.
In de nijverheid viert het liberalisme nog hoogtij. Organisatie is er niet. Van twee kanten uit wil men hieraan verhelpen. De socialisten meenen dat het beter zal gaan, wanneer alle voortbrengings- en ruilmiddelen toehooren zullen aan de gemeenschap. 't Is maar spijtig dat zij, die hier niet van overtuigd zijn, zich te veel beperken tot negatief werk, tot het aantoonen van hetgene in het socialisme niet deugt. De kristelijke demokraten zoeken de oplossing voornamelijk in de bedrijfsorganisatie: boven alle bedrijven van eenzelfde vak, zou een raad staan, voor de helft werklieden en voor de helft bazen. Deze bedrijfsraad zou wettelijke verordeningen kunnen nemen, wat het bedrijf betreft en dit alleen kunnen met de 2/3 der stemmen, zoodanig dat altijd een deel der werkgevers of werknemers zich bij de genomen beslissing moeten aansluiten. De bedrijfsraad staat boven de vakvereeniging der arbeiders en der bazen. Hiervoor is stellig organisatie van arbeiders en bazen van noode, maar men denke niet dat het hier een bloote hersenschim geldt: in Nederland kan men op voorbeelden wijzen.
Mocht het boekje ertoe bijdragen om die denkbeelden ingang te doen vinden.
Laten wij hier nog vermelden wat ons, Vlamingen, deugd gedaan heeft, dezen zin: ‘De reorganisatie van het sociaal economisch leven en de oprechte verzoening der standen, stuit bij ons op een hinderpaal, die alleen in Vlaanderen denkbaar is, en die bestaat in de vervreemding en de diepe scheiding tusschen de verschillende klassen door de onkunde en den afkeer der leidende standen voor de volkstaal’. (Blz. 37.)
E. Vl.
| |
Marie Koenen: Het Koninkje. - Paul Brand, Bussum, 1921.
Het wordt een trilogie, gelijk ‘Stephana Schwertner’ en Marie Koenen heeft alle kans onze Enrica von Handel Mazzetti te worden.
We voelen ons nog niet geneigd een stipter parallel te trekken. Van ‘Het Koninkje’ is immers nog maar het eerste deel aanwezig. Maar alvast kunnen we getuigen dat Marie Koenen een geschiedkundigen roman weet te schrijven. We
| |
| |
hebben 't getuigenis van ‘De wilde Jager’, maar welsprekender nog dit van ‘Het Koninkje’.
Veel studie ligt aan den grond van dezen Merovinger roman en men wordt ze, gedekt door zooveel kunst, bijna niet gewaar. En wat een vaste typeering van Pepijn van Landen, van Dagobert, van Begga, van Otton, van Grimoald, van Radock, van Eloy. Wat Siegbert, ‘het Koninkje’ onder Maria Koenen's hand worden zal, moeten we nog afwachten. Intusschen vermeien we ons in 't bonte leven te Reuilly en in de heerlijkheden der Moezelvallei. - Een brokje ‘Histoire poétique des Mérovingiens’ wordt in 't Nederlandsch uitgewerkt door iemand die, hoewel ze zeker niet mooier schrijft dan Kurth, toch veel beter en veel plastisch-psychologischer een roman weet te scheppen.
D.W.
| |
Wies Moens: Opgangen. Houtsneden van Joz. Cantré. - De Sikkel, Antwerpen. Van Loghem, Slaterus en Visser, Arnhem.
De gaven van Wies Moens, zooals die blijken uit zijn ‘Celbrieven’, werden hier gehuldigd met geestdrift. Het spijt ons, maar 't zou opwinderij zijn, moesten we met even veel waardeering over zijn verzen spreken. Wij missen misschien een orgaan, of wellicht worden we op onze beurt reeds te oud om de schoonheid dier ‘Opgangen’ mee te voelen. Voor ons is deze poëzie onecht, gezocht en geforceerd, zooals ze telkens weer in alle literaturen opduikt, niet zelden vanwege begaafden, die zich geweld aandoen om anders en grooter te schijnen dan ze wezenlijk zijn.
We voelen in deze poëzie, die toch wordt gevoed door de liefde van een jongen voor zijn meisje, geen harteklop, maar wel sterk-gecerebraliseerde beeld-sprakerigheid. Hier en daar een zet van Bijbelsche pracht, jawel; maar waar is de adem van 't Hooglied? We schatten Wies Moens hoog; daarom grijpen we dadelijk weer naar de ‘Celbrieven’.
D.W.
| |
Marie Schmitz: Marietje. - Mij voor Goede en Goedkoope Lectuur. Amsterdam, 1921.
Marie Schmitz, die zoo stilaan onder de vele schrijvende vrouwen een plaats verovert niet ver meer van de eereplaatsen af, heeft aan haar moeder het verhaal van Marietje opgedragen. Met haar eigen piëteit heeft ze dan ook wel de portretten van Moeder en Grootmoeder gemaald, zooals die leven in dit verhaal. Wat een schatten van vrouwen in die wereld die, o zoo weinig, vermoedt van de zoogezegde schatten dezer wereld. Ze gaan op in hun eigen schat, en dat is ‘Marietje’, hun te dierbaarder wijl ze zoo doof is.
Dokters hulp baat weinig. Marietje loopt school, en het leeren gaat goed, ondanks alle hardhoorigheid. Haar geestdrift is voor de literatuur. Ze is ook zoo vinnig; maar vreeselijk zenuwachtig bij 't minste wat niet is naar heur zin. En dat is heel veel. want het arme meisje krijgt een ontgoocheling bij elke aanraking met de buitenwereld. De laatste is nog de grootste: In de plaats van te mogen opgaan in de kunst moet
| |
| |
ze, om wille van 't harde leven op een kantoor. Deze los aan mekaar hangende een en twintig schetsen vormen een geheel, àf, en één als weergave van een beproefde meisjesziel. Die Marie Schmitz arbeidt fijn en sterk.
L.P.
| |
Lettres du R.P. Lacordaire à deux jeunes Alsaciens-Lorrains. - De Gigord, Paris.
Al degenen die den grooten Dominikaan bewonderen, zullen dezen bundel met vreugde ontvangen. Meer dan zijne heerlijke reeksen voordrachten, laten deze brieven in 't intieme van zijn wezen dringen. Zacht, kalm, vol wijsheid en liefde klinkt zijn raad aan twee jongelingen, die hij 't geluk had tot het geloof terug te brengen. 't Zijn de brieven van een gewetensvollen, diep-ernstigen zielenleider, maar tevens van een trouwen, oprechten, vaderlijken vriend, die al de macht kende der liefdevolle toewijding. Hij wist zijn eigen woorden waar te maken: ‘Faites-vous aimer, car on ne se fait aimer que par ses vertus’.
Het boek bevat ook een wonderschoon portret van Lacordaire in zijne eerste priesterjaren.
B.
| |
Adolphe Retté: La Perle du Sacré-Coeur, Sainte Marguerite-Marie. - Blond et Gay, Paris.
Een boeiend boek, geschreven in den levendigen trant, - die wel eens naar journalistenstijl helt - eigen aan Adolphe Retté. Heel eenvoudig vertelt hij ons het leven van eene der wonderbaarste heiligen. Hij toont ze ons eerst, die, een klein kind nog, aan Jezus zegt: ‘Mon Dieu, je vous consacre ma pureté et je vous fais voeu de perpétuelle chasteté’. We volgen haar, een meisje reeds, opgroeiend in een zonneloos midden, tusschen eene zwakke moeder, en strenge en hebzuchtige ooms en tanten, in betrekkelijke armoede; want haar vader, vroeg gestorven, had verwarde zaken achtergelaten. Hare familie wil ze tot het huwelijk dwingen, maar zij voelt zich al meer en meer tot het klooster geroepen. En eindelijk zegeviert ze over alle hinderpalen, en mag ze haar wonderbaar leven van nederigheid en liefde beginnen.
't Boek is vol aanhalingen ontleend aan de heerlijke autobiographie der heilige, aan hare briefwisseling, en aan andere geschriften uit dien tijd. Hoogst interessant en levendig wordt het kloosterleven voorgesteld, met de kleine geschillen tusschen de zusters, de kleine persecuties die Marguerite-Marie moet ondergaan, wanneer zij - gehoorzamend aan Jezus - de nieuwe devotie aan het Heilig Hart wilde doen kennen en liefhebben; alsook de plotse gemoedsverandering van hare gezellinnen ten haren opzichte, toen ze eindelijk begrepen hadden, dat hare vizioenen wel van den hemel kwamen. Dat alles is vol kleur en leven.
Schrijver heeft volkomen 't leven der heilige, in zijne twee uitingen - natuurlijk en bovennatuurlijk - voorgesteld. Van buiten uit gezien, is zij slechts eene nederige, zwijgzame, gewone kloosterzuster, haren regel getrouw, en die met ootmoed
| |
| |
de vernederingen voor lief heeft, welke haar hare verstrooidheid en onhandigheid maar al te dikwijls op den hals halen. Van binnen bekeken, straalt haar leven als een heerlijk gedicht van hartstochtelijke liefde voor Jezus. En dat alles komt tot zijne volle waarde in Retté's boek.
Is het een kunstwerk van 't zuiverste gehalte? Dat zou moeilijk te beweren zijn. Gemakkelijk zou men bladzijden en zelfs hoofdstukken kunnen weglaten, die meer tot ballast dienen dan tot iets anders. Sommige al te dagbladachtige uitdrukkingen zouden ook best kunnen verdwijnen, al zijn ze echt gesproten uit Retté's pittigen geest. Misschien ook is het historisch kader een weinig te oppervlakkig afgewerkt. Maar dat alles neemt niets af van 't aangename en boeiende van 't leven der wonderbare heilige.
L.D.
| |
Ernst Zahn: Lotte Eszlinger, vertaling van Anna van Gogh-Kaulbach, Wereldbib., Amsterdam, 1921.
Een van Zahn's degelijkst bewerkte boeken. Een vrouw die gevaar loopt haar plicht te vergeten, of liever die niet goed ziet waar haar plicht heenwijst: huwelijkstrouw of echtscheiding. Bij geloovige christenen is dat alles duidelijk, maar niet bij menschen als Lotte en Hess. En evenmin bij fatalisten als grootmoeder, anders een ontstellend toonbeeld van levenswijsheid, en eigenlijk de heldin van dit boek.
Lotte is dan zoowat een Nora in een Zwitsersch landschap. Een Nora, die op weg was Anna Karenina te worden. Maar de zelfmoord is het deel van haar zoon om harentwille, in de plaats van het hare. Juist die zelfmoord brengt haar tot het besef, dat ze moet blijven bij een man, die haar niet begrijpt, en bij haar overblijvend kind, een dochter, die haar stilaan wél leert begrijpen. De Zwitsersche atmosfeer maakt dit boek gezonder dan de denkbeelden en de lotgevallen. Maar ongetwijfeld is hier weer de menschenkenner Zahn aan het woord.
L.E.
| |
FLOR. PRIMS: Drie Geestelijke Voordrachten: Zedelijke Opvoeding - Godsdienstige Opvoeding - Bovennatuurlijke Opvoeding. - Geloofsverdediging, Ploegstraat, 23, Antwerpen, 1921. - 39 blz. 2 frank.
Deze voordrachten werden gehouden ter gelegenheid van het jaarlijksch Triduum - 7-8-9 Maart 1921 - van St. Thomas' Genootschap te Leuven.
Zij passen vooral nu de strijd om de zedenleer met of zonder God weer aan 't broeden ging.
Met de wijsheid van St. Thomas onderzoekt de spreker het moderne opvoedingsvraagstuk.
Hij betoogt o.a. hoe de moraal-zonder-God ontoereikende is, hoe de Godsgedachte in de zedenleer onmisbaar is, hoe de Christelijke mensch tot een hooger doeleinde op te voeden is, en met hoogere daartoe passende middelen.
Stevige gedachten en bewijsvoeringen: een schat van argumenten, doch gevoerd in een al te schamelen, hotsebotsenden, piependen taalwagen.
L.D.
| |
| |
| |
Fr. Crols, pr.: Heeroom's nichtje is verloofd. - Uitgave ‘De Standaard’. Prijs, fr. 4,25, vrachtvrij. 1921.
Een keurig boekje, bijzonder passend in meisjeshanden. De brieven van Leentje aan haar Heeroom, en van dezen aan zijn nichtje zijn uitstekende lectuur voor alle jonge meisjes, die, gelijk het onervaren Leentje, in den waan verkeeren dat de verlovingstijd en het verdere leven een hemel is zonder wolken.
In haar onbezonnen eigenwaan wil nichtje niemands raad volgen en meent ten slotte dat allen tegen haar gekant zijn. Om nietige redenen breekt zij zelfs af met haar verloofde, een flinken jongen man, die niet wil toegeven aan hare meisjesgrillen. Gelukkig dat Heeroom daar is om zijn pruilend nichtje op haar gebreken te wijzen en zoo alles weer in orde te brengen.
Terecht vestigt hij haar aandacht op de volgende tegenstelling: Godelieve, Leentjes zuster, in een klooster te Parijs, leidt een leven vol zelfopoffering, en is volkomen gelukkig.
Het wispelturig Leentje daarentegen, te midden van allen die haar liefhebben, vindt geen rust zoolang ze niet treedt uit den kring van haar eigen-ik. Zoo geeft Heeroom op gemoedelijken toon menige wijze les ten beste, welke, in onderhoudenden vorm uitgedrukt, veel meisjes zal ten goede komen.
Sommige onder haar zullen Heerom beslist te preekerig vinden en de brieven wel wat onnatuurlijk - als brieven, - maar allen zullen bekennen dat het boek als ontspanningslectuur een pereltje is. Het mooi formaat verdient een bijzondere vermelding.
A.T.
| |
Aanbevolen:
- | Vrouwenleven, dames-tijdschrift; redactie en beheer: Antwerpen, De Bomstraat, 11. Prijs per jaar, 12 fr. |
- | Standaardjaarboek voor 1922, onder de leiding van Dr M. Cordemans. - Brussel, ‘De Standaard’, Em. Jacqmainlaan, 127. - 764 blz. met 2 kolommen. Prijs: 30 fr. |
Een heele hoop nuttige inlichtingen! Vele zelfs die zeer nuttig zijn, en sommige die voor 't eerst in 't Vlaamsch verschijnen. Om volledig te zijn, zouden we de tafel moeten overdrukken, wat hier natuurlijk niet aangaat.
Uit het woord vooraf mogen we hier echter dezen zin overnemen: ‘Het “Standaard-Jaarboek” wil een eerste poging zijn om ons volk een rijke, afwisselende documentatie te verschaffen op staatkundig en economisch gebied’.
E.V.
|
|