| |
| |
| |
Een ernstig boek over den grooten oorlog.
La grande guerre 1914-1918.
Aperçu d'histoire militaire par le Commandant De Civrieux.
Collection Payot.
Over den oorlog werden boeken zonder tal geschreven. De oorlogsgeschiedenis van ‘The Times’ is ééne van de meest bekende.
Het Fransche Ministerie van Oorlog bereidt er ééne nog vollediger voor.
Het boekje waarvan we hier gewagen is veel korter en doelt zoo hoog niet.
Toch is het 't lezen waard - want niet alleenlijk wordt de gansche oorlogsgeschiedenis heel klaar en duidelijk in 150 bladzijden uiteengezet - maar er is ook veel in te leeren.
De Civrieux schreef gedurende den oorlog de krijgskroniek voor ‘Le Matin’ van Parijs.
Hij bezit in hooge mate, een van de eerste vereischten om zulk een werk te maken: de onafhankelijkheid. Als geretraiteerde officier heeft hij niets te verwachten - en zijn persoonlijk fortuin, naar 't schijnt, stelt hem in staat, niets te vreezen.
Maar er is meer: zijne krijgskundige bevoegdheid mag iedereen vertrouwen in boezemen, want uit dit oogpunt hoorde ik zijn werk ten zeerste prijzen door den Oud Opperbevelhebber Nivelle.
In 't algemeen wordt het als een dogma aangenomen dat het Duitsche leger over België in Frankrijk rukte, om de vestingen te vermijden die de Fransche grens aan 't Oosten dekken.
Eerste en grove fout van den Duitschen staf: zedelijke fout tegenover de openbare meening in Engeland en elders - maar krijgskundige dwaling ook. Want kon het grof geschut der Duitschers niet even goed de fransche vestingen vernielen, als die van Luik?
En welk tijdverlies! eerst den 20e Oogst kwam het Duitsche leger Brussel binnen: hoe ver ware 't in
| |
| |
Frankrijk niet gedrongen, was het recht door Elzas Lothringen opgerukt?
Zou de Fransche staf den tijd gehad hebben zijn legers samen te trekken!
Ware de slag bij Charleroi niet ergens omstreeks Chalons geleverd en Parijs niet eenige dagen nadien ingenomen geweest?
Maar neen! De Duitschen vergisten zich over België - en wijl ons klein maar dapper leger heldhaftig streed, kwamen de Fransche legers bijeen - werden wel is waar te Charleroi overweldigd, maar hadden tijd en ruimte genoeg om in goede orde een achtdaagschen terugtocht uit te voeren. 't Duitsche leger volgde het op - maar 't ééne leger verzwakte daar het altijd verder en in volle haast in een vreemd land vorderde - terwijl 't andere door het toevloeien van nieuwe reserven aan kracht won.
Op dit oogenblik begaan de Duitschers eene nieuwe krijgskundige fout: Von Kluch laat Parijs rechts liggen en dringt naar de Marne toe. Gallieni, bevelhebber van Parijs grijpt de gelegenheid bij het haar: hij dringt bij Joffre aan om de Duitschers aan te vallen: het Fransche leger dat sedert Charleroi terug trok, keert om, en biedt den vijand het hoofd, het leger van Parijs valt de Duitschers in de flank aan, en 't gevolg is de zegepraal aan de Marne, aan welks naam die van Joffre en Gallieni voor eeuwig verbonden zijn.
De gevolgen van die zegepraal zijn bekend genoeg: het rukken van het Duitsche leger naar de zee - de heldhaftigheid van onze jassen aan den Yzer - en 't stilliggen van den bewegingsoorlog in de loopgrachten, van Zwitserland tot Nieuwpoort.
Terwijl dit alhier gebeurde, bleven de Russen niet onledig: hunne legers in twee groepen verdeeld, vielen in 't Noorden Oost-Pruisen aan: den 17 Oogst 14 was Rennenkampf reeds op weg naar Koningsbergen: maar de oude Hindenburg met de hulp van Ludendorf behaalde eene groote zegepraal te Tannenberg en vrijwaarde Duitschland voor een tijd. Maar dit eischte veel troepen die de Duitschers op de Marne moesten ontberen.
Meer naar 't Zuiden dreven de Russen de Oostenrijkers tot tegen Przemysl, en niettegenstaande al zijne
| |
| |
pogingen kon Hindenburg alleenlijk Lodz, op de Poolsche grens, innemen.
Intusschen had Turkije zich ook tegen ons verklaard. En zoo begon 't jaar 1915: hier in 't Westen, stonden de legers front tegen front, van de Noordzee tot aan Zwitserland - in 't Oosten, volgt de frontlijn ongeveer de grens - en in Servië, na eene schoone zegepraal, had Koning Pieter zijn hoofdstad Belgrado heroverd.
't Jaar 1915 was noodlottig voor Frankrijk. 't Opperbevel miskende den toestand: de vijand was even sterk aan manschappen - sterker aan grof geschut. Er stond maar te wachten dat de Engelsche legers van Kitchener gereed kwamen, en dat 't gemis aan geschut kon aangevuld worden.
Men trachtte nutteloos - tweemaal in 't Atrechtsche en eens in Champagne - door te breken; bloedige gevechten voor plekjes grond grepen plaats te Eparges, Vauquois, Hartmanswillerkopf, Lingekopf, enz..
Dit kostte 't Fransche leger voor 't jaar 1915, een miljoen en half gesneuvelden, gekwetsten en gevangenen!
Daarin ligt zeker de oorzaak der latere afdanking van Joffre, al was hij de redder van Frankrijk aan de Marne.
't Jaar 15 zag ook de pogingen op de Dardanellen. De Engelschen begingen daar eene grove fout: zoodra Turkije den oorlog verklaard had, was het noodzakelijk Constantinopel aan te vallen, al was het maar om rechtstreeksche betrekkingen met Rusland te behouden. De overgroote zeemacht van Albion en de zwakheid der Turksche forten aan de Dardanellen vergemakkelijkten dit zeer.
De Bondgenooten lieten bijna vier maanden verloopen en toen was het te laat; de Turksche forten waren gereed - Duitschland had daarvoor gezorgd - en natuurlijk mislukte den aanval.
Verscheidene pantserschepen werden vernield.
Gelijk het maar te dikwerf geschiedde, om de bevolking in Engeland en Frankrijk gerust te stellen, werd er in alle dagbladen aangekondigd dat die mislukte poging zou vergoed worden door het zenden van landtroepen. Zoodat de Turken, die ook dagbladen lezen, goed op de hoogte waren.
| |
| |
Om nog verstandiger te handelen, koos men als landingspunt Seddul-Bahr - een bergachtig schiereiland - eenige kilometers breed, dat door de Turken met een handvol manschappen gemakkelijk kon verdedigd worden.
Deze tweede mislukte poging kostte niet meer eenige pantserschepen, maar aan Engeland 216.000 man en boven de honderd duizend aan Frankrijk. (gesneuvelden, gewonden, gevangenen en zieken).
Hadden de Engelschen onmiddellijk na de oorlogsverklaring van Turkije hunne vloot en hun manschappen uit Indië en Australiä die zich in Egypte en Mesopotanië bevonden, naar Constantinopel gebracht, dan hadden ze zonder twijfel met veel minder verlies de stad ingenomen.
't Is gemakkelijk in te zien dat in zulk geval, noch Bulgarië in den oorlog zou getreden zijn, noch de tocht naar Bagdad noodzakelijk zou gewest zijn.
Kitchener zag eindelijk in November in, dat er te Seddul-Bahr niets te doen was, en de Bongenooten brachten hun leger naar Saloniki over.
't Was ook in 15 dat Italië ons bijtrad. Ook ditmaal werd er te veel gesproken en geschreven: toen den 24en Mei van 15, Italië den oorlog aan Oostenrijk verklaarde, was dit rijk daarop heelemaal voorbereid, en daar de grens tusschen beide landen heel bergachtig is, kostte het maar weinig werk om deze tegen den aanval der Italianen te beschutten.
Zoodat het bijtreden van Italië, ons maar weinig voordeel bracht: al zijne macht botste op versterkte rotsen - en honderd duizenden menschenlevens werden zonder resultaat opgeofferd.
Ware Italië plotselings en onverwachts in Oostenrijk binnengerukt - een oorlogsverklaring eischt niet veel tijd - dan ware het heel anders gevaren!
Maar helaas, 't jaar 15 was een knoeijaar, voor ons!
Intusschen waren de Duitschers niet onledig in 't Oosten: met Mackensen als bevelhebber, dreven ze de Russen uit Przemysl-Lemberg en Galicië, veroveren Warschau en gansch Polen, maar tevergeefs - want onder de leiding van groot Hertog Nikolaas trok het Russische leger terug, altijd verder, wel is waar, maar 't ontsnapte toch.
En om den oorlog te winnen, laat het ons niet
| |
| |
vergeten, moet de vijand vernield worden - dat wil zeggen - zoo danig verslagen dat zijn leger onmachtig wordt.
Onder al de Bondgenooten was er een volk dat verstand had van oorlog voeren: dat was Servië. Toen koning Pieter vermoedde dat Bulgarië in den oorlog zou treden met Berlijn en Weenen, aarzelde hij niet: hij wou onmiddellijk met zijn zegevierend leger naar Sophia rukken en zoodoende de Bulgaarsche mobilisatie onmogelijk maken. De betweters te Parijs en Londen lieten het niet toe: twee maanden later bestond het Servische leger niet meer - vernield, verpletterd, op de vlucht gejaagd, in de Bergen achtervolgd door 600.000 Bulgaren, Oostenrijkers en Duitschers onder bevel van Mackenzen.
En zoo eindigde 't jaar 15: bloedige maar vruchtelooze gevechten in Frankrijk, vruchtelooze pogingen aan de Dardanellen, verdrijving der Russen, verplettering der Serben, nuttelooze tusschenkomst van Italië.
Met den aanvang van 16 begonnen de legers door Kitchener gevormd, in Frankrijk aan te komen.
Waarom nemen de Duitschers de gelegenheid niet te baat? In 't Oosten waren ze zegevierend; in den Balkan nog meer. Om den oorlog te winnen moest 't Fransche leger verpletterd worden, en dit zoo snel mogelijk, eer al de Engelschen aankwamen. Was de slag bij Verdun, die maanden lang duurde, de poging om die overwinning te behalen? 't Is mogelijk als men inziet hoeveel volk daartoe opgeofferd werd. Maar, als dat zoo is, dan moet men aannemen, dat de mislukte aanvallen der Franschen in 15 om op eenige kilometers breedte door te breken, den Duitschen staf niet wijzer gemaakt hadden, want de poging op Verdun bleef ook beperkt op 8 km breedte.
Men komt aldus tot het besluit dat de krijgskundige fout der Franschen in 15 door de Duitschers op ‘kolossale’ schaal herhaald werd. Want de slag bij Verdun was iets reusachtigs. De vijand bracht op 8 km. breedte over de 2000 stuk geschut in het veld, viel met zijne beste en uitgelezen troepen de stelling Verdun aan, bijna zonder ophouden, van Februari tot Juli, en eindelijk, toen de hardnekkigheid van Joffre en Nivelle, die toen bevelhebber der stad was, hem eindelijk stuitte, duurde het vier maanden, eer den verloren grond weer ingewonnen werd.
| |
| |
Van beide kanten waren de verliezen schrikkelijk, maar nog meer bij de Franschen, want, helaas, de generale staf was nog niet overtuigd van de noodzakelijkheid van 't grof geschut - en 't is eerst den 3 Mei 16 - dus volop in den slag bij Verdun - dat 6000 stukken grof geschut gevraagd werden, te leveren in Juli 17 en Maart 18!
Hoeveel Fransche soldaten zijn er gesneuveld door die verachterde opvatting van den generalen staf!
Terwijl Duitschers en Franschen om Verdun streden, kwamen de Engelschen altijd maar aan in Frankrijk: en na eenige maanden begint de slag aan de Somme - die van Juli tot November duurde - zonder anderen uitslag dan 76 000 gesneuvelden bij de Franschen en nog meer bij de Engelschen.
In Italië wordt Gorizia veroverd - in Rusland verschijnt Broesiloff als een meteoor - uitstekend bevelhebber die zegepraal op zegepraal behaalt - maar nutteloos, want al meer en meer zakt Rusland in wanorde en armoede en 't getal gesneuvelden groeit immer aan, daar 't gemis aan geschut, aan geweren, aan buskruit, maar toeneemt.
Roemenië treedt ons bij - maar zonder voorbereiding. Op 28 Augustus 16, dag der oorlogsverklaring tegen Oostenrijk, bezit het Roemeensche leger 350.000 geweren voor 800.000 man! en slechts 600 stuks geschut. Roekeloos rukt het naar Transylvanië. Mackenzen valt het links aan met de hulp der Bulgaren, en Falkenhayn drijft het van de Karpathen weg - den 1 December is het er mede uit - en wat van 't leger overblijft. vlucht achter den stroom Sereth, weerloos en onmachtig.
't Is in 16 ook dat het Jutlandsche zeegevecht plaats greep: de overmacht der Engelsche vloot had tot hiertoe de Duitsche vloot t'huis gehouden. Dit was de eerste en laatste maal dat ze dorst uitvaren. Daardoor werd de gang van den oorlog hoegenaamd niet gewijzigd - maar het valt op te merken hoe doeltreffend de Engelsche opvatting was: de Engelsche vloot moet het land voor den vijandelijken inval vrijwaren - en dit deed zij in zulke mate, dat zij om zoo te zeggen niet zelf strijden moest, zoo groot was hare overmacht. Dat die vloot den oorlog op 't vaste land niet winnen kon, spreekt van zelf. Maar zij liet aan Kitchener toe, miljoenen soldaten bijeen te roepen, te
| |
| |
drillen en naar Frankrijk over te voeren. Voor eens dat we bij de Bondgenooten iets doeltreffends tegenkomen, laat het ons opmerken, want 't is zeldzaam genoeg.
't Jaar 16 kan gekenschetst worden, als 't jaar der slachterijen: slachterijen te Verdun, op de Somme, in Rusland, verplettering van Roemenië.
't Jaar 17 is nog erger, 't is het jaar zonder hoop. In 't begin was alles wel. In Frankrijk wordt Joffre afgezet en Nivelle volgt hem op. Nivelle, de redder van Verdun, de jonge bevelhebber die als kolonel den oorlog begon, en eens de zege in handen had. Maar, helaas, ze werd hem uit de handen gerukt.
Joffre werd eigenlijk vervangen, alhoewel hij in 't verdedigen uitmuntte - de zegepraal aan de Marne en te Verdun staan er borg voor - omdat hij geen aan vallende kracht was - hij was 't immers zoo 't luidt, die van de Duitschen zei: 'k knabbel ze af. Is het waar of niet, dat knabbelen had 1.500.000 man in 15 gekost - en de tijd was gekomen om met de hulp der jonge Britsche legers - met die van Canada, Australië, en Nieuw-Zeeland, den vijand aan te vallen en een einde aan de slachterij te maken.
Nivelle was daar de man voor. Hij wou niet gelijk tot hiertoe gedaan werd, op één punt doorbreken. De ondervinding had bewezen hoe nutteloos die pogingen waren en tot welke slachterijen ze leidden.
Ook zien we Haig in 't Atrechtsche aanvallen. Pétain en Micheler op de Aisne en in Champagne - juist gelijk Foch een jaar later zal doen. Maar hier kwam de politiek in 't spel. Er bestond een partij in Frankrijk die de zegepraal onmogelijk achtte - de partij van Caillaux, die der radicalen. In 't geheim werkte ze. Sommigen waren zelfs verraders - Caillaux immers werd veroordeeld, en Malvy verbannen. Bolo doodgeschoten?
Een hunner, wel geen verrader, maar een dweeper, Painlevé, wordt voorzitter van den ministerraad en minister van Oorlog. Gedurende 't gevecht aan de Aisne, op grond van valsche geruchten die 't getal der dooden verdriedubbelen, beveelt hij aan Nivelle, den aanval te schorsen. Alles valt stil. Pétain vervangt Nivelle, en de oorlogsminister verklaart openbaar in de Kamer dat geen groote aanval meer zal geschieden.
Duitschland, gerustgesteld in 't Westen door Painlevé's verklaring, dringt voor in Rusland, waar Kornilof,
| |
| |
juist na de revolutie een welgelukten aanval begonnen had. Met nieuwe troepen uit 't Westen, drijven de Duitschers hen terug, en vernielen de laatste georganiseerde legers in Rusland.
Zoo noodlottig is de inmenging der politiek in den oorlog! Welke kan de bevoegdheid van een minister zijn in 't oorlog voeren? Zelfs wanneer hij militair van beroep is - en Painlevé was het niet - dan nog leert ons de geschiedenis, dat een minister van oorlog uit de verte geen oorlog kan voeren, noch oordeelen of een slag al dan niet moet geleverd worden.
Zonder Painlevé ware de oorlog waarschijnlijk een jaar vroeger geëindigd. Misschien zouden de bolsjevisten nooit de bovenhand gekregen hebben in een zegevierend Rusland, zeker zouden Frankrijk, Italië en België niet zoo diep in de schuld zitten, en miljoenen soldaten zouden niet gesneuveld zijn.
Italië leed ook van het stilliggen der legers in Frankrijk. Zoo lang Italië tegen Oostenrijksche soldaten streed, ging het nog: maar nu dat de Duitschers hunne reserven van 't Westen vrij hadden, kwamen zij de Oostenrijkers ter hulp tegen Italië: de nederlaag van Caporetto, waar een derde van 't Italiaansch leger met de helft van 't geschut, gevangen werd, was de uitslag. En Frankrijk en Engeland moesten met hunne troepen toesnellen om Italië te redden.
De Engelschen, die zonder de hulp der Franschen, de Duitschers niet konden aanvallen in 't Westen, gebruikten hunne reserven in Azië, waar ze Mesopotamië veroverden tot Bagdad, terwijl bevelhebber Allenby Palestina aanviel en den 11 December Jerusalem veroverde.
Om te begrijpen hoezeer de Bondgenooten eenheid van leiding misten, laat ons opmerken dat voor de verovering van Mesopotamië 900 000 man noodig waren. Met dat getal manschappen hadden ze gemakkelijk Bulgarije en Constantinopel veroverd.
In welke mate wij eenheid gemist hebben kan niet overdreven worden; en dit is niet alleenlijk te wijten aan 't feit dat bondgenootschap geen eenheid vormt, want dan zouden onze vijanden ook geene eenheid bezeten hebben. Er wordt wel meer dan eens gezegd dat ware Edward VII nog onder de levenden geweest, hij ons politiek hoofd zou geweest zijn en dit kan waar zijn.
| |
| |
Ook dit staat vast: in '18 is er maar éen hoofd in 't Westen - Foch - en de toenmalige Fransche minister van oorlog, Clemenceau, begrijpt zijn rol en volgt het voorbeeld niet van Painlevé.
In 't begin van 18 waren de Duitschers heelemaal vrij in 't Oosten: de wapenstilstand met Rusland werd einde December 17 geteekend - Roemenië en Servië waren verpletterd - Italië was machteloos na de nederlaag bij Caporetto - Engeland had 200 000 man uit Picardië naar Azië gezonden - en de leemte ingevuld met een leger uit stukken en brokken onder 't bevel van generaal Gough.
't Was de gelegenheid of nooit, voor Duitschland, eer de Amerikanen aankwamen, om al zijn troepen naar het Westerfront te brengen, en een beslissenden slag te wagen. Het verbindingspunt tusschen Engelsche en Fransche troepen, gevormd door Gough's ongelijksoortig leger was het zwakke scharnier dat als aanvalspunt moest gekozen worden. Noch Pétain, noch Douglas Haig schenen het te vermoeden.
Den 21 Maart werpt zich von Hutier, onder 't opperbevel van Ludendorf op de Engelschen. 't Leger van Gough wordt vernield, en een ander deinst achteruit; een leemte gaapt tusschen Franschen en Engelschen - met heldhaftigheid springen de Franschen in de bres - en stuitten eindelijk den Duitschen aanval. Gansche divisies ruiterij worden daar geslachtofferd, nooit liepen de Bondgenooten zulk een gevaar: de twee legers waren gescheiden, en Ludendorf had manschappen genoeg om het Engelsch leger tot aan de zee te verdrijven.
In zulke omstandigheden toont een bevelhebber of hij waarlijk een groot veldheer is: Ludendorff wist de gelegenheid niet te baat te nemen. Tot Juli toe, toen de Amerikanen toestroomden, was hij voor het getal de sterkste: 200 divisies tegen 162; hij was de aanvaller, en koos plaats en stond. Maar nooit deed hij iets anders dan één aanval op één punt.
Wat ware er van ons geworden indien de aanval immer breeder en breeder was aangegroeid gelijk een uitslaande brand?
Onze reserven van 't éene punt naar 't andere geslingerd, naar links en naar rechts heen spoedende om elken stoot te weerstaan; het heele front in lichter
| |
| |
laaie ontstoken en bezwijkende voor de overmacht van 's vijands getal!
Natuurlijk is dat heel eenvoudig om te zeggen, maar zoo tientallen legers elk van honderdduizenden soldaten doon optrekken, eischt buitengewone hoedanigheden - en ofwel, miste Ludendorff deze - ofwel, wat nog erger is, zag hij niet in, dat een gelocaliseerd vooruit dringen tot niets leidde. Want, zelfs waar hij op eene breedte van veertig of vijftig kilometer voortdrong, en als een zak vormde in onze lijn, daar kwamen de reserven aangerukt, en na eenigen tijd verminderde de aanvallende kracht tot ze gestuit werd door den steeds aangroeienden tegenstand. Dit was het geval met Gough, den 21 Maart - 't zelfde geschiedde den 9 April tusschen la Bassée Armentières, en wat later om den Kemmelberg en Yper. Een maand later - een maand verloren - is 't weer hetzelfde op den Chemin des Dames - en in Juni benoorden Compiègne.
Maar nu keert de kans. Sedert Maart is Foch opperbevelhebber. Foch, gelijk Nivelle, eenvoudig kolonel vóór den oorlog, Foch leeraar in de krijgskunde, een boekenworm die Napoleon's oorlogen doorstudeerde en twee lijvige boekdeelen schreef, Foch is opperbevelhebber van de Fransche, Engelsche en Belgische legers - en ook van de Amerikanen, want die zijn met honderdduizenden toegestroomd. Zij zijn onervaren, zonder officieren van beroep. Maar gelukkig worden ze om zoo te zeggen in 't Fransche leger ingelijfd - en nu, hebben wij de meerderheid.
En Foch kent zijn bevelhebbers - den onstuimigen Mangin, den stalen man, zendt hij ten aanval, den 18 Juli.
Van dien dag af tot het einde, was Foch de aanvaller - van dien dag af leidde hij 't spel zonder ophouden, zonder aarzelen - en wat Ludendorff, of niet ingezien had of niet kon uitvoeren, dat volbracht hij precies als een vooraf geregelde zaak.
Eerst valt dus Mangin aan den 18 Juli tusschen Somme en Aisne - den 8 Oogst, tusschen Amiens en de beek Avre, komt het 4e Engelsche leger en 't eerste Fransche leger in 't spel - die aanval breidt zich uit in Santerre - van de Scarpe tot de Oise: dit brengt ons tot half September.
Maar intusschen gebeurt iets in 't Oosten. Bevelhebber Franchet d'Esperey komt te Saloniki aan tegen
| |
| |
't einde van het voorjaar: Met zijn Engelsch-Servisch-Italiaansch-Fransch leger valt hij eerst de Bulgaren aan, overrompelt ze den 15 September, dringt verder door, valt voor Monastir een Duitsch leger aan, jaagt het op de vlucht, maakt 72.000 gevangenen in 't dal van Tetovo; den 30 October treedt hij Belgrado zegevierend binnen.
Oostenrijk is verpletterd en reeds den 3 October schrijft Hindenburg aan den Rijkskanselier:
Bied onmiddellijk den vrede aan, want de nederlaag van Macedonië ontneemt ons alle hoop op zegepraal.
In 't Westen stonden de legers als volgt: Belgisch leger, met eenige Fransche divisies; 4 Engelsche legers onder bevel van Plumer, Horne, Byng en Rawlinson.
4 Fransche legers onder bevel van Debeney, Mangin, Guillaumat, Gouraud.
2 Amerikaansche legers, onder bevel van Pershing.
Ziehier hoe Foch die miljoenen manschappen in beweging bracht:
12 September - Amerikaansche aanval op St-Mihiel.
27 September vallen de Engelschen aan, vóór Cambrai. De Wotan lijn wordt doorgebroken.
28 September komen onze jassen in 't spel. Heel 't Front, op 800 kilometers, staat in laaie.
Daarop volgt Debeney die St-Quentin inneemt. Mangin komt tot tegen de Ailette.
Den 4 October verdrijven Gouraud en Guillaumat het leger van den kroonprins uit Champagne, en tegelijkertijd verbrijzelt Horne de Siegfried lijn op de Schelde (in Frankrijk).
13 Oktober treden onze jassen Diksmuide binnen, - de Engelsche vloot komt te Oostende aan - en den 16 October verovert ons leger Thourout, Thielt en Kortrijk.
Den 20en zijn Robaais en Tourcoing bevrijd. Vijf dagen later dient Ludendorff zijn ontslag in.
2 November: de Engelschen treden Valenciennes binnen. Overal bezwijkt de Duitsche macht - links te Gent, rechts te Sedan. Castelnau met de Amerikanen zou Metz aanvallen, en als in eene reusachtige tang, zou heel het Duitsche leger, gevangen worden, toen den 11 November de wapenstilstand aangenomen werd, en het Duitsche leger ontsnapte.
| |
| |
Nog eens kwam de noodlottige politiek, de vrucht der zegepraal ontrooven. But that's another story, zou Kipling zeggen.
Zoo eindigde de oorlog, dank zij het genie van Foch, die, gesteund op vaste grondbeginselen, op eenige maanden tijds een wanhopigen toestand tot een zegepraal wist te herscheppen.
De lezing van 't werk van De Civrieux, van een krijgskundig standpunt geschreven, brengt eenige groote lessen voor den geest.
In den oorlog, nog meer dan in 't gewoon leven, moet men weten wat men wil: de 1500 000 gesneuvelden, gekwetsten en gevangenen van 15 zijn er een voorbeeld van. Ofwel dacht de Fransche staf in staat te zijn alleen de Duitschers te verdrijven - en dan moest hij den oorlog doorvoeren - wie weet of het niet mogelijk was? - ofwel wou hij Kitcheners legers afwachten, en in dat geval waren de menige vruchtelooze en allerbloedigste aanvallen van 1915 nutteloos. Foch deed juist 't tegenovergestelde, totdat hij troepen en kanonnen genoeg had verdedigde hij zich - zoo spaarzaam mogelijk - maar eens dat hij besloten had aan te vallen, hield hij niet op, vóór het Duitsche leger volkomen verslagen was. Franchet d'Esperey in 't Oosten handelde ook zoo.
Andere gewichtige les: om te overwinnen zijn snelheid en verrassing twee groote hulpmiddelen. De nederlaag te Caporetto, de verplettering van Roemenië, de groote aanval van Mangin die de kans keerde in Juli 18, zijn er stellige voorbeelden van - de mislukte aanval op de Dardanellen, en de nutteloosheid van Italië's intrede in den oorlog, zijn negatieve voorbeelden dezer waarheid.
Aangaande de eenheid bij de Bondgenooten, is het op te merken dat die eenheid maar bestond in 't uur van nood - toen Foch opperbevelhebber benoemd werd - voor dit tijdstip bestond er wel één doel: de Duitschers verslaan - maar men was het niet eens over de middelen - bijvoorbeeld wouden de Engelschen wel naar Constantinopel trekken, maar van 't leger van Saloniki verwachtten zij niets - noch over de voordeelen die de overwinning brengen zou - is
| |
| |
het anders uit te leggen dat Engeland 900.000 mannen gebruikte in Messopotamië, als het niet moest dienen om een Arabisch rijk in het leven te roepen dat Indië met Egypte zou verbinden? Als men maar wil nadenken dat België en Frankrijk voor hun eigen bestaan vochten, dat Engeland en Amerika in den oorlog traden voor een aanstaande maar niet onmiddellijk gevaar, dan valt het al licht te begrijpen dat waar geen volkomen eenheid van doel bestaat ook geen volkomen eenheid van uitvoering mogelijk is.
Dan is het nog beter te verstaan dat de uitvoering van het vredeverdrag nog meer moeilijkheden meebrengt, vermits het eenige gemeenschappelijk doel - de nederlaag der Duitschers - reeds bekomen is.
Deze enkele opmerkingen laten zien hoezeer De Civrieux's werk tot nadenken aanspoort en in welke maat het den lezer helpt zich een persoonlijk oordeel over de oorlogsgebeurtenissen en hunne gevolgen te vormen.
HUBERT MANSION.
|
|