| |
| |
| |
Het Finsche Finland.
(Slot).
VII.
Actueele toestanden.
Nadat de leidsmannen der Finsche partij zitting in de regeering gekregen hadden en de taalkwestie naar wensch was opgelost, zette de Zweedsche partij zich aan den arbeid om de middelbare Zweedsche scholen in de provincies staande te houden. Ondertusschen kwamen er steeds meer Finsche ambtenaren in de provincie, waardoor de eene Zweedsche school na de andere gesloten werd, zoodat er nu slechts weinig Zweedsche provinciescholen zijn die door den Staat gesalarieerd worden. Doch er zijn nog verscheidene private Zweedsche scholen.
Om de Zweedschheid in het land te bewaren, oordeelde men dat ook geografisch al wat Zweedsch was zooveel mogelijk in kustdistricten, waarvan de grenslijn zeer nauwkeurig was aangegeven, vereenigd moest worden. Daarom moesten de boerderijen in die streken in Zweedsche handen zijn. De leus werd ‘Zweedsche grond’, waarvan het eerste gevolg was dat de verkoop van grond aan Finsche opkoopers, in streken waar de Zweedsche bevolking de meerderheid heeft, verhinderd moest worden, en ten tweede dat de boerderijen die reeds aan Finnen verkocht waren, teruggekocht moesten worden voor Zweedsch sprekende landgenooten. Met dit doel voor oogen zijn er naamlooze vennootschappen opgericht onder den titel ‘Svenska smäbruk och egna hem’, (kleine Zweedsche boerderijen en eigen woningen). Men hoopt dat de onderneming zooveel succes zal hebben dat de Zweedsche districten een eigen administratie krijgen en men langs administratieven weg Finsche inwoners buiten kan houden.
Dit optreden van Zweedschen kant heeft van Finsche zijde veel bitterheid gewekt. Er is nooit kwestie geweest in Finland van de onderdrukking der Zweedsche taal, hoewel die door de minderheid der bevolking
| |
| |
gesproken werd, dat hebben Zweedschsprekende parlementsleden en andere Zweedschgezinde autoriteiten herhaaldelijk bevestigd. De eisch, die Snellman vroeger had uitgesproken, dat de beschaafde klassen het Zweedsch geheel op zij zouden zetten om een werkelijk beschaafde klasse van het Finsche volk te worden, is daarentegen wel af en toe volgehouden. Sommige fanataci weigerden zelfs de vaderlandsliefde bij Zweedschsprekenden te erkennen, indien dit offer niet gebracht werd. Maar er is nooit met dwang gedreigd; zelfs de eisch dat de beschaafde klassen het Zweedsch zouden laten varen heeft altijd het karakter bewaard van een aanmaning tot een vrijwillige schoone daad. Men dacht dat de natie meer één en eendrachtig worden zou, als het volk maar één taal sprak. De Zweedsche minderheid is niet alleen gelijkgesteld met de Finsche meerderheid, maar heeft door haar historische afkomst nog een bijzonder gunstige positie, zoowel van een cultureel als van een economisch standpunt. Als men bedenkt dat de Zweedsche bevolking niet meer dan 1/10 uitmaakt van heel de bevolking van het land, is het zeker niet ten voordeele der Finsche bevolking dat er van alle ambtenaren kennis der twee talen vereischt wordt. Dit is een groote last die jongelieden uit een milieu waar niets dan Finsch gesproken en gehoord wordt op de schouders wordt gelegd. Maar er is van Finsche zijde nooit tegen op gekomen, omdat het een natuurlijke eisch is, een logisch gevolg van de historische toestanden, - al blijft het dikwijls ver van aangenaam. Alle plaatsen van aanzien en belang zijn ingenomen door Zweedschgezinde en Zweedschsprekende lieden, natuurlijk vooral omdat zij in het bezit zijn van een oude cultuur, zoowel als ambtenaren als aan de Universiteit en aan andere inrichtingen van onderwijs en ontwikkeling.
Is de vrees voor ondergang der Zweden dan ongegrond? Heel zeker niet, in ieder geval is die, als men de zaak kalm bekijkt, begrijpelijk. Het aantal Finsche inwoners alleen werkt reeds afschrikkend op degenen, voor wie het voortbestaan van het Zweedsche element een levenskwestie is. En de Zweedsche bevolking neemt in verhouding minder toe dan de Finsche, en hoe meer de Finsche in beschaving toeneemt en in economischen welstand naast de relatief sterkere vermeerdering in getal, des te grooter wordt natuurlijk het gevaar voor
| |
| |
het Zweedsche voortbestaan, verondersteld dat de Finschsprekenden de Zweedschsprekenden absoluut wilden uitroeien.
De ontwikkeling der laatste tijden onder de Finsche bevolking duidt er ondertusschen op, dat er geen grond is voor dergelijke veronderstellingen. Men heeft daar geleerd, - zeer zeker van de taaie en trouwe volharding in den strijd voor hun taal der Zweedschgezinden, - dat het zelfs onrechtvaardig is om het opgeven der moedertaal voor te stellen als een offer voor iets heel schoons. Niemand mag, wat dit aangaat, als rechter voor een ander optreden, omdat o.a. allerlei gevoelskwesties daar een groote rol spelen. Verder heeft men ingezien, dat Snellman zich op een essentieel punt vergiste, en wel in zijn theorie over het nationaliteitsbegrip. Het is integendeel gebleken dat het bestaan van een nationaliteit met twee talen niet alleen een mogelijkheid is, maar dat deze mogelijkheid tevens een levensvoorwaarde is voor Finlands volk, wil het niet in het ongeluk komen.
Men kan de aangegeven ontwikkelingslijn in het Finsche kamp geheel tot haar volle positieve consequentie volgen. Ook daar zou men niets liever zien dan zich met Scandinavië te verstaan. En daarvoor moet het Zweedsch als borg dienst doen en kan als zoodanig dus niet in Finland gemist worden. Dat dit niet alleen wordt ingezien, maar dat het meer en meer openlijk wordt uitgesproken door vooraanstaande mannen der Finsche partij, getuigen de laatste tijden rijkelijk. Ter wille van de toekomst der Finsche cultuur en om die in de sporen te leiden, die alleen de wenschelijke zijn en de eenige die op gelijke lijn liggen met haar vroegere richting, moet men trachten die in het nauwste contact met Scandinavië te brengen.
Want, wat is finsche cultuur? Niets anders dan Scandinavische cultuur, door de finsche beweging naar het volk gebracht, dat van anderen oorsprong is dan de Scandinavische volken, maar juist deze cultuur tot zijn dierbaarste schat gemaakt heeft om die volgens zijn wezen om te vormen en aan te passen, zonder echter op eenige wijze het karakteristieke er van uit te wisschen. Wat moet het merkwaardig voor de Scandinaviërs zijn en tegelijkertijd bekoorlijk, dat diep in de finsche provincies, waar de allermeesten een zeer verschillende taal spreken en het volksgemoed een zoo geheel ander
| |
| |
stempel draagt, het geheel toch zoo bekend voorkomt. Want het leven volgt ongeveer dezelfde gewoonten, de gedachte bewandelt ongeveer dezelfde wegen, en de levensbeschouwingen, al zijn ze ook gekleurd door innerlijken aanleg en uiterlijke omstandigheden, leiden toch naar hetzelfde doel. Dat moet bij de Scandinaviërs de liefde tot die cultuur verhoogen en zij hebben reden om met trots te zeggen: Die cultuur is zoo uitgestrekt, zoo omvangrijk, zoo diep en zoo vrij, dat die volkeren met den meest verschillenden aanleg en karakter omlijsten kan.
Indien de Zweden in Finland heden ten dage schreeuwen over een strijd tusschen ‘twee culturen’, is dit een verwarring van begrippen, die gevaarlijk kan worden voor het heerschend begrip in Scandinavië, in zoover als de Scandinavische geest, verward door ondoordachte uitingen, zijn eigen scheut wel eens zou kunen verloochenen. Nu dat Finland op een meer beslissenden scheidweg staat dan te voren, nu het de eerste schreden doet op de baan der zelfstandige rijken en zijn toekomstpad afbakent, nu is het duidelijker dan ooit te voren, dat de wegwijzer naar het Westen wijzen moet over Scandinavië.
Hier in liggen veel meer de ‘garanties’, voor de toekomst van het Zweedsche element in Finland dan in de kunstmatige grensperken en wetten, die slechts bitterheid verwekken bij de finsche bevolking. Deze heeft herhaalde malen vol verontwaardiging geprotesteerd dat zij kwaad in den zin zou hebben tegenover de Zweedsche minderheid. Hier ligt ook een taak gereed voor dat deel van Finlands volk, wat dikwijls moedeloos gedacht heeft dat de ondergang naderde en daardoor in de verleiding zou kunnen komen om tot wanhoopsmiddelen over te gaan. De taak wordt verkeerd begrepen, indien men de brug slechts zoo lang bouwt als tot waar het Zweedsch in Finland gesproken wordt, en verder een grensmuur opstelt tegen alles wat finsch is en daardoor in de eerste plaats eigen partijbelangen te verzekeren. Die kan op zulk een wijze gebouwd worden, dat die ten allen tijde, - met onze menschelijke maatstaf gemeten, - een toekomst verzekert, waarin West-Europeesche begrippen tot heel het volk van Finland doordringen en daardoor tevens ook gunstige levensvoorwaarden voor het Zweedsch in Finland. Door in het volk op te gaan en er voor en er
| |
| |
mee te werken terwijl het zijn taal behoudt, kan het Zweedsche volkselement een zuurdeeg worden; door zich af te scheiden bewerkt het niet anders dan een uitstervende minderheid te worden, waar niemand over eenige tientallen van jaren notitie van neemt en wier invloed door geen paragrafen in de wet gered kan worden.
Aan Zweedschgezinden kant klinken er stemmen die naar die richting wijzen, - mogen zij de overhand krijgen!
De Finschgezinde belangen worden in het buitenland slecht beplijt. Er is geen Zweedsch orgaan in Finland, dat de Finsche meerderheid vertegenwoordigt; vroegere pogingen in die richting zijn niet geslaagd. Alles wat men in Scandinavië, en daardoor ook in andere landen, van Finland weet, weet men uit de Zweedsche kranten in Finland, die allen meer of minder Svecomaansch gekleurd zijn en geschreven voor binnenlandsche lezers die verondersteld worden den inhoud te beoordeelen volgens bekenden achtergrond, zoodat zij dikwijls geheel onbewust in het buitenland verkeerde voorstellingen hebben opgeroepen o.a. over het Zweedsch in Finland, alsof het voortbestaan daarvan bedreigd zou zijn en daarmee alles wat Zweedsch is.
Iedereen die in Finland geweest is, weet ondertusschen, dat niets daar duidt op onderdrukking der minderheid, maar dat het integendeel de minderheid is die haar uiterlijken, algemeenen stempel op alles drukt, terwijl zij tegelijkertijd de natuurlijke taalschakel vormt met de buitenwereld, vooral met Scandinavië. De statistiek bewijst dit. De statistiek van 1917-1918 toont aan, dat er in dat jaar in Finland in het geheel 52 staatsscholen waren (gymnasia, middelbare scholen en meisjesscholen) waarvan 36 Finsche, 16 Zweedsche. De staatsuitgaven vood re Finsche bedroegen 5.039.630 Finsche Mark, voor de Zweedsche 2.261.515. Er waren 70 Finsche en 29 Zweedsche hoogere scholen. Van deze kregen de Finsche een subsidie van den Staat van 1.923.853 mark, de Zweedsche 674.845. Wij stippen hier aan dat de Zweedsche bevolking 11.5 0/0 uitmaakt van de bevolking van heel het land, en dat de Zweedsche gegoede klasse (de klasse die hoogere scholen bezocht heeft) 1/3 uitmaakt van de gegoede klasse van heel het land.
| |
| |
Aan de Universiteit zijn de hoogleeraars sinds 1894 verplicht om onderwijs te kunnen geven in beide talen, maar zij mogen kiezen welke taal zij zelf op hun colleges gebruiken willen. De Finsche colleges zijn in den laatsten tijd toegenomen, doch lang niet in verhouding tot het toenemen van het aantal Finsche studenten. In 1916 waren er in het geheel 3.478 studenten waarvan 2661 Finsche en 817 Zweedsche; de verhouding is dus meer dan 3:1. De taal waarin colleges gegeven wordt blijkt uit het volgende tabel:
|
Finsch |
Zweedsch |
Beide |
talen |
In facult. der godgel. |
1 |
1 |
1 |
|
In facult. der rechten |
8 |
7 |
___ |
|
In facult. der medicijn. |
4 |
16 |
15 |
|
In facult. der philosophie en letteren |
36 |
18 |
9 |
|
In faculteit der wis- en natuurkunde |
6 |
17 |
3 |
|
In faculteit der land- |
9 |
|
7 |
|
In faculteit der land- |
9 |
___ |
7 |
|
De statistiek is wat de getalsverhoudingen betreft nog ongunstiger voor de Finschsprekenden, indien men alleen de gewone hoogleeraren rekent, die de eigenlijke examinatoren zijn in hun vak en bovendien alleen in het bestuur der Universiteit zitten.
De college-uren van deze gewone hoogleeraren zijn:
|
Finsch |
Zweedsch |
Beide |
talen |
Facult. der Theologie |
2 |
___ |
1 |
|
Facult. der Rechten |
2 |
4 |
1 |
|
Facult. der Philosofie en Letteren |
7 |
5 |
5 |
|
Facult. der wis- en natuurkunde. |
2 |
5 |
2 |
|
Facult. der landbouwkunde en economie |
1 |
___ |
4 |
|
Drie jaar geleden wendde de Finsche meerderheid der studenten zich tot den Senaat met het verzoek om de Finsche taal dezelfde plaats als onderwijstaal aan de Universiteit in te ruimen als de Finsche studenten zelf hadden, d.w.z. de meerderheid. Dit verzoek werd in beraad gehouden. Even voor Kerstmis 1919 zonden al de Finsche studenten een klacht in naar het consistorium over de taaltoestanden aan de Universiteit, waarin zij de tijdverspilling en de groote moeilijkheden voor het
| |
| |
grootste deel der studenten daardoor ontstaan, aantoonden. De kwestie is nog niet beslist.
Tot zekere hoogte neemt de Universiteit de plaats in van een Zweedsche burcht, wat op zich zelf niet te verwonderen is. Zij is de zetel van de hoogste intellectueele beschaving, die nog, niettegenstaande van Finschen kant grooten vooruitgang gemaakt is op wetenschappelijk gebied, en een vaste academische traditie in veel Finsche families, haar wortels heeft in de oude Zweedschsprekende, academische kringen. Door het uitgestrekte zelfbestuur, waarover de Universiteit beschikt, is het mogelijk geweest dat de plaatsen langer door Zweedsche leerkrachten worden ingenomen dan in andere inrichtingen van onderwijs, terwijl de taaltoestanden het voorloopig dikwijls moeilijk, soms zelfs onmogelijk gemaakt hebben voor Finschsprekenden om met de Zweedschsprekenden te concureeren.
Ook op de polytechnische school kunnen de docenten zelf kiezen in welke der twee talen zij college willen geven, hoewel zij verplicht zijn er voor te zorgen dat beide partijen voldoening wordt geschonken. Van 1918-1919 onderwezen er van de 29 professoren 14 in het Finsch, 3 in het Zweedsch en 12 in beide talen.
Ook daar neemt jaarlijks het aantal Finsche studenten toe. Deze vormden van 1915-1916 60 0/0 van al de studeerenden, van 1916-1917 63 0/0 en van 1918-1919 65.5 0/0.
Het Finsche volk heeft zich de laatste twintigdertig jaren ontwikkeld tot een lezend volk met zeer veel aspiraties en met bijzonder veel lust en een goeden aanleg om van de verkregen beschaving partij te trekken. De uitbreiding der periodieke pers kunnen we niet als een zekere barometer wat dat aangaat beschouwen, daarvoor werken er te veel verschillende factoren mede zoowel van den kant der pers in den vorm van drang naar sensatie, als van het lezend publiek in den vorm van nieuwsgierigheid en oppervlakkigheid. Het feit is toch ook van beteekenis dat er in 1914 - het laatste normale jaar voor den wereldoorlog, - 93 Finsche politieke bladen uitkwamen en 26 Zweedsche, 69 Finsche vak- en andere tijdschriften en 35 Zweedsche, 83 Finsche en 38 Zweedsche populaire revues, 11 geïllustreerde Finsche bladen en 3 Zweedsche. Dat ‘Tietosanakirja’ achttien duizend abonnés heeft is ook onloochenbaar een feit van belang. Het is een
| |
| |
lexicon van zeer uitgebreiden omvang, dat in den tegenwoordigen finantieelen toestand 1200 Finsche mark kost.
De Staat geeft jaarlijks 300.000 mark als steun voor de wetenschap en 150.000 voor de kunst. In 1909 werd er op den Landdag een wet aangenomen over het oprichten van een fonds ter bevordering van Finsche literatuur, speciaal gericht op een hoogere nationale beschaving. Het geld zal gebruikt worden om zulke werken uit te geven, die de waarde der nationale literatuur verhoogen, doch die vanwege finantieele redenen, of omdat het vooruitzicht dat ze in ruimeren kring bekend worden gering is, niet bij private uitgevers kon verschijnen. Deze werken kunnen oorspronkelijk Finsche zijn, of vertaalde. In de tweede plaats komen in aanmerking de vroegere literaire voortbrengselen van andere cultuurlanden, die ook heden ten dage nog van belang zijn voor de cultuurontwikkeling, evenals de meesterstukken uit de wereldliteratuur, zoowel van vroeger als uit den modernen tijd.
Waar de krachten van den Staat te kort schieten, springen particulieren bij. Zoo heeft de Zweedschsprekende bevolking met behulp van giften en inzamelingen in het najaar van 1919 een Universiteit in Abo kunnen openen, met een aanvangskapitaal van 14 millioen mark, terwijl er voor en gelijksoortige Finsche Universiteit ook reeds 24 millioen verkregen zijn.
In het voorjaar van 1920 werd ‘de Kalevala-Vereeniging’, gesticht. Het denkbeeld voor het oprichten van zulk een vereeniging ontstond in 1911 bij eenige artiesten en geleerden, die op htezelfde oogenblik een kleine som bijeen brachten. Daarbij bleef het, tot de eerste gift binnen kwam. In 1918 was het bedrag 100.000 Finsche mark, wat in het begin vastgesteld was als voorwaarde voor het stichten der vereeniging. Bij het openingsfeest bleek er over de 412.000 mark ingekomen te zijn.
Een grootscher en schitterender doel dan dat wat op den openingsdag werd vastgesteld, is nog nooit door eenig wetenschappelijke- of artistieke onderneming in Finland beoogd. De vereeniging wil een centrum scheppen voor alle studie die maar eenigszins met de Kalevala in verband staat, volksgeloof, volksherinneringen, volksrecht, taalonderzoek, enz. en tevens een mu- | |
| |
seum oprichten, waar al de kunst die in verband staat met de Kalevala, vereenigd kan worden.
Het programma van deze nieuwe vereeniging is tot nu toe nog niet uitgevoerd, en haar fonds heeft het eerste half millioen nog niet bereikt. In plaats daarvan is er echter een ander cultuurfonds opgericht, dat wat het doel betreft, niet minder grootsch is en waarvan de geldmiddelen in verhouding tot de Finsche toestanden buitengewoon rijkelijk zijn. De tragische geschiedenis van dit fonds getuigt van de schoone denkbeelden van een man uit het volk, die de ontwikkeling van zijn land voor oogen heeft, terwijl tevens de onuitwischbare herinneringen aan de schande en smart van heel het volk voor eeuwig aan den naam van dien man verbonden zijn.
In November 1917, toen de onrust in het land haar toppunt bereikte en vreemde troepen naar hartelust roofden en plunderden en losse elementen onder het volk zelf alle gevoel van wet en recht met voeten traden, geschiedde er in het Zuiden van Finland een moord, die overal afgrijzen en walging verwekte. Een rijk man, Alfred Kordelin, grondbezitter en fabrikant, had op een van zijn goederen eenige vrienden genoodigd om zijn vijftigsten verjaardag te vieren. Toen verscheen er plotseling een gewapende bende in de eetzaal en dwong den gastheer om met zijn gasten plaats te nemen in de arren die op het plein gereed stonden. De stoet zette zich in beweging naar den straatweg, met woeste koetsiers die de paarden menden. Plotseling floten er kogels door de lucht, - Kordelin viel als een der offers.
Niet lang daarna werd het testament van den vermoorde in de couranten bekend gemaakt. Daarin werd de stichting aangekondigd van een fonds ter bevordering der cultuur groot 50 millioen mark, dat de naam van Alfred Kordelin 't fonds dragen zou. Nooit heeft het land van een privaat persoon zulk een enorme gift gekregen als nu van dezen man midden in den tijd van verwildering en wanhoop. Weinigen kenden hem, behalve zijn naasten kring en zijn zakenvrienden. Hij was van zeer geringe afkomst en had, volgens eigen zeggen, zijn eerste en diepste levenswijsheid opgedaan van een armen blinden man, die van de eene hoeve bedelend naar de andere ging en dien hij als kind een tijd lang rondgeleid had. Bij zijn dood was hij in het
| |
| |
bezit van een rijkdom, waarvan de grootte voor Finsche begrippen tot aan het ongelooflijke grenst, en met gulle hand legde hij, de man die zich slechts door eigen inspanning een gebrekkige zelfontwikkeling verschaft had behalve zijn zuivere vakkennis, de basis voor een Finsch cultuurleven, waarvan heel het Noorden nooit de wederga gezien heeft.
Het oorspronkelijk fonds is 50 miljoen Finsche mark groot. Maar door de dalende waarde van het geld en de vermeerdering van de behoeften, die gesteund moeten worden, zal er bovendien een reservefonds gesticht worden van eveneens 50 millioen door overbrenging van nader bepaalde renten. Er is een hoofdbestuur en er zijn vier afdeelingscomités, een comité voor ieder der in het testament genoemde hoofddoeleinden, die gesteund zullen worden, nl. wetenschap, kunst, literatuur en volksverlichting. De eenige paragrafen in de stichtingsoorkonde die niet veranderd mogen worden, zijn $$ 14 en 15, die luiden:
‘Bij de uitdeeling van ondersteuning uit Alfred Kordelin's algemeen fonds ter bevordering van den vooruitgang en de cultuur, aan private personen, inrichtingen of voor speciale doeleinden, moet er rekening gehouden worden met de leidende gedachte van den stichter om den Finsch-nationalen cultuurarbeid te steunen, dien te helpen ontwikkelen en te verinnigen, of om de vertegenwoordiging van al wat Finsch is onder andere naties te steunen. Tevens zal als voorwaarde tot ondersteuning worden geëischt dat gewezen kan worden op een afgesloten arbeid die bijdraagt tot de ontwikkeling, of de nooodige garanties dat zulk een arbeid tot stand zal komen.
Deze verschillende soorten van hulp verleend aan al wat betrekking heeft op de finsche cultuur is natuurlijk maar niet zoo toevallig ontstaan, maar er was wel degelijk reden voor. De laatste 20 en 30 jaren hebben aangetoond dat er een zeer sterke ontwikkeling merkbaar was op verschillend gebied voor de finschsprekende bevolking. Twee derde van de academisch gevormde beschaafde klasse heeft het finsch als moedertaal en de laatste besluiten over de officieele taal zijn natuurlijk ten gunste van het finsch. De Zweedsche partij had niets meer te winnen en was reeds overal op de beste plaatsen binnen gedrongen. Maar ook toen ging die begunstiging niet ten koste van het Zweedsch, het
| |
| |
finsch heeft alleen stap voor stap eindelijk de eenig natuurlijk rechtspositie verkregen naast het Zweedsch.
Het finsch breidt zich ook sterk uit als de taal die in het gezin gesproken wordt. Het is nog zeer algemeen dat in ambtenaarsgezinnen de andere familieleden Zweedsch spreken, terwijl de jongere finsch met elkaar spreken en met hun vrienden en kennissen van denzelfden leeftijd.
En niet weinig lieden wenschen ook door hun uiterlijke kenmerken hun finschgezindheid aan te toonen door het veranderen van hun Zweedsche namen in finsche. Zij nemen dan den ouden familienaam aan die tijdens de Zweedsche cultuur periode werd weggeworpen, of een geheel nieuwen.
In 1905 opperde Johannes Linnankoski, de dichter, het denkbeeld van een ‘Finschheid Vereeniging’, waarvan het doel zou zijn het versterken van den finschen geest, en die tevens de haard zou zijn voor de naamsveranderingbeweginng. Het zelfde jaar op Snellman's naamdag, den 12e Mei, had de eerste groote massa verfinsching van namen plaats, en sinds dien wordt die dag gevierd als de dag der Finschheid, waarop velen ieder jaar hun Zweedsche namen voor Finsche verwisselen.
| |
VII.
Taalwetten.
De tot nu toe geldige taalwetten in Finland dateeren van 1902. Volgens die wetten moet de taal der gemeente de vorm zijn voor de officicele taal. De locale autoriteiten moeten als officicele taal gebruiken de taal der gemeente of der gemeenten, die tot hun district behooren. Indien er meerdere gemeenten met een verschillende taal tot een district behooren, zal de taal de beslissende zijn welke gesproken wordt in de gemeenten die de meerderheid uitmaken. Indien er evenveel Finsche als Zweedsche gemeenten zijn, moet de overheid zelf beslissen welke taal er gebruikt zal worden, terwijl zij rekening moet houden met ‘den aard der zaak’. In ieder geval moeten de stukken in iedere gemeeente afzonderlijk en van ieder lid der gemeente altijd opgesteld zijn in de taal die in de gemeente gesproken wordt. Verlangt daarentegen iemand private stukken te ontvangen in de taal, die niet die der gemeente
| |
| |
is, dan moet die wensch worden ingewilligd. Hetzelfde geldt de openbare autoriteiten in heel het land, d.w.z. dat officieele stukken zullen afgeleverd worden in de taal die de persoon, die er belang bij heeft, verlangt. Voor de rijkskantoren is besloten dat een hoogere autoriteit de taal moet gebruiken die een lagere autoriteit, dezelfde zaak betreffende, gebruikt heeft en dat een hoogere als hij aan een lagere schrijft het in de taal moet doen, die laatstgenoemde gebruikt. Directeuren van Staats- en Gemeentescholen en andere overheidspersoon in gemeenten, die maar éen taal hebben, moeten de taal der school of der gemeente gebruiken ook in het geval, dat deze in een district liggen, waar de andere taal gesproken wordt. Daar waar de autoriteiten te maken hebben met heel het land, of met een even groot aantal Finsche en Zweedsche gemeenten, moet de taal gebruikt worden ‘die in dat speciale geval het meest geschikt voorkomt’. De gemeenteleden hebben het recht op vergaderingen volgens verkiezing Finsch of Zweedsch te spreken.
Deze taalwetten zijn onpartijdig en trachten beide partijen gelijk recht te verleenen. Ondertusschen worden alle besluiten de taal betreffende langs administratieven weg geregeld. Van Zweedschen zoowel als Finschen kant is den laatsten tijd den wensch uitgesproken om deze besluiten bij wet vast te stellen, zelfs om ze in de Grondwet op te nemen. Dit is vooral van belang voor de Zweedsche partij, welke langs dien weg de positie der Zweedsche taal in het land verzekerd wenscht te zien. De partij wil dat het Zweedsch de plaats behoudt die het thans heeft en wel die in de districten waar het de taal der meerderheid is.
In verband met deze wenschen verlangde de Zweedsche volkspartij in den Rijksdag van 1918 dat er bij de Grondwet vastgesteld zou worden, dat iedere Finsche burger het recht heeft om zijn stukken aan de overheid in te leveren en van haar te ontvangen in zijn eigen taal, Finsch of Zweedsch; dat de Staat zorg zal dragen voor de cultureele en economische nooden der Finschsprekenden en Zweedschsprekenden volgens dezelfde principes. Dat er in de districten, die grooter dan gemeenten zijn en waarin het land verdeeld is uit een juridisch en administratief doel, een nieuwe verdeeling geschieden zal om een burgerlijk zelfbestuur te verkrijgen, en dat de nieuwe grenzen getrokken zul- | |
| |
len worden tusschen districten met een Finsche en met een Zweedsche bevolking; dat de jongelieden hun dienstplicht mogen uitoefenen in afdeelingen waar hun eigen moedertaal gesproken wordt, Finsch of Zweedsch, en onderwijs krijgen in hun eigen taal. Bovendien wenschte de partij de stichting van een Zweedsch bisdom en een Zweedsche schoolcommissie.
De Finsche partijen hebben tegenover deze kwesties een ander standpunt aangenomen. Zij wenschen een gelijkstelling, die een gelijke vrijheid van ontwikkeling voor beide taalgroepen garandeert, maar zij zijn principieel tegen de neiging tot scheiding geweest, die in de Zweedsche eischen ligt, evenals zij zich verzet hebben tegen iedere poging om de natuurlijke ontwikkeling van het Finsche element te verhinderen. Vooral de leus van ‘Zweedsche grond’, heeft onwil en tegenstand in de Finsche gelederen gewekt, waar men verklaard heeft niet mee te willen doen aan handelingen, waardoor het vrije recht van 't koopen van land door Finsche burgers beperkt wordt. De Finsche partijen zijn het er over eens, dat iedere burger het recht moet hebben om officieele stukken in zijn eigen taal in te zenden en te ontvangen, en dat de Staat dezelfde principes moet volgen wat betreft de zorg der cultureele en economische nooden van beide taalgroepen. Wat betreft de verdeeling der militie in twee taalgroepen is men van Finschen kant bevreesd voor een al te scherpe afscheiding, hoewel men het er over eens is, dat de soldaten in hun eigen taal afgericht moeten worden. De Finsche meerderheid keurde het laatstgenoemde principe op den Rijksdag van 1918 goed en werd het er over eens om een paragraaf daarover in de provisoire militiewet op te nemen, wat op denzelfden rijksdag werd aangenomen.
De grootste bezwaren hadden de Finsche partijen tegen een verdeeling op grondslag van de taal in juridische en administratieve districten. Aaland, waar er slechts een zeer kleine Finsche meerderheid is, werd door de regeering veranderd in een leen op zichzelf met een uitgestrekt zelfbestuur; maar wat de andere deelen van het land betreft waren de opinies van Finsche zijde verdeeld. Men was bereid om, zoodra er districten grooter dan gemeenten juridisch geregeld konden worden, te trachten de grenzen der taalgroepen te volgen. Doch het scheen moeilijk te zijn om Zweed- | |
| |
sche gebieden te vormen; gedeeltelijk zou de verspreide geografische ligging en het bestaande verkeerswezen ze onnatuurlijk maken, gedeeltelijk zouden deze eventueel Zweedsche gebieden zooveel tweetalige districten omvatten, dat men ze niettegenstaande alles toch niet voor Zweedsch zou rekenen. Bovendien geloofden de Finsche partijen, dat als het recht der twee taalgroepen eens in heel het land erkend zou zijn, de scherpe afscheiding haar juridische beteekenis verliezen zou en geen gelijkstelling met de Finsche bevolking zou uitdrukken, maar een bizondere positie. Niettegenstaande alle twijfel ging de Rijksdag bij stemming met enkele reserves op de eischen van de Zweedsche partij op dit punt in, daar die uitging van de overtuiging dat het voor het land op het moment van het grootste belang was om alle ophitsing te vermijden. Ondertusschen werd er geen meerderheid verkregen, groot genoeg om op dezelfde zitting nog tot een wet te stemmen, waarop het voorstel liggen bleef totdat er na een nieuwe verkiezing weer een nieuwe Rijksdag bijeen zou komen.
De bovengenoemde taalparagrafen waren ondertusschen verbonden aan een voorstel tot een nieuwen regeeringsvorm voor het land. Dit voorstel was monarchaal en daar het twijfelachtig was in hoever het in zijn geheel door zou gaan, besloot de regeering om nog op dezelfde zitting de taalclausulen af te scheiden en bij den Rijksdag een nieuw voorstel in te leveren waarin deze afzonderlijk voorkwamen. De nieuwe voorstellen van de regeering waren:
$1. Een Finsch burger heeft het recht voor de rechtbank of tegenover openbare autoriteiten in particuliere aangelegenheden zijne Finsche of Zweedsche moedertaal te gebruiken, zooals de wet voorschrijft.
Besluiten aangaande de taal voor het gerecht en de officieele taal worden door de wet bekrachtigd, en iedereen zal het recht hebben, waar het geen groote moeilijkheden veroorzaakt, documenten in zijn Finsche of Zweedsche moedertaal aan te vragen.
Met de cultureele en economische behoeften van de Finsche bevolking en de Zweedsche zal volgens dezelfde principes rekening gehouden worden bij het tevreden stellen dier behoeften.
$2. Als de grenzen van administratieve districten verlegd moeten worden, zullen zij zoo ver mogelijk ge- | |
| |
trokken worden volgens de grenzen tusschen Finsche en Zweedsche districten.
$3. De bevelen in het leger worden in het Finsch gegeven. In den dienst, in officieele schrifturen, in rapporten en officieele documenten zullen, wat de taal betreft, de algemeene besluiten gevolgd worden.
De dienstplichtige zal zooveel mogelijk in een groep geplaatst worden, waar de soldaten dezelfde moedertaal hebben, Finsch of Zweedsch, en in die taal zal hij afgericht worden.
$1 verkreeg bij de nieuwe behandeling zoo goed als eenstemmig de meerderheid. De Zweedsche partij verzette zich tegen het denkbeeld van het recht der zeer kleine minderheid in de districten met slechts één taal te beperken. De andere paragrafen verkregen een aanzienlijke meerderheid. De minderheid wilde $2 niet goedkeuren vanwege de moeilijkheid om die in de practijk door te voeren, en zij geloofde, dat het niet gelukkig zou zijn om in de grondwet te spreken over grenzen tusschen Finsche en Zweedsche districten, daar deze grenzen dikwijls zeer moeilijk te trekken zijn. Eveneens wilde de minderheid $3 niet in de grondwet opgenomen hebben, omdat een gedeelte reeds in de militiewet voorkwam en de andere paragrafen van die wet geen grondwet zijn.
Opdat een grondwet aangenomen zal worden, wordt er 5/6 meerderheid vereischt, maar er was alleen kans dat $1 door zou gaan, omdat de Finsche partij volhield, dat alleen principieele vraagstukken door de grondwet uitgemaakt zullen wordne. Deze $verviel ondertusschen in Februari door den tegenstand der Zweedsche partij.
In het begin van Maart 1919 hadden de nieuwe verkiezingen voor den Rijksdag plaats, die denl April bij een kwam. Ditmaal waren de sociaal-democraten voltallig vertegenwoordigd, wat bij den vroegeren Rijksdag niet het geval was geweest, omdat een groot deel van de partijleden aan ‘het Roode Oproer’ had deelgenomen. Bij de verkiezingen kregen de republikeinen de groote meerderheid, waarop er een nieuwe regeering kwam. Deze stelde nu aan den Rijksdag een nieuwen regeeringsvorm voor op republikeinschen grondslag. In dit voorstel werden de taalparagrafen ongeveer in denzelfden vorm opgenomen als in het vroegere voorstel.
| |
| |
Het was van veel belang voor de Zweedsche partij om de paragrafen aangenomen te zien in den vorm dien zij wenschte. Daarom probeerde zij een drukking op den Rijksdag uit te oefenen. Reeds nadat in Februari de taalwet gevallen was, begon de partij een groote demonstratie voor te bereiden in den vorm van een bizondere vergadering, waarbij de Zweedsche bevolking van het land vertegenwoordigd zou worden door gedeputeerden, die bij algemeen stemrecht verkozen waren. Deze werd in de Zweedsche couranten betiteld als ‘Finlands Zweedsche Nationale Vergadering’, en er werd op gedoeld dat die den eersten steen zou leggen tot een wetgeving waar de Zweedschsprekende bevolking het eerste woord in te zeggen zou hebben.
De Zweedsche gedelegeerden kwamen in Mei 1919 bij elkaar voor dat ‘Zweedsche Parlement’. Er waren twee verschillende richtingen vertegenwoordigd, een extreme en een gematigde. Het doel van de extremen was om de Zweedsche districten zelfbestuur te geven, ze te maken tot een soort staat in den Staat, die binnen zekere perken het recht zou hebben wetten vast te stellen en belastingen te heffen, terwijl kwesties die heel het land betroffen uitgemaakt zouden worden door een algemeene volksvertegenwoordiging. Doch de gematigde partij overwon. Die wilde niet medehelpen om de eenheid van den Staat te verbreken en wees er op, dat de Zweedsche districten in Finland niet eens tot een geografisch samenhangende eenheid vereenigd konden worden, wat men moest aannemen als de allereerste voorwaarde voor het vormen van een staat. Ook een ander voorstel van de extremisten viel, het voorstel dat de Zweedsche districten met zelfbestuur het recht zouden hebben om bijvoorbeeld den grond van Finsche inwoners te onteigenen. Maar ook de wenschen der gematigde meerderheid gingen steeds in separatistische richting, doordat dezelfde eischen, die op den afgeloopen Rijksdag aanleiding tot oneenigheid gegeven hadden met de Finsche partijen, nog eenigszins verscherpt werden; er werd o.a. geeischt dat de Zweedschsprekende dienstplichtigen van de Finsche gescheiden zouden worden in bepaalde groepen waar de commando's in het Zweedsch gedaan zouden worden.
Gelijktijdig hiermee, interpelleerde de Zweedsche volkspartij den Rijksdag over de meening van de regeering aangaande de Zweedsche eischen. De eerste Mi- | |
| |
nister verwees in zijn antwoord naar het regeeringsvoorstel, dat toen reeds aan den Rijksdag was voorgelegd en dat met een voorstel tot een nieuwen regeeringsvorm de taalparagrafen bevatte; bovendien deelde hij mede, dat de regeering op het oogenblik een voorstel behandelde om langs administratieven weg een Zweedsch bisdom en een Zweedsche schoolcommissie te vormen, en dat men een voorstel voorbereidde over een mogelijke nieuwe verdeeling in districten met zelfbestuur, waar bij het vaststellen der grenzen rekening gehouden zou worden met de taal. Verder zeide hij, dat de regeering in overweging had genomen om een voorstel tot een gedetailleerde taalwet te doen.
De Zweeasche groep verklaarde niet tevreden te zijn met het antwoord van den eersten minister, terwijl de Finsche partijen hun misnoegen uitspraken over de poging tot afscheiding van de Zweedsche partij: men wilde ingaan op gelijkstelling van de Zweedsche bevolking met de Finsche, maar ook niet meer. In Juni 1909 nam de Rijksdag eindelijk de taalparagrafen aan. Zij luiden nu als volgt:
‘Finsch en Zweedsch zijn de nationale talen der Republiek. Het recht voor een Finsch burger om bij het gerecht en bij rijksambtenaren voor zijn eigen zaak zijn moedrtaal te gebruiken, Finsch of Zweedsch, en om zijn stukken in dezelfde taal te ontvangen zal gegarandeerd worden door de wet, terwijl er voor gezorgd zal worden, dat de rechten der Finschsprekenden en die der Zweedschsprekenden op dezelfde principes gebaseerd zullen zijn. Wetten en besluiten, evenals voorstellen van de regeering aan den Rijksdag en antwoorden, moties en andere geschreven mededeeligen van den Rijksdag zullen in het Finsch en het Zweedsch geschieden.
Bij verandering der administratie der districten zal er zooveel mogelijk zorg worden gedragen om districten met één taal te vormen, Finsch of Zweedsch, met andere woorden zoo dat de minderheden, die de ander taal spreken, zoo gering mogelijk worden.
Het gemeentebestuur zal gebaseerd zijn op burgerlijk zelfbestuur als bij speciale wetten omschreven. Het is aldus bij wet beslist, hoe het zelfbestuur der burgers zijn zal en hoe ver het zich mag uitstrekken met het oog op de administratie van districten grooter dan gemeenten. Als de grenzen voor deze districten geregeld
| |
| |
worden, zullen de besluiten in voorafgaande clausuul gevolgd worden.
De dienstplichtige die zelf geen andere wensch te kennen geeft, zal tot de groep behooren waar de manschappen dezelfde taal spreken, hetzij Finsch of Zweedsch, als hij zelf, en hij zal in diezelfde taal afgericht worden. De commandotaal van het leger is Finsch.
Nu aldus de gelijkstelling der twee binnenlandsche talen bij de grondwet bepaald is, mag men het beste voor de toekomst hopen. Natuurlijk brengt het taalverschil de gemoederen nog in opstand, en de zenuwachtigheid en prikkelbaarheid die de ondervindingen der laatste jaren natuurlijk in het algemeen veroorzaakt hebben, uiten zich niet zelden in onverdraagzaamheid tusschen de twee taalgroepen. Maar men kan er zich in Finland mee troosten, dat de onderlinge verdraagzaamheid in de landen die veel minder door de wereldcatastrofe zijn aangetast, op het oogenblik, niet veel grooter is. Men heeft alle reden om te hopen dat de groote menigte vraagstukken en taken, die de nieuwe tijd meebrengt en waarvoor de practische oplossing goede krachten noodig heeft, de gedachten zal afleiden van den nuttelooze onderlingen strijd, en dat de band weer nauwer toegehaald zal worden tusschen hen die hetzelfde vaderland toch boven alles ter wereld liefhebben.
EVA MOLTEREN-HALLSTROM.
vertaald door
D. Logeman-Van der Willigen.
|
|