Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1921
(1921)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 682]
| |||||||
De socialisatievormen der ondernemingII. Privaatbedrijfsorganisatie.Het doel van alle economische politiek is de welvaart. Wij hebben gezien hoe volkomen socialisatie een niet te rechtvaardigen beginsel is. Alleen dan is onvolkomen socialisatie billijk en een ingrijpen van den Staat gerechtvaardigd, wanneer het bewezen algemeene welzijn zulks vereischt. Naar onze opvatting, beteekent socialisatie niets anders dan een wijze van economische inrichting, welke de algemeene welvaart dient. Die socialisatie nu kan alleen billijk geschieden door inbezitneming van enkele nijverheden, of door het wettelijk regelen van het privaat-economisch bedrijfsleven. Daar de zeden en de vrije actie dikwijls de wet vóór zijn, zoo ontwaren wij hier ook, in ons moderne leven eene vrije socialisatiebeweging, welke hier en daar reeds door de wet werd gestaafd. Deze nieuwe vorm van socialisatie bedoelt niets anders dan eene nieuwe organisatie van het privaat bedrijf, welke met de kapitalistische en egoistische opvatting van de moderne onderneming wil opruimen. Hierdoor bedoelen wij geen rechtstreeksche staatsbemoeiing, maar eene inrichting van het privaatbedrijf zelf, welke door den Staat mag en moet ondersteund worden.. Zoo stellen wij tegenover de socialiseering van productiemiddelen, de socialiseering van producenten, arbeiders en patroons. Maatschappelijk gesproken, vormt iedere moderne onderneming, die over werkvolk beschikt, eene gemeenschap van personen, welke als sociale groep samenwerkt tot verwezenlijking van het private en het sociale doel der voortbrenging. Twee partijen, als vertegenwoordigers van kapitaal en arbeid, staan hier al te vaak vijandig tegenover elkander nopens de rechten op den uitslag der voortbrenging, op de winsten, nopens het voordeel der voortgebrachte waren. Deze sociale opvatting der onderneming werd te veel door den kapitalistischen geest uit het oog verloren, zoodat nog immer eene juridisch-individualistische opvatting het economische leven beheerscht. Deze opvatting stemt niet meer overeen, noch met de werkelijkheid van het ondernemingswezen, noch met den nieuwen geest welke het economische leven door- | |||||||
[pagina 683]
| |||||||
dringt. Uit den nood der arbeiders is de arbeidersorganisatie geboren, waartegen de patroonsorganisaties zich stelden, als middel van verweer. ‘De kapitale fout bij 't streven naar oplossing van het maatschappelijk vraagstuk’, zooals Leo XIII in zijn Rerum Novarum schreef, was, ‘dat men zich de onderlinge verhouding tusschen de bezittende en niet bezittende klasse voorstelde, alsof beide uit hun aard onverzoenlijk tegenover elkander stonden en als het ware noodzakelijk een strijd moesten voeren op leven of dood.’ Die strijd tusschen sterker wordende organisaties, welke het gansche economische leven der volkeren bedreigt, moet noodzakelijk opgelost worden. Noch theoretisch, noch praktisch kan hier het socialistische staatsbedrijf de redding brengen. Nieuwe banen liggen voor de economische wereld open door de innerlijke socialiseering of organisatie van het privaatbedrijf door een geschikt en sociaal samenwerken van de factoren der productie, met het doel de voordeelen of winsten der onderneming onder patroons en werklieden te verdeelen, zoodat geen grooter deel der winst de kapitaalhouders of werkgevers te beurt valle, dan waarop dezen in hunne hoedanigheid van ondernemer te rechte aanspraak kunnen maken. De bedrijfsorganisatie is dus een vorm van socialisatie der onderneming waarbij het doel voorzit het geheele bedrijf, het productieproces te regelen en te leiden, in het belang van het algemeen, terwijl daarbij de partijen werkgevers en werknemers, de patroon eenerzijds voldoende belooning vindt als ondernemer, en de arbeider anderzijds een menschwaardig bestaan verkrijgtGa naar voetnoot(1).
Het middel nu of de organiseerende factor, welke hier handelend moet optreden is de bedrijfsraad. Deze bedrijfsraad stellen wij ons in het gansche nijverheidsleven voor als eene afvaardiging van werkgevers en werknemers, welke niet in ieder afzonderlijke onderneming, maar in elken bedrijfstak leidend en regelend optreedt. De opzet is namelijk de organisatie der patroons in een bepaalden bedrijfstak en de organisatie der ar- | |||||||
[pagina 684]
| |||||||
beiders in datzelfde vak, die door het benoemen van een gelijk getal afgevaardigden, met of zonder onpartijdigen voorzitter, één bedrijfsraad vormen voor het geheele land. De taak van dergelijken bedrijfsraad zal bestaan in de algemeene toestanden van den bedrijfstak te behartigen. Tot die taak behoort dus vooreerst: in geval van conflict in het bedrijf als rechtscollege op te treden, tenzij deze bevoegdheid door den bedrijfsraad aan een ander lichaam wordt overgedragen; vervolgens het ontwerpen en behandelen van collectieve arbeidsovereenkomsten; ten derde, indien een collectieve arbeidersovereenkomst is tot stand gebracht, als hoogste rechtscollegie over arbeidsgeschillen te fungeeren; en ten slotte medezeggenschap der werknemers te verzekeren in de leiding van het bedrijfGa naar voetnoot(1). De gedachte der bedrijfsorganisatie werd in zekere mate in Engeland reeds verwezenlijkt door de inrichting van 1919 der Trade Boards. De Trade Board bestaat uit arbeiders en patroons eener bepaalde onderneming door den Minister verkozen, welke gewoonlijk afgevaardigden der betrokken Syndikaten zijn, De Trade Board bepaalt het minimumloon, dat door den Minister wordt bekend gemaakt. De oorlog kwam deze inrichting volmaken. In het jaar 1916 werd J.H. Whitley, ondervoorzitter van het Lagerhuis, aangesteld om eene commissie te vormen, belast met het opmaken van een plan, dat de betrekkingen tusschen arbeiders en patroons zou verbeteren. De verslagen door Whitley opgemaakt, werden uitgegeven onder den naam van Whitley reports. Zij werden in het Lagerhuis neergelegd op 1 Juli 1918. De opvatting van Whitley komt op het volgende neer. In ieder bedrijfstak wordt een nationale raad gesticht, bestaande uit leden in gelijk getal, evenredig door de arbeiders- en de patroons-syndikaten gekozen. Benevens de nationale raad worden ook distriktenen fabrieksraden gevormd. De nationale raad heeft onder meer voor doel, de regeling van het loon, de bepaling van den arbeidsduur, de richting van het vakonderwijs, de vereeniging | |||||||
[pagina 685]
| |||||||
van alle werkgevers en werknemers van het bedrijf, de verbetering der techniek, enz... De rol der distrikten- en fabrieksraden werd door de verslagen der Whitley-kommissie niet bepaald. Op grondslag dezer verslagen werd in 1919 onder den titel van Industrial Council eene memorie van toelichting door den Engelschen arbeidsminister opgemaakt met het doel de stichting van nijverheidsraden te bevorderen. Deze stichting is nochtans niet verplichtend zooals in Duitschland. De nationale raden ontwikkelen zich tamelijk snel. De distrikten- en fabrieksraden zijn integendeel nog maar klein in getal. De Whitley-verslagen geven overigens geen diep inzicht in het op te lossen vraagstuk en schijnen weinig belang te hechten aan de beteekenis der collectieve arbeidscontracten. In Frankrijk is de gedachte der fabrieksraden insgelijks vóór den oorlog ontstaan. Leo Harmel, de groote Christene nijveraar te Val-des-Bois bij Reims had er reeds gesticht in 1885. Dit voorbeeld vond, spijtig genoeg, weinig navolgers. In 1899 nochtans dient eene scheidsrechtelijke uitspraak van Waldeck-Rousseau als grondslag van dergelijke inrichtingen in de fabrieken van Creusot. Op 17 Januari 1917 schreef de Minister van Landsverdediging A. Thomas ten gunste van aanblijvende verzoeningsraden en scheidsgerechten op te richten ten einde de geschillen in de private ondernemingen uit den weg te ruimen. Eindelijk regelt de wet van 26 April 1917 op de naamlooze vennootschappen de medewerking der arbeiders in het beheer en de leiding van het bedrijf. Door deze wet immers, welke niet-verplichtende medewerking der arbeiders voorstelt, wordt dezen toegelaten, in geval van toepassing, deel te nemen aan de algemeene vergaderingen der maatschappijGa naar voetnoot(1). In Duitschland werd na den wapenstilstand bij besluit der nieuwe Regeering op 23 December 1918 vastgesteld, dat in alle ondernemingen met minstens 20 personen fabrieksraden moeten ingericht worden. Er moet dus een bedrijfsraad tot stand komen voor elke onderneming van beteekenis. Door het artikel 165 der Constituante, door socia- | |||||||
[pagina 686]
| |||||||
listen en katholieken gestemd, werden de rechten der arbeiders nog sterker gevestigd. Dit artikel bepaalt in algemeene trekken een uitgebreid plan van vakorganisatie, welke zou volmaakt worden door een sociaal-economisch parlement. Dit artikel 165 werd overigens uitgewerkt en bevestigd door de wet van 18 Januari 1920 op de Bedrijfsraden (Betriebsrätegesetz). Deze wet regelt in zekere mate de deelneming der loonarbeiders niet alleen in het bestuursleven der onderneming, maar ook in het economisch en het finantieel leven van het bedrijf. In Nederland werd deze organisatiegedachte vooral voorgestaan en praktisch voorgesteld door de R.K. Bedrijfsraden. Deze zijn niet zooals in Duitschland individualistisch maar organisatorisch gedacht, zoodat hier enkel een bedrijfsraad voor elken bedrijfstak wordt voorgesteld. Het eerste doel van den bedrijfsraad, dat is de regeling van het bedrijf als zoodanig. Als middel wordt hier vooreerst het collectief arbeidscontract voorgestaan, ten einde de rechtsverhoudingen tusschen kapitaal en arbeid te bepalen. De grondslag dezer organisatie moet gevestigd zijn op sterk ontwikkelde patroons- en arbeiderssyndikaten. De werklieden zouden de patroonsssyndikaten versterken door arbeidsweigering bij niet georganiseerde ondernemers. De patroons op hunne beurt zouden enkel gesyndikeerde arbeiders aannemen. De werklieden verkrijgen het recht alle geschillen aan rechtscolleges te onderwerpen, waarbij evenveel vertegenwoordigers van arbeiders als van patroons, als rechters rijn betrokken. De minimum-loon-bepaling zal hier de bestaanszekerheid van den arbeider vergrooten. Ook het leerlingwezen kan worden geregeld, het vakonderwijs bevorderd, en velerlei bedrijfsregelingen ten bate van werkgever en werknemer kunnen worden genomen, welke de staking vrijwel onmogelijk maken en het plichtbesef van beide partijen opvoeren. Het tweede doel der bedrijfsorganisatie, dat is het consumentenbelang. Dit beteekent het verschaffen van zoodanige prijzen aan de gezamenlijke ondernemingen, dat niet alleen de verbruikers er hun voordeel in vinden, maar ook dat de ondernemerskapitalisten en arbeiders een zoo goed mogelijken prijs voor hunne productie erlangen. Hier mogen wij overigens | |||||||
[pagina 687]
| |||||||
niet vergeten dat de consumentenbelangen veelal met de producentenbelangen in betrekking staan, omdat arbeiders en ondernemers ook grootendeels het afnemend publiek vormen, welke ten slotte de maximale grootte van den prijs eener productie bepaalt. Daarom juist moeten de arbeiders en de consumenten medezeggenschap en inzicht krijgen in de bedrijfspolitiek van den ganschen bedrijfstak. In geval de speling tusschen den minimumprijstarief en de maximale waardeering van het publiek zoodanig door de winstpolitiek wordt verminderd, zoodat men de uiterste nationale waardeering heeft bereikt, dan moet men denken aan bepaalde productie, aan bedrijfsbeperking en bedrijfsconcentratie. Benevens de belangen van de consumenten heeft de prijspolitiek ook voor doel een verkoopprijs te bereiken, waarbij de kapitaalrente en de ondernemerswinst op een minimum worden gebracht ten voordeele van het loon der arbeidersGa naar voetnoot(1). Al deze economische en socialiseerende werkzaamheid heeft voor grondslag het collectief arbeidscontract, dat geregeld wordt door de bedrijfsraden. De Statuten der R.K. BedrijfsradenGa naar voetnoot(2) bepalen vooreerst de inrichting van een centralen Raad van bedrijven. Als oprichters treden op: Het R.K. Verbond van Werkgevers-Vakvereenigingen; de Nederlandsche R.K. middenstandsbond; de Nederlandsche boerenbond; het bureau voor de R.K. Vak-organisatie. De gewone leden van den centralen Raad zijn de volgende rechtspersoonlijkheid-bezittende lichamen:
Deze algemeene bedrijfsraden hebben ten aanzien der afzonderlijke bedrijfsraden verscheidene plichten te vervullen. Zij treden o.a. op als scheidsgerecht in geval van conflict in het bedrijf, ontwerpen | |||||||
[pagina 688]
| |||||||
collectieve arbeidsovereenkomsten, enz... Benevens deze algemeene bedrijfsraden komt een consumentenraad tot stand wier leden door de oprichters van den centralen raad worden aangewezen. Geen prijstarieven of leveringsvoorwaarden, vastgesteld door de ondernemersorganisaties, kunnen in eenig bedrijf in werking treden, tenzij de consumentenraad zijn goedkeuring er aan heeft gehecht. Welke rol wordt den Staat in deze organisatie toegekend? Eerst en vooral wordt naar de opvatting der R.K. Bedrijfsraden Staatsexploitatie in het algemeen verworpen. Staatsexploitatie past niet bij den ontwikkelingsgang van het economisch bedrijfsleven. De Staat zal hier enkel zorgen de organisatie der vrije maatschappelijke krachten te steunen, en bestrijden wat schadelijks uit die vrije ontwikkeling zou kunnen groeien. Deze economische bedrijfsorganisatie zal meer en meer de arbeidswetgeving overbodig maken en dringen naar internationale organisatie. Daarmede hebben de Nederlandsche katholieken een meesterlijk organisatieplan geschetst dat ons eens te meer den rijkdom der Christene beginselen openbaart en hun aanpassingsvermogen aan de eischen des tijds bevestigt. In België? It's a long way...! Zooals gewoonlijk gaat het bij ons langs moeilijke en smalle paden om tot eene oplossing te komen. Eene gezonde, doortastende sociale wetgeving door eene grootsche eenheidsgedachte bezield is bij ons niet denkbaar. Ook op het gebied der bedrijfsorganisatie gaat het uiterst langzaam, niet alleen omdat de wetgeving bij ons de uitwerking zijn moet van wederzijdsche toegevingen en zwakheden, maar ook omdat de gedachte zelf niet populair is en de Syndikaten van arbeiders en patroons nog te weinig gevorderd zijn op den weg der vrije bedrijfsorganisatie. Hoe ver staat het in onze bestaande wetgeving met de organisatiegedachte van het bedrijf? Door de wet van 15 Mei 1910 werden de werkrechtersraden ingericht, industrieele rechtbanken bestaande uit een gelijk aantal patroons en werknemers. Deze inrichting heeft voor doel langs den weg der verzoening of door scheidsgerecht de industrieele geschillen te slechten, welke oprijzen tusschen arbeidgevers | |||||||
[pagina 689]
| |||||||
en arbeidnemers, ofwel tusschen arbeiders of bedienden zelf. De nijverheids- en arbeidsraden, geschapen door de wet van 15 Augustus 1887, welke in de gedachte van den Wetgever een soort raadgevend Parlement van den Arbeid zouden verwezentlijken, wordt insgelijks gevormd door een gelijk aantal patroons en werklieden. Door deze inrichting wordt meer het vereffenen van collectieve geschillen bedoeld, welke ontstaan zijn tusschen patroons en arbeiders nopens loontarieven, arbeidsduur enz... Terwijl de werkrechtersraad door de Wet is ingericht, worden de nijverheids- en arbeidsraden door Koninklijk Besluit in het leven geroepen. Een wetsontwerp van 23 Januari 1907 ontwikkelt op grootere schaal de mogelijke werkkracht dezer nijverheids- en arbeidsraden, wier actie tot nu toe zeer beperkt is gebleven. Daarnevens bestaan nog de hoogere Raden van arbeid, van handel en nijverheid en technisch onderricht. Al deze raden hebben enkel eene raadgevende zending. De andere factoren, welke tot bedrijfsorganisatie moeten bijdragen, zijn, de gebrekkige wet van 1898 op de vakvereenigingen, de wet op de syndikale vrijheid, een wetsontwerp op de collectieve arbeidsovereenkomsten. De Staatsbemoeiing doet zich ook nog voor onder vorm van scheidsgerecht, waarbij de gemeenteoverheden, de Bestuurder der Werkbeurs en andere overheden betrokken worden. De Minister van Nijverheid en Arbeid zelf treedt soms als scheidsrechter op. Dit was het geval voor de staking van 1919 in den Borinage, terwijl dezelfde Minister met zijne collega's tijdens de staking op de Brusselsche tramways een scheidsgerecht vormde. Er heerscht bij ons dus een volkomen gemis aan eenheidsgedachte en genoegzame inrichting in zake bedrijfsorganisatie. Nochtans zijn niet alleen de loonraden, destijds door Minister Poullet bij de exploitatie der Staatsspoorwegen ingevoerd, weder in werking getreden, maar zelfs werd, vooral op aandringen van de Vlaamschdemocratische Kamergroep, een wetsvoorstel op de loonraden ingediend, welke een beslissenden inzet blijkt op het gebied der bedrijfsorganisatie. De toelichtingen | |||||||
[pagina 690]
| |||||||
door volksvertegenwoordiger Heyman gegeven, geven in klare bewoordingen de hoofdgedachten en de bedoeling van voomoemd wetsvoorstel. Deze kunnen wij volgenderwijze samenvatten: ‘De Loonsverhoudingen worden nog al te veel door machtsverhoudingen geregeld. Er dient door rechtvaardigheid, door organisatie van Kapitaal en Arbeid naar verzoening gestreefd. Daarom moet, door wettelijke regelingen, beter verstandhouding tusschen patroons en arbeiders worden mogelijk gemaakt. Deze wettelijke regelingen behelzen o.m. de practische erkenning der beroepsorganisatie, medezeggenschap der arbeiders in het nijverheidsbeheer, door het vaststellen van den loonstandaard, feitelijke collectieve arbeidsregeling, een zeker medezeggenschap der verbruikers en bevordering der technische verbetering. De loonraad bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van arbeiders en werkgevers en een voorzitter buiten de betrokken partijen gekozen. De wettelijke loonsregeling geschiedt per gewest of voor gansch het land.’ Dit wetsvoorstel is een praktische aanvang op het gebied der bedrijfsorganisatie. Hier enkel toch wordt naar een minimum gestreefd, omdat de volkomen bedrijfsorganisatie eene sociale ideologie en eene opvoeding van wege patroons en arbeiders vereischt, waarvan wij nog ver verwijderd zijn. Deze hervorming, zooals alle sociale hervorming moet een breed karakter dragen en niet alleen rekening houden met de welvaart der betrokken nijverheid welke een nationaal belang omvat, maar ook met de eischen en de vruchtbaarheid van het privaat initiatief, dat nochtans niet in egoisme mag overslaan. Hieruit blijkt nogmaals dat ten slotte, ook deze wet enkel dan waarlijk vruchten kan afwerpen en sociale hervorming bewerken, wanneer de verzoening der geesten, de economische verzoening voorafgaat. Soms kan de wet door dwang op hervorming aansturen, alleen de geest en de wil des volks kunnen ze doordrijven en voltooien. In elk geval, is het wetsvoorstel op de loonraden eene poging tot socialen vrede, welke door allen met rechtvaardigheidsgevoel en liefde moet behartigd worden en de opoffering van zekere private belangen verdient. Mochte dit wetsvoorstel weldra het veld onzer Belgische sociaal-politiek verruimen en de socialiseering der geesten bewijzen.
| |||||||
[pagina 691]
| |||||||
Het bedrijfsradenstelsel zooals wij het voorhouden, stelt zich op het standpunt van de geoorloofdheid en de noodzakelijkheid van het privaatbezit, van grond en productiemiddelen. Het wil alleen het noodlottige van het kapitalistische regiem uitroeien door vrije socialisatie van het privaat-bedrijf met medewerking en steun van het Staatsgezag. De Bedrijfsraden bedoelen voor de volksbeweging en het verdere economische leven van den tegenwoordigen tijd, wat de gilden waren voor de ambachtslieden in de Middeleeuwen. De karaktertrekken van het gilde waren, publiekrechtelijke erkenning, verplicht lidmaatschap en groote zelfstandigheid in het regelen van interne aangelegenheden, terwijl de afnemers waarborg vonden tegen egoistische bedrijfspolitiek in de stands-eer der gilden en de maatregelen der stedelijke overheid, waardoor aan de deelgenooten van het gilde een behoorlijk bestaan en aan de verbruikers goede waren tegen billijke prijzen werden verzekerd. De privaatbedrijfsorganisatie heeft dus voor doel het heropleven van het beginsel der solidariteit en der christene liefde, welke sinds de ontaarding der gilden uit het concrete economische leven zijn verdwenen, en het oplossen naar recht en liefde van het vraagstuk der voortbrenging en der verdeelingGa naar voetnoot(1). De ontwikkeling der Syndikaten van patroons en arbeiders is de eerste vereischte eener krachtige bedrijfsorganisatie. Verplicht-lidmaatschap ware hier een gewenscht middel. Doch aangezien de syndikale werking niet door eene gelijke wereldopvatting is gesteund, zoo dient er sterk betoond, dat in elk geval de syndikale vrijheid moet worden gewaarborgd ten einde socialistische dwingelandij te voorkomen. Door deze vereenigingen, welke het gansche industrie-leven moeten omvatten, zal men alsdan bedrijfsraden kunnen inrichten, bestaande uit een gelijk aantal arbeiders en patroons. Collectieve arbeidscontracten zouden aan de arbeiders sociale, commercieele en technische medezeggenschap verzekeren en zelfs door deelneming in de winst of door geleidelijke toekenning van aandeelen mede-privaatbezit in de on- | |||||||
[pagina 692]
| |||||||
derneming waarborgen. Ook de verbruikers zouden medezeggenschap verkrijgen. Dan zou men door geschikte loon- en prijspolitiek, niet alleen het wedijveren in loon- en prijsopdrijving kunnen verhinderen en zoo de levensduurte te keer gaan, maar men zou ook, door rechtmatige inkrimping van de winsten der ondernemers-kapitalisten den strijd tusschen kapitaal en arbeid doen luwen en het sociale vraagstuk der verdeeling op bevredigende wijze oplossen. De privaatbedrijfsorganisatie heeft immers een sociaal en economisch doel. Door de inwerking der bedrijfsraden zou de voortbrenging beter aangepast kunnen worden aan het verbruik. De hoedanigheid der voortbrengselen zou beter in overeenstemming kunnen worden gebracht met de hygienische, zedelijke en sociale behoeften van het afnemend publiek. De wijze van voortbrenging zou beter kunnen geregeld worden op grondslag van de rechten der persoonlijkheid van den mensch, terwijl de richting der voortbrenging zou kunnen bepaald worden door een beter overzicht van het afzet-gebied en van den rijkdom van het eigen land. De opvatting der bedrijfsorganisatie staat alzoo in tegenstelling met het beginsel der vrije concurrentie, die ieder voortbrenger niet alleen vrij laat in de keuze der voort te brengen stoffen, maar insgelijks in de wijze en de toepassing der middelen van voortbrenging zelve, zonder beperking van Staatswege en zonder begrenzing door de zedenwet. Tegenover het vrij liberaal beginsel van het ontbindende egoïsme, stellen wij het organisatie beginsel der christene samenhoorigheid, welke door vrije bedrijfsregeling en door medewerking van den Staat een nieuw socialisatiebeginsel stelt als grondslag van het economisch leven en namelijk als regelend beginsel der voortbrenging. Deze privaatbedrijfsorganisatie, door medewerking van den Staat, moet leiden naar eene nieuwe economische Staatsorde, welke noodzakelijk afbreken zou met de zelfzucht onzer kapitalistische productiewijze. Dergelijke organisatie eischt eene sociaal-psychologische voorbereiding, een geest van arbeid en liefde, een geest van zelfopoffering, welke vooral door den christen Godsdienst wordt ingegeven. Want, wat wij vooral ontberen, zijn niet zoozeer sociale wetten als sociale menschen. Zoolang immers het materi- | |||||||
[pagina 693]
| |||||||
alisme onze maatschappij zal beheerschen, zoolang ook zal het sociale streven uitloopen op mistevredenheid en mislukking. Noch persoonlijk-, noch groepenegoïsme mag de economische orde dwarsboomen. Alleen een nieuwe christen geest en eene nieuwe organisatie van het economische leven kunnen den nationalenheropbouw tot eene welvaartinrichting voor allen doen verrijzen. Het is juist, omdat de kapitalistische geest de socialistische inrichtingen doordringt, dat zij geene welvaartsinrichtingen worden voor de gemeenschap. Opgevat en uitgevoerd zooals het door zijne leiders wordt gedaan, mag men het socialisme beschouwen als een organisatie van het kapitalisme. Hoe sterker en algemeener die organisatie, hoe onverbiddelijker de dwang en de slaafsche uitbuiting. Want zoo het gansche economische leven naar socialistische methode moest worden ingericht, dan zou de kapitalistische geest, de geest van hebzucht niet alleen de nadeelen van het liberale kapitalisme hernieuwen, maar met tyrannieke en onweerstaanbare macht vergrooten en verscherpen. En deze organisatie zou zooveel te lastiger en autocratischer inwerken, daar de tegenstand van het volk door de macht der algemeene sociaal-democratische bureaucratie zou worden gebroken. Daarom roepen wij het Belgische Volk toe: Gelooft en werkt! Gelooft in hetgeen uwe vaderen hebben aanbeden, gelooft in uwe macht en in uwe toekomst! Werkt in erkenning van eenieders recht, werkt met de overtuiging van uw levensdoel! Werkt met het bewustzijn uwer nationale grootheid en gij zult over kleinzielige politiek heenstappen; gij zult niet schacheren met gewetensplicht en dingen naar parasitaire posten; gij zult de welvaart der algemeenheid en de toekomst van uw land niet offeren aan zelfvoldoening of kastenpolitiek; gij zult afbreken met schuchter sociaal stukwerk en met redeloos, verouderd of achterstallig sectarisme; gij zult vijand zijn van verdrukking, van onrecht, van uitbuiting, en favoritisme; met een woord, gij zult er groot op gaan, de medewerkers te zijn eener nieuwe economische Staatsorde en de voorboden van eenen nieuwen tijd! P. Dr. BERTHOLD Missiaen O. Cap. Professor in de Staathuishoudkunde. |
|