| |
| |
| |
Nederlandsche rechts- en bestuurstaal.
Impots - belastingen.
I. - Wat is belasting? - Van ‘belasting’ geeft het Woordenboek der Nederlandsche Taal de volgende bepaling, ontleend aan Vissering, Staathuishoudkunde, $772: ‘Elke geldelijke bijdrage, die van den burger voor de ‘Schatkist van den Staat gevorderd wordt.’
Bij Van Dale: ‘Gedwongen opbrengst van gelden, door den Staat of zijne onderdeelen binnen hun gebied van de inwoners geheven ter voorziening in de algemeene behoeften.’
Bij Kuipers: ‘Geldelijke bijdrage, welke de Staat of de onderdeelen van den Staat vorderen van de burgers om de kosten der Staathuishouding te bestrijden.’
Bij Koenen: ‘Verplichte bijdragen in de lasten des lands.’
De eerste drie bepalingen kunnen eenigszins juist zijn op staathuishoudkundig gebied en in algemeenen zin; ze zijn het niet op rechtsgebied. 1o Belastingen worden geheven niet alleen ten behoeve van den Staat, maar ook ten behoeve van de provinciën en van de gemeenten; 2o Zij kunnen gevorderd worden niet alleen in geld, maar ook in natura (n.l., in België, krachtens de wet van 10 April 1841 op de buurtwegen, het verstrekken van arbeid door de inwoners eener gemeente tot aanleg, verbetering of onderhoud der gemeentewegen; - ook nog, krachtens de wet van 21 Mei 1872, het huisvesten van militairen door particulieren).
De vierde bepaling (Koenen) stemt het meest overeen met het begrip, dat in rechten is gehecht aan het woord ‘belasting.’
Volgens onze rechtsgeleerden is impôt inderdaad ‘la contribution aux dépenses publiques exigée des particuliers par l'Etat' les provinces et les communes’ (Pandectes belges, 1o Impôt (en général).
1. - Belasting is bijgevolg ‘de bijdrage in de openbare uitgaven, welke van de burgers gevorderd wordt door den Staat, de provinciën en de gemeenten.’
| |
| |
Deze bijdrage is niet altijd en noodzakelijkerwijze eene geldelijke bijdrage, d.i. eene bijdrage bestaande in geld; zij kan ook bestaan in waren of in arbeid. Daarom wordt belasting door Giron (Dictionnaire de droit administratif et public, vr Impôts, Nr 1, III, bl. 171) nader omschreven als volgt: ‘On entend par impoôts les prestations en argent, en denrées ou en travail, que l'autorité publique impose aux particuliers pour subvenir à des dépenses d'utilité générale ou locale.’ - ‘Onder belastingen verstaat men het verstrekken van geld, van waren of van arbeid, door de openbare overheid aan de burgers opgelegd ter voorziening in de uitgaven van algemeen of plaatselijk nut.’
Laten wij er bijvoegen dat burgers niet alleen geldt voor de natuurlijke personen (personnes physiques), doch ook voor de rechtspersonen (personnes civiles, personnes morales), als daar zijn de vennootschappen van koophandel en de instellingen, waaraan de rechtspersoonlijkheid (personnification civile, personnalité civile) door de wet is verleend. Deze rechtspersonen zijn belastingplichtig evenals al de burgers of ingezetenen, tenzij zij van de belasting door de wet uitdrukkelijk zijn vrijgesteld.
II. - Synoniemen. - Impôts, contributions, impositions, taxes, redevances, droits, péages komen dagelijks in den volksmond, evenals in de bestuurstaal voor; doorgaans worden zij ondereen gebruikt zonder inachtneming van het bijzonder begrip, dat aan elk dier uitdrukkingen afzonderlijk is gehecht.
Oudere en nieuwere woordenboeken dragen in groote mate tot die verwarring bij. Zóó:
Heremans (Dict. fr.-Néerl., Anvers, 1867):
Contribution: Schatting, belasting, opbrengst, lasten. |
Droit: recht, tol, last, belasting, schatting. |
Imposition; belasting, schatting, last. |
Impôt: belasting, schatting, last, impost. |
Péage: tol, tolrecht, tolgeld, bruggeld, sluisgeld. |
Taxe: schatting, belasting, hoofdgeld. |
|
Kramers (Nouveau Dict. fr.-néerl., 2e éd.):
Contribution: gemeenschappelijke bijdrage, schatting, belasting. |
Droit: recht, tol, impost, belasting. |
Imposition: belasting. |
Impôt: belasting, schatting, impost. |
|
| |
| |
Péage: tolgeld, tolrecht, tol (weggeld, bruggeld, sluisgeld). |
Redevance: jaarlijksche cijns of grondpacht. |
Taxe: aanslag, hoofdgeld, belasting. |
|
Kramers (Nouveau Dict. néerl.-franç., 2e éd.):
Belasting: imposition, droit, contribution sur les personnes, la chose, taxe. |
Aanslag: taxe, cotisation. |
Schatting: contribution, cotisation, imposition, |
|
Bellefroid (Dict. fr.-néerl. des termes de droit, 2e éd.):
Contribution: belasting. |
Droit: recht. |
Imposition is niet vermeld. |
Impôt: belasting. |
Péage: tolrecht, weggeld, bruggeld, sluisgeld. |
Redevance is niet vermeld, tenzij in den zin van
‘redevance emphyotéotique: erfpacht.’ |
Taxe: schatting, aanslag. Taxe communale: gemeentelijke
schatting, gemeentelijke aanslag. |
|
Gallas (Fransch Woordenboek, I, 3de druk):
Contribution: belasting. |
Droit: recht, belasting. |
Imposition: belasting, bijdrage. |
Impôt: belasting. |
Péage: tol. |
Redevance: cijns, te betalen som. |
Taxe: aanslag, belasting. |
|
Herckenrath (Fransch woordenboek, I, 4de druk):
Contribution: belasting. |
Droit: recht. |
Imposition: belasting, het treffen met 'n belasting. |
Impôt: belasting. |
Péage: tol. |
Redevance: Schatting, cijns, bijdrage. |
Taxe: buitengewone belasting. |
|
Hendriks (Nederl. Synoniemen, Tiel, Mijs, 1890) schrijft:
‘Belasting - cijns - thijns - tol - schatting. Belasting heet in het algemeen het geld, dat door de inwoners van een land, gewest, enz. ten algemeenen nutte wordt opgebracht; schatting in het bijzonder de jaarlijksche som door een vazalstaat aan zijn Suzerein te betalen, of de schadevergoeding in geld door een overwonnen Staat aan zijn overwinnaar te geven; cijns, thijns het servituut eener jaarlijksche
| |
| |
uitkeering, dat op de eene of andere bezitting ligt; tol de belasting, die men betaalt voor het recht van passage of doorvoer.’;
Men ziet het, onze woordenboeken zijn niet geschikt om de verwarringen weg te nemen en de oningewijden, die soms in een en den zelfden volzin, in een en het zelfde stuk die verschillende uitdrukkingen: Impôts, contributions, taxes, enz., lezen, weten waarlijk niet waaraan zij zich te houden hebben en hoe zij zich uit den slag zullen trekken, indien zij verplicht zijn die uitdrukkingen in het Nederlandsch te schrijven.
Het is bijgevolg van belang, eerst de beteekenis van die woorden in het Fransch zelf nader te omschrijven en vervolgens na te gaan of wij voor elk dier Fransche woorden een passend en overeenstemmend woord vinden in het Nederlandsch.
1o Impôt, contributions.
Sommige rechtsgeleerden, met name De Brouckere en Tielemans (Répertoire de l'Administration et du Droit administratif, V, bl. 420, vr Impôt), schrijven dat impôt is ‘le genre’ en al de lasten ten bate van Staat, provincie en gemeente omvat; contribution is integendeel ‘l'espèce’ en omvat slechts de lasten, welke rechtstreeks kunnen verdeeld worden onder de burgers. De Pandectes belges nemen dit over (vr Impôt, 2) zonder eenige aanmerking daarbij te voegen.
Maurice Block (Dictionnaire politique et social, vr Impôt) schrijft zijnerzijds: ‘Impôt, c'est la part contributive de chaque citoyen; de là le mot contribution, qui est synonyme d'impôt; ce dernier mot indique plutôt le caractère obligatoire de l'institution, l'autre sa forme répartitive. La distribution sur les citoyens.’
Deze opvatting schijnt ook die te zijn van het Ministerie van Financiën in België. In de Begrooting van 's Lands Middelen (Budget des Voies et Moyens) staat het woord Impôts steeds, als algemeene titel, aan het hoofd van de opsomming der verschillende soorten van belastingen, welke dan zijn onderverdeeld in afdeelingen met de volgende opschriften: ‘contributions directes, - douanes, accises et recettes diverses, - enregistrements, etc.’.
Voor beide termen impôt en contribution wordt in
| |
| |
het Nederlandsch over 't algemeen slechts een en hetzelfde woord gebruikt: belasting.
In rechtsopzicht levert dit geen bezwaar op. Immers, in het Fransch zelf schrijven de rechtsgeleerden en de vakmannen nu eens impôts, dan weer contributions zonder eenig verschil tusschen beide termen. Voorbeeld: impôts directs en contributions directes, impôt foncier en contribution foncière.
In de practijk kunnen echter moeilijkheden oprijzen, wanneer én impôts én contributions te zamen, tegelijkertijd worden gebruikt. Zóó komt in de bovengemelde Begrooting van 's Lands Middelen voor:
| |
Impôts - Belastingen
Contributions directes - Rechtstreeksche Belastingen.
Wij bekennen ootmoedig dat wij ook hier de voorkeur geven aan het ééne woord belasting: 1o omdat het geldt een geijkte, vaststaande terminologie; 2o omdat het zooniet onmogelijk, dan toch moeilijk zijn zou, een anderen Nederlandschen term te vinden, die in dit geval passen zou.
Het eenige woord, dat daartoe eenigszins in aanmerking komen kan, is schatting. Hieromtrent lezen wij bij Weeland (Nederduitsch Letterkundig Woordenboek, 1844, II, bl. 124): ‘Iemand schatten, de som bepalen, welke iemand, naar mate van zijnen ouderdom, zijn vermogen, enz. tot het eene of andere einde moet opbrengen: dogh hij schattede het lant, om dat gelt te geven. (Bijbelv.) Van hier schatting, algemeene belasting, geldopbrenging; zijne schatting betalen; Samenstell.: brandschatting, grondschatting; schattingschuldig.’
Het woord schatting wordt echter thans minder gebruikt in Vlaamsch-België voor belasting; de koppeling rechtstreeksche schattingen zou overigens aandruischen tegen de reeds sedert jaren gevestigde en algemeen begrepen uitdrukking rechtstreeksche belastingen.
Terloops wijzen wij er op, dat, ook in het Duitsch, voor impôt en contribution slechts één woord algemeen gebruikt wordt, namelijk Steuer. Bij Sachs-Villate (Dictionnaire encyclopédique français-allemand, I, vr contribution) lezen wij: ‘Impôt ist Steuer als eine aufgelegte Last, contribution Steuer als Beitrag zur Deckung
| |
| |
der Staatsbedürfnisse, taxe hat den Nebenbegriff der Abschätzung, droit ist die Abgabe für einen Steuerpflichtigen Gegenstand.’
2o Impositions.
Dit woord wordt over 't algemeen meer gebruikt om te wijzen op de belastingen ten bate van eene provincie of van eene gemeente. (Pandectes belges, vr Imposition).
Telkens als er sprake is van belastingen geheven door de provinciën of door de gemeenten, komt in het Fransch steeds het woord imposition voor. Dat is de taal van onze wetten, namelijk van onze provinciale wet (art. 66, aangevuld door art. 13 der wet van 5 Juli 1871) en van onze gemeentewet (art. 138 gewijzigd door art. 8 der wet van 5 Juli 1871); het is ook de taal van de rechtsgeleerden, die over het Belgisch gemeenterecht hebben geschreven. (H. Leemans, Des Impositions communales en Belgique, Brussel, Decq, 1866; Bersieurdin, Institutions provinciales et communales, Brussel Laruer, 1892; Giron, loc. cit.)
Voor imposition bestaat in het Nederlandsch geen ander woord als belasting. De Nederlandsche provinciale wet en gemeentewet spreken van
provinciale belastingen - impositions provinciales.
gemeentelijke belastingen - impositions communales.
plaatselijke belastingen - impositions locales.
Mr Oppenheim (Het Nederlandsch Gemeenterrecht, Groningen, Woltert, 1895), Hartman (Bestuur en Administratie der Gemeenten in Nederland, 's Gravenhage, Belinfante, 1891), Jentink en Hartman (De Gemeentewet, Sneek, Van Druten, 1897) gebruiken geen ander woord dan belasting, wanneer zij de regeling van de gemeentelijke belastingen behandelen.
Algemeen is aangenomen dat de uitdrukkingen impositions communales, impositions provinciales synoniem zijn van taxes communales, taxes provinciales.
KAREL BRANTS.
(Wordt Vervolgd).
|
|