Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1920
(1920)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| |
De Hoogeschool, school voor hooger levenGa naar voetnoot(1).Waarde collega's, dierbare leerlingen, Mevrouwen, Mijnheeren, Voor de tweede maal valt me de eer te beurt het academisch jaar onzer Hoogeschool voor Vrouwen te mogen openen. Onze inrichting is nederig begonnen. Een paar inwonende leerlingen, enkele volledige inschrijvingen op de eene faculteit Wijsbegeerte en Letteren, en een honderdtal op apaarte cursussen. Nu zijn er tien inwonende leerlingen, (uit de vijf Vlaamsche provinciën) een vijftigtal ingeschreven op de drie facul- | |
[pagina 349]
| |
teiten, ruim 250 op apaarte cursussen. Het meest verheugend verschijnsel is het groot getal inschrijvingen op een geheel. Benevens Wijsbegeerte en Letteren, is nu de sociale faculteit ontstaan, om de onmisbare sociale werksters voor te bereiden; eveneens de paedagogische faculteit om het peil van lager en middelbaar onderwijs te verhoogen. Eveneens is een Laboratorium van proefondervindelijke zielkunde ingericht. Wij zijn organisch aan 't groeien... Niet van bovenaf - zoo groeit geen leven, - maar van onder uit, geplant als wij zijn op den vruchtbaren grond van 't herwordende Vlaanderen, gevoed met de levenssappen die er zoo overvloedig aanwezig zijn en die naar omhoog willen, naar de heerlijke hoogten van 't ideaal. Wij zijn gegroeid midden in het volk, verstoken van alle hoogere gunsten... De armoede van Betlehem is de onze, met hare zedelijke en verzedelijkende sterkte, ver van de weelde waarin het leven stikt en dood gaat... Onze dank gaat eerst en vooral naar God, den Gever van alle goed, onder wiens dagelijkschen zegen het zaadje, dat we hebben geplant, mocht groeien en gedijen. In de tweede plaats gaat onze dank naar de heeren leeraars, die door hunne degelijke vakkenis, hunne onmiddellijke voorbereiding, hunne opoffering, hunne eensgezindheid in voelen en denken, zooveel tot het welgelukken dezer onderneming hebben bijgedragen. Een diepgevoelde hulde aan al deze medewerkers. En in 't bijzonder een warme hulde aan de bestuurster, beproefd nu door ongesteldheid en om die reden afwezig. Zij is in den vollen zin des woords ‘een stille kracht in Vlaanderen’. Met de uitbreiding onzer kursussen is het professorenkorps vergroot: in de faculteit van Wijsbegeerte en Letteren komt E.P. Van den Broeck, E. Pater Pauwels vervangen. In | |
[pagina 350]
| |
de sociale faculteit komt de Heer Hubert Verwilghen, arrondissement-commissaris, St-Niklaas, niettegenstaande zijne drukke bezigheden, voordrachten geven over Recht. In de Paedagogische faculteit hebben we twee belangrijke aanwinsten gedaan: Dr Meeus, zoo gunstig gekend in de Vlaamsche wetenschap en Dr De Hovre, leider van het Vlaamsch opvoedkundig Tijdschrift. Hulde ook aan de leerlingen: ze zijn tegen stroom in gevaren, hebben afgebroken met bestaande gewoonten, in vele gevallen gelach en spotternij misprezen. Met noeste vlijt hebben ze de lessen gevolgd, en gearbeid in de onderscheidene seminaries. Een twintigtal hebben met succes examen afgelegd. Hulde ook aan onze weldoeners, welke door hunne geldelijke bijdragen ons hebben in staat gesteld het brood der wetenschap te breken voor deze jeugdige schaar, en in de eerste plaats aan Mejuffrouw Belpaire om haar gastvrij onthaal in dit heerlijk gebouw. Allen hebben wij hier in de stilte gearbeid voor een schooner Vlaanderen; wij hebben hier gearbeid in de stilte, nu juist dat er zooveel luidruchtigheid heerscht. Mag mij de bekentenis van het hart? Wij gelooven niet in de macht van de massa, in de overheerschappij van roepers en schreeuwers, bij wie ‘luidheid zoo dikwijls synoniem is van luiheid’. Wij gelooven in de minderheid, die van uit de stille cel van het rijk inwendig leven, de wereld leiden moet en leiden zal. In de groote moderne nijverheidsinrichtingen zijn niet zij de bijzonderste die arbeiden in het geroes en het geraas der machienen, maar zij, de technische ingenieurs en bestuurders die uit de stilte van hun bureel, met enkelen, de duizende handarbeiders beheerschen en leiden. O! de poësie van de stilte! Wie zingt haren lofzang in | |
[pagina 351]
| |
onze moderne wereld van geroep en getier, van wild vermaak, van alles-in-uiterlijkheid, van vernis en klatergoud... We voelen die poëzie gansch ons wezen doorzijpelen bij 't avond vallen, wanneer de lamp van den dag stilaan uitgaat, alle geruchten wegsterven en alles zoo stil en zoo innig wordt... In dit uur van stille denken rijzen de denkbeelden als van zelf op den achtergrond van onze ziel, en teekenen zich even scherp af als de kronkelende lijnen van de bergkruinen tegen een zwitserschen blauwen hemel. Dan staat het levensideaal dat we hier nastreven in volle duidelijkheid voor onze oogen, en ik poog het even voor U af te teekenen. Men zegt: De gedachte leidt de wereld. En de intellectualisten, met de geschiedenis der wijsbegeerte in de hand, toonen het tij en getij der menschelijke gedachte gevolgd door de ebbe en den vloed der menschelijke daden. Anderen daarentegen schokschouderen bij die bewering en houden het met Dante dat de liefde hemel en aarde beweegt. 't Is de eeuwige kamp tusschen twee stroomingen welke volgens de gewone voorstelling van Plato eenerzijds, van Aristoteles anderzijds, uitgaan door de wereld der gedachte en tot heden hun bedding vinden midden al de sinuositeiten der moderne philosophie. Die twee formulen zijn eenzijdig, en dekken in hunne eenzijdigheid het volle leven niet. Ze werden dan ook niet zoo scherp door de vaders dier stelsels verdedigd. De gedachte op zich, in hare afgetrokkenheid, kan enkel op een kleine elite haren invloed uitoefenen, op hen die genoeg hun verstand ontwikkeld hebben. De massa wordt hier niet bereikt. En wat meer is, zelfs bij dit keurkorps wordt niet het hoogtepunt van hun wezen bereikt. Hiertoe is inderdaad de liefde noodig, die onweerstaan- | |
[pagina 352]
| |
baar tot zich trekt en de harten inneemt; de liefde, voor dewelke alle burchten vallen van zelfverdediging... De liefde is inderdaad de hoogste macht ter wereld. Heerlijk is het door de eeuwen heen de denkers te zien opstaan om door den glans van hun genie de wereld te verlichten. Het dankbare menschdom juicht deze grooten toe en spreekt hunnen naam niet dan met eerbied uit. Ze heerschen over het verstand. Doch hoeveel heerlijker is het niet de zielen zelf te beheerschen, ze aan zich te hechten door de banden der liefde. Wie zijn verstand voor u buigt, geeft u iets; wie zijn hart geeft, schenkt u alles. En hier valt me de roerendste bladzijde van Lacordaire te binnen: ‘Il y a un homme dont l'amour garde la tombe, il y a un homme dont le sépulcre n'est pas seulement glorieux, mais dont le sépulcre est aimé... Il y a un homme enfin, et le seul qui a fondé son amour sur la terre, et cet homme, c'est vous, o Jésus!’ Dit is inderdaad het hoogtepunt van Jezus' invloed, dat hij niet alleen der menschen verstand, maar hun hart heeft veroverd. De liefde is dus wel het hoogste ter wereld. Doch dit is alleen het geval, wanneer ze verlicht is door het verstand. De liefde op zich zelf is maar blinde kracht, het is een opwaarts willen der ziel, doch niet wetend naar welke bergtoppen, het is een zwellen van breed-vloeiende wateren, zoekend naar een bedding, het is een krachtig gebaar van de ziel, tastende in het onzekere donker... Aan dit hooger streven moeten hoogere sferen aangeduid worden, aan dit krachtig gebaar het leidende licht. De kennis leidt de liefde en de liefde bevordert de kennis. Daarom is onze liefde gemeten naar de maat van ons ideaal. | |
[pagina 353]
| |
Wie alleen in dit leven een lager ideaal kent, enkel stoffelijk, zinnelijk genot nastreeft, zal met zijn liefde enkel het stoffelijke omvatten... Doch wie met stralend oog ten hemel kijkt naar hoogere idealen laat uit zijn leven de liefde opwelven met het oneindig gebaar van den hemelkoepel boven onze hoofden. Het is de verlichte liefde die de wereld leidt. De liefde spreekt tot het hart en wordt door eenieder begrepen. Ze richt, in het licht van het verstand, naar de wegen van hooger goed zijn. Alzoo daalt de gedachte, het in den geest gesproken woord, uit de sferen der abstractie om gansch menschelijk te worden in de warmte van het gevoel, en van hart tot hart te spreken tot den heelen mensch. Tegenover het materialistisch laag-bij-den-grondsche: gezond zijn is alles, - klinkt onze leus, uit het hoogland der ziel: goed zijn is alles. En is goed wie het goede wil met al de energie van zijn wil. Want de liefde maakt gelijk aan het beminde. Alles hangt dus af van onze liefde: kracht tot leven, maar ook tot de dood, levensgrootheid of levensvernieling. leder mensch is zoo groot als zijn liefde is. Geen groote liefde echter zonder hooge kennis; waar onbekend onbemind is, baart kennis liefde. Onze ziel ziet verlangend uit naar de heerlijke landschappen van zedelijke grootheid, welke het verstand aanwijst. Aldus blijkt dat kennis onontbeerlijk is, alhoewel ondergeschikt aan de liefde. Liefde in kennis is alles. En nu schitterglanst Dante's woord als het scheppende licht over den duisteren baaierd: 't Is de liefde die hemel en aarde beweegt. 't Is de liefde die den hemel beweegt: want God is liefde, de derde persoon der H. Drievuldigheid is de zelfstandige liefde, doch volgende op het Woord, verstandsdaad waarin de Vader zijn volmaaktheid uitspreekt; 't is de | |
[pagina 354]
| |
liefde die de aarde beweegt, want die Liefde-God trekt alle geschapene wezens tot zich toe als het opperste goed in de mate waarin die wezens hem kennen. Plato, Aristoteles, St-Augustinus, St-Thomas hebben in den grond nooit iets anders geleerd, alhoewel met verschillende schakeeringen. In het sereene licht van deze wereldbeschouwing is helder afgeteekend de taak van lagere en middelbare school, en a fortiori der hoogeschool. A fortiori, zeg ik, want hoe dieper men in 't leven ingrijpt, hoe dichter men staan moet bij het volle leven, of beter, hoe meer men er midden in moet staan. Daar 's menschen adel wordt bepaald door den adel zijner liefde, komt het er in de eerste plaats op aan een groote en schoone liefde in de ziel van kind en jongeling aan te kweeken. De school is geen doel, maar een middel: ‘Non scholae, sed vitae discimus’. Het volle leven is het doel en de school een middel om dit doel te bereiken. De school moet dan in de eerste plaats staan in het teeken der vorming. Niet in de eerste plaats geleerde, maar goede menschen te vormen, dat is de maatschappelijke zending der school en in de hoogste mate, van de hoogeschool. Intellectueele kultuur is niet het doeleinde der school. O zeker het intellectueele leven is heerlijk. Door ons verstand zijn we in staat alles te worden. Oneindige mogelijkheden liggen op den bodem van onze ziel, een onpeilbaren afgrond gelijk; 't is de groote baaierd waaruit werelden zullen geschapen worden in het heldere licht van het verstand. Onze geest schept een evenbeeld van de wereld in de ruimte, bezit in zich al wat daarbuiten bestaat, en dit niet alleen naar zijn uiterlijkheden, maar naar zijn diepste zijn; dit door de studie der wetenschappen en der wijsbegeerte. Onze geest schept een evenbeeld van de wereld in den tijd, komt in aanraking met al | |
[pagina 355]
| |
de groote denkers welke aan elkander den fakkel hebben overhandigd der menschelijke wijsheid; - wat verbleeken de helden en heldinnetjes uit de romans bij deze echte grooten!... -; hij woont de evolutie bij van aarde en volkeren, als een groote wereldzee steeds in beweging, golf na golf aanstuwende om ze alle in een oogenblikkelijke schittering van lichtende sprankels te laten uitsterven op het strand hunner eindigheid! Onze geest schept zich een nieuwe wereld, zoo veel schooner en heerlijker dan deze ondermaansche als de heldenbeelden van een Michel Angelo verheven zijn boven de kleine menschen van onze kleine aarde; wereld van idealen, van ideale eenheid, ideale waarheid, ideale goedheid, ideale schoonheid. En al deze lijnen van licht loopen samen, vereenigen zich, gaan verloren in het oneindige en onuitsprekelijke, in God, dien we eer vermoeden dan we Hem kennen. Al de dingen worden door Hem verlicht, we zien de dingen in het licht, maar de lichtende zonne zelve is buiten ons bereik; de bergtoppen van onze eindigheid benemen het licht en in een oneindig heimwee kunnen we alleen maar turen naar de verre tinnen... O te weinig gekende heerlijkheid van het intellectueel leven. En hoe begrijp ik goed dat vele wijsgeeren, - de nieuweren reiken over de eeuwen heen de hand aan de ouderen, - van het licht der openbaring verstoken, u hebben vergoddelijkt. Een Noord-Nederlandsche dichter zingt met hen in koor: ‘Ik ben een god in 't diepst van mijn gedacht’. Maar Gezelle prevelt in christen eenvoud, in houding van gebed deemoedig neergebogen voor God: ‘Ik ben een blomme
en bloeie voor uw oogen
geweldig zonnelicht...
Mijn leven is uw licht!...
| |
[pagina 356]
| |
Het is het heerlijke van dit gedachtenleven dat zoovelen heeft genoopt er een levensdoel van te maken. Aristoteles, die hier als intellectualist wel recht heeft tot meespreken, maakt echter deze nuchtere opmerking: ‘De mensch is het beste der dieren, indien hij in zich volmaaktelijk het rijk der deugd inricht; maar zonder wet en rechtvaardigheid is hij het ergste. Immers de onrechtvaardige wordt des te vervaarlijker, naarmate hij beter gewapend is om kwaad te berokkenen... Door zijn geslepenheid vindt hij allerhande bedrog uit’... Verstandelijke ontwikkeling is dus een zwaard dat snijdt langs beide zijden: ten goede of ten kwade. Zij is een middel, dat ook ten kwade kan aangewend worden, en zoo zien wij dat bij velen de intellectueele cultuur het hoogere zieleleven heeft gedood, of op zijn minst hen heeft vereenzaamd van de gemeenschap, in egoïstische onvruchtbare beschouwing. De evenknie van Aristoteles, Plato, is er hier ingeloopen, uit oorzaak van zijn overdreven idealisme. Voor hem vereenzelvigt de kennis zich met de deugd; het verstand determineert, bepaalt noodzakelijkerwijze den wil. Het is dus genoeg te weten wat gij doen moet om het inderdaad te doen. Door de eeuwen heen zien we de theorie van Plato heropnemen en zij die in de XIXe eeuw, in Frankrijk vooral, scholen hebben gesticht om de gevangenissen te sluiten, - scholen van louter intellectualisme, - waren, hun leekenmoraal daargelaten, hetzelfde Platoniaansche begrip toegedaan. Doch ze hadden de bittere teleurstelling dat de gevangenissen steeds meer werden opgepropt met de misdadige jeugd. De verstandelijke ontwikkeling kan als middel aangewend worden bij de zedelijke vorming; ze kan deze echter niet vervangen zonder te leiden tot zedelijk verval. De verstandelijke ontwikkeling als middel tot zedelijke | |
[pagina 357]
| |
vorming, ook die stelling werd in de laatste eeuw tegengesproken, door niemand minder dan Taine. Hij sprak de scheiding uit tusschen verstand en wil, tusschen kennen en beminnen. Kennis is noch moreel, noch immoreel, ze is amoreel (noch zedelijk, noch onzedelijk maar zedeloochenend). Het is scheiden wat God in ons heeft vereenigd, ingaan tegen alle ervaring, zoo gewone als wetenschappelijke. Denkt maar even aan de diffusiewet. Bourget bouwde een prachtige antithesis in ‘Le Disciple’ en in het zwakkere, maar zedelijk betere: ‘Le sens de la mort’. ‘Le disciple’ werkt de theorieën van den meester in het werkelijk leven uit. En voor het lijk van den leerling, gevallen als slachtoffer van zijn dwaze theorieën, schieten de woorden van het ‘Onze Vader’ terug op uit verre verleden in het geheugen van den weenenden meester. Houden wij, in den doolhof der menschelijke meeningen, den gouden draad vast der beginselen, bevestigd door de dagelijksche ervaring van het leven: doelmatige verstandelijke ontwikkeling is de weg naar zedelijke vorming. Doelmatige verstandelijke ontwikkeling: studie der wetenschappen, studie der wijsbegeerte, studie van den godsdienst vooral. Dit alles concentrisch werkende, om God beter te doen kennen, opperste doel van alle menschelijk streven, opperste Goed, hoogste aantrekkelijkheid. In het licht van dit goddelijk licht wordt al het geschapene gekeurd en gerangschikt. Is maar goed, wat in zijn goedheid deelt, en aldus tot zijn oneindige goedheid terug brengt. In God alleen ligt die eenheid der menschelijke kennis, waar de monisten van alle kleur vruchteloos naar zoeken. Hij is de eenige sleutelsteen van het wetenschappelijk gebouw van ons denken, het eenig middelpunt waar al de wegen van ons verstand | |
[pagina 358]
| |
op uitkomen. ‘Dieu est le carrefour où se rencontrent toutes les pensées humaines’. J. Simon. Dit concentrisch onderwijs naar God henen, is het motto van deze hoogeschool voor vrouwen. Hiermede is het in de eerste plaats duidelijk dat we willen zijn een school voor vorming, van christene en dus hoog-menschelijke vorming. Wat zou het immers baten voor ons land, hier geleerde vrouwen op te leiden, zonder liefde voor God en de menschen, zonder levensernst. Vooral bij de vrouw kan zulkdanige geleerdheid niet dan haar leven veroordeelen tot volslagen onvruchtbaarheid. Wij willen u grooter maken met u te leiden tot de eenige bron der ware zedelijke grootheid, God; wij willen u overvloediger doen leven door de aanraking met den eenige die het Leven is; wij willen uwen geest verlichten door het licht van den eenige die de Waarheid is; wij willen u wegwijs maken met u Hem te toonen die alleen de Weg is... En we weten dat gij dan zijn zult een zegen voor ons Vlaamsche volk, dat arm naar ziel en lichaam wacht op het gebaar van uwe liefde, van een liefde gegroeid uit God, en die daarom geen offers te hoog zal achten. Om die reden hebben we ons gehouden aan den vorm van een vrouwelijke universiteit. Wij willen niemand uwer beletten door het bekomen van een doctorstitel een vrije loopbaan in te gaan; doch met het oog jutst op uwen maatschappelijken rol hopen we dat dit steeds uitzondering zal blijven. In deze Hoogeschool voor vrouwen zullen we arbeiden uit al onze krachten om de vlaamsche meisjes uit de burgerij, en - hopen we, later, de meest geschikte uit den werkmansstand - een volledige vrouwelijke ontwikkeling te geven, onmisbaar tot het vervullen hunner maatschappelijke taak van nu in de katholieke vlaamsche vrouwenbeweging, onmisbaar tot het | |
[pagina 359]
| |
vervullen hunner latere taak als gezellin van den man en opvoedster der kinderen. Dit is het teeken waarin deze hoogeschool staat en steeds willen we ons meer en meer in die enkele richting ontwikkelen. Men moge ons dan verwijten dat wij idealisten zijn; wij nemen het verwijt voor een compliment, bewust dat vooral in het hart van onze vlaamsche meisjes het idealisme niet dood is en er velen onder haar zijn wier horizont verder reikt dan de bekrompen gezichteinder van zoo menig bourgeois-genieter; dat er velen onder haar zijn die Vlaanderen willen grooter maken om Christus te doen heerschen over een schooner Vlaanderen. En met volle vertrouwen in deze vrouwelijke jeugd gaan we vastberaden de toekomst in.
Het is tijd om te eindigen. Al hetgeen ik u gezegd heb zou ik willen vastleggen in een beeld, of beter ik zie het door den harmonievollen reus die Michel-Angelo was vastgelegd in het fresco op het gewelf der Sixtijnsche kapel, het grootste en meest grootsche epos dat ooit tot menschenuiting kwam. Als we naar een motto wilden zoeken zou het er geen ander zijn dan dit van Dante: 't is de liefde die hemel en aarde beweegt. De drie groote midden-tafereelen staan in dit teeken. De schepping van den mensch: de Vader liefdevol neigend tot den pracht-Adam, die uit de aanraking met dit goddelijk leven langzaam ontwaakt, vereeniging van hemel en aarde in één prachtboog. Dan de goedhartige liefde van den Vader, die Eva verwelkomt ontstaande uit de ribbe van Adam. Eindelijk de zondenval met de belofte der liefdevolle verlossing... Het is mij niet mogelijk een volledig overzicht van deze wereld van prachtgestalten te geven... Doch gaan we even, alvorens afscheid te nemen, een détail bezien, een détail die een wereld op zich zelf is: De | |
[pagina 360]
| |
delfische sybille. Heerlijk-schoon gelaat, in de pure schoonheid van een Grieksche kunst. Eén begeestering straalt er van uit. Wat een slankheid van beweging over het heele lichaam, en hoe harmonisch zijn alle gebaren afgerond!... Ziet, de sybille legt den rol weg van de H. Schrift, waarin ze heeft gelezen... De linker voet verheft zich van den grond, en heel het lichaam beweegt... De rijzige gestalte staat op, de geest Gods komt over haar, de oogen glanzen, de mond ontplooit zich: de sybille gaat spreken en voor de wereld verkonden hare geheimzinnige orakels. - Bereidt ook gij, duurbare leerlingen, u voor in de studie en in het gebed. En brengt dan aan uw vlaamsche volk in dezen tijd van levensmoeheid en levensdroefheid de blijde boodschap van de christene levensvreugde, strooit over hunne hoofden uit de schatten van waarheid, goedheid en schoonheid die gij hier in de stille eenzaamheid hebt opgedaan. In de hoop dat het aldus moge wezen, verklaar ik het 2de academische jaar geopend. P. Janssens, o.p. S. Theol. lector. |
|