Langs om meer spreidt de olievlek van zelfbestuur uit met des te grooter gemakkelijkheid dat de voorstaanders niet kunnen geroepen worden tot een onmiddellijke verwezenlijking van hun betrachtingen. Zelfbestuur immers is een toestand, een uitslag, geen methode. En dit juist is de groote aantrekkingskracht van dit woord voor onze jeugd, dat het almeteens het vizioen voor oogen toovert van een volledig, zijn eigen leven levende Vlaanderen. Het verwijdert den afstand tusschen het heden en de gedroomde verte.
Zoo leven er thans ontelbaren in Vlaanderen die den droom van zelfbestuur in hun hart dragen zonder dit slagwoord als een program van actie voor te schrijven.
Het is, naar mijn meening, noodig dat dit elementaire en allernoodzakelijkste onderscheid eens duidelijk wordt vastgesteld.
Zelfbestuur als programma?
Dan staat het als tegenvoeter van het positieve programma dat de parlementaire groep tracht uit te werken. Wij staan immers voor de dubbele keuze: ofwel arbeiden naar den eisch van de omstandigheden, met de huidige samenstelling van Kamer en Senaat, met de heerschende mentaliteit in de regeeringskringen en in dit geval is geen andere taktiek mogelijk als het veroveren, punt na punt, wet na wet, van het vlaamsche leven, door politiek, door comprimissies, door het spel der innerlijke verhoudingen in de partijen.
Wil men daartoe niet besluiten en zelfbestuur als een positief werkplan opstellen, dan blijft slechts een weg: de revolutie.
Wie denkt er aan? De regelen die men aan het onderzoek van deze mogelijkheid of liever ‘onmogelijkheid’ zou kunnen wijden, zouden al te goedkoop zijn in ironie. En nochtans, hoe meenen de voorstaanders van zelfbestuur in hooger gegeven zin bedoeld, tot de verwezenlijking van hun droom te geraken zonder revolutie? Langs parlementairen weg is het uitgesloten, zelfbestuur als uitgangspunt te stellen van de vlaamsche oplossing. Hoe kan dan anders gemanoevreerd?
Maar daar bestaat, in het intuïtieve dat van zelfbestuur eerder maakt een gevoelen dan een gedachte, een besef dat uit andere bronnen welt.
En dit is de blijde berusting in het feit dat uit de verwezenlijking van een programma van vervlaamsching zelfbestuur onvermijdelijk groeien moet. Als eindbesluit, niet als uitgangspunt, als een bloei na den groeitijd, als een vrucht door de omstandigheden op natuurlijke wijze geteeld.
Ik meen dat zulks wel de interpretatie is van al degenen die het