Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1920(1920)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 275] [p. 275] Poëmata. I. Nu zijt ge weer. Nu zijt ge weer naar verre streken zoo treurig heengereisd, me kind, maar nauwre liefde ons zielen bindt die zal geen tijd noch lijden breken... De kamer waar ge in troostloos schreien uw hart ontsloot, vol hope en pijn, weer eenzaam, waar geen lampeschijn haar gouden treurnis kan verblijen. Voor bittre dagen, treurger luchten als winter nooit te brengen plach mij bleef uw laatste glimmelach me kind! en saam uw laatste zuchten. Ik bid voor u, en zeegne uw teeder gelaat dat glansde in reine peis... Ach! dat ge gauw voor blijere reis langs lichter wegen keerdet weder... [pagina 276] [p. 276] II. Dees avond, kind... Dees avond, kind, in tuine wegen zoo rustig is, zoo rein. De bloemen, moe van geuren, wegen in rooden zonneschijn... We wandlen traag. Geen winden fluistren, geen lied de stilte stoort. Maar beider ziel in hijgend luistren haar dieper pijnen hoort... III. Mijn ziel is naar uw ziel gevlogen... Mijn ziel is naar uw ziel gevlogen: een blanke vogel door den nacht. Hoog aan de blauwe hemelbogen de diamante starrepracht. Mijn ziel is droef en schreiensreede zoo moe van de overluchtschen tocht. Ze heeft te lang naar veilge reede en eeuwigduurge vreugd gezocht... Maar toen ze heeft uw ziel gevonden die weenend-zacht te wake lag wijl kreunend om nog diéper wonden toch niet verstierf: uw glimmelach, is al mijn leed, mijn pijn genezen, en keert mijn ziel nu zonder klacht naar huis, op lichte wiek gerezen: een blanke vogel door den nacht... [pagina 277] [p. 277] IV. Witte roosjes Ik wachtte hooploos lang op u al schreiend in den avondwind. 'k Heb zelf de witte roosjes nu geplukt, me bloemekind! De kleine tuil in fijne vaas staat geurend in mijn eenzaam huis... Hoorde ik uw englenstem niet?... laas! 't was kreunend windgesuis... Voor 't moede hart keert nimmer rust. 'k Heb dan de witte roosjes één- voor-een zoo lang, zoo diep gekust met luide snikgeween... Gery Helderenberg. Vorige Volgende