Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1913
(1913)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |||||||||||||
De inrichting voor katholieke Belgische dokumentatieCongressen houden en wenschen stemmen is een; die wenschen uitvoeren is iets anders. Op het katholieke jubelcongres van Mechelen werd zoo ook de wensch gestemd, - na verslag door advocaat Mestdagh, - ‘zoo spoedig mogelijk een middenbureel voor inlichtingen te zien tot stand komen.’ Naar het verslag ‘zou dat middenbureel dagelijks de verschillende bladen lezen en de beste dokumenten verzamelen. Men zou er eene bibliotheek oprichten, die al de nieuwigheden van eenig belang zou bezitten. Dank zij die middeninrichting zouden de kringen, die een of andere vraag wilden behandeld zien door een bijzonder goed ingelicht specialist, zich slechts te wenden hebben tot het sekretariaat dat onmiddellijk in betrekking zou stellen met een voordrachtgever of ten minste een lijst van namen zou opgeven samen met een belangrijk bagage van inlichtingen en dokumenten.’ Zoo iets, doch meer beperkt bij het klasseeren der dagbladartikels, was twee jaren te voren ondernomen geworden door de HH. Braun en Passelecq. Bij gebrek aan belangstelling verdween de inrichting. En het verslag klaagt dan ook ‘De geesten zijn nog niet genoeg voorbereid en in 't algemeen verstaat men nog niet de belangrijkheid van zulk een organisme.’ Er was nog iets anders dan de geesten, dat niet genoeg voorbereid was, namelijk de studie zelve van hetgene men wilde. Wie was er naar den vreemde gaan zien om uit de lessen der ondervinding eenige klaarheid te putten? De verslaggever had vooral zijn verslag gebouwd op de moeilijkheden die men ontmoet had bij de samenstelling der afdeelingsbesturen en het aanvragen van verslagen voor het Jubelcongres. Maar buiten dat scheen | |||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||
men omtrent dokumentatie weinig klare gedachten te hebben. Toch was er een voorbeeld dat invloed uitoefende op de gedachten omtrent dokumentatie, namelijk de Internationale Inrichting voor Bibliographie met hare millioenen steekkaarten van boeken en gazetartikels, geklasseerd volgens het decimaalstelsel. Den laatsten tijd kwam die inrichting ook tot het klasseeren, volgens hetzelfde stelsel, van dag bladartikels.Ga naar voetnoot(1) Maar de praktische kant der in te richten katholieke dokumentatie was minder uitgewerkt. Einde 1910 bracht het een groepje propagandisten te Brussel tot een weekblad in vorm van tijdschrift: La Documentalion catholique, Revue hebdomadaire de la Presse et de la Publicité. Hunne opvatting was eenigszins ontleend aan het maandschrift van H. Dupont, La Documentation anlicléricale. Het blad gaf artikels weer uit slechte bladen wanneer die om een of andere duidelijke stelling of ongewone bekentenis het bewaren waard bleken. Het gaf de katholieke gedachte omtrent een en ander twistpunt met verwijzing of meedeeling van belangrijke teksten. 't Was doorgaans, verdienstelijk opgesteld. Spijtig smoorde het op onzalige wijze na een half jaar bestaan (van 27 Oktober 1910 tot half April). Waarom het smoorde kan nu nog niet worden gedrukt, maar ter waarschuwing zij toch reeds gezegd dat die geschiedenis een droevig licht werpt op een gedeelte der katholieke propagandistenwereld van Brussel. Gelukkig waken er ook nog menschen van ernst en van studie en van doorzettende wilskracht voor de besluitselen van het Jubelcongres. Einde 1912 verstonden zich een vijftal sekretariaten, van godsdienstige en sociale richting, om een middenbureel van dokumentatie tot stand te brengen.Ga naar voetnoot(2) Dat midden- | |||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||
bureel zou eerst en vooral een soort Auskunftstelle zijn waar ieder die ‘iets doen wou’ voor de goede zaak, zijn weg zou vinden. 't Zou daarbij hoeven eene politieke dokumentatie tot stand te brengen. Wat dit echter behelzen zou was nog niet duidelijk. Ten einde zich te doen kennen en ondersteuning zoowel als benuttiging te vinden was het noodig dat de inrichting haar tijdschrift had. Voorzien van die onderrichtingen werd aan ondergeteekende het tot-stand-brengen van het werk toevertrouwd. Juist rond dien tijd belegde het Bureau des Informations religieuses et sociales te Parijs eene Journée documentaire waarop al de katholieke inrichtingen van propaganda met behulp van dokumentatie werden uitgenoodigd.Ga naar voetnoot(1) Ondergeteekende had het genoegen er aan deel te nemen en terzelfdertijd de bijzonderste katholieke dokumentatie-inrichtingen te bezoeken. Kort daarop mocht ik de dokumentatie instudeeren van Gladbach en van Keulen. Deze verschillende inrichtingen hier doen kennen, zou mij echter te verre voeren, te meer daar ik verwijzen kan naar mijne studie daarover in De Documentatie in den dienst der katholieke zaakGa naar voetnoot(2) | |||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||
Ik wensch me hier te bepalen tot enkele gevolgtrekkingen: Het belang der dokumentatie, praktisch gesproken, hangt af van den hooger- of lagerstaanden studiegeest dergenen voor wie de zaak is opgericht. Welk echter dit peil zij, altijd kan eene dokumentatie-inrichting veel dienst bewijzen wanneer ze opgevat wordt als eenvoudige Auskunftstelle - zooals te Gladbach - die men met alle soorten van vragen - altijd met bedoeling van voor de algemeene goede zaak te werken - mag lastig vallen. De inrichting moet zich natuurlijk aanpassen aan de bestaande noodwendigheden. Niet altijd zal ze volledig antwoord op de vraag bezorgen - want één ezel kan meer vragen dan honderd dokumentatiebureelen kunnen beantwoorden, - maar ze zal toch spoorwijs maken. In Gladbach vooral heb ik kunnen opmerken hoe de heeren der Auskunftstelle, ook al loopt er een glimlach over hun lippen bij het lezen van sommige, brieven, toch elke vraag als iets heiligs behandelen. Elke vraag is voor den socialen werker, die ze te beantwoorden krijgt, als eene opportuniteit waar goud is uit te munten. De vraag verraadt een eerste initiatief, en ook al was ze nog zoo onhebbelijk gesteld, er is daar een goede wil, een begin van actie, een uitgestoken hand waar een sociale toekomst van afhangt, - en het antwoord der Auskunftstelle, - ik heb er meesterlijke gelezen, - weet die hand te grijpen, dit pogen te steunen, dien wil te bevestigen. Op de onredelijkste vraag gaat een antwoord terug dat redelijke actie mogelijk maakt en uitlokken moet. Om die antwoorden te kunnen geven, hoeft er natuurlijk naast de psychologische bekwaamheid van den schrijver der Auskunftstelle, een dokumentatie omtrent studiën, brochuren en tijdschriften, omtrent toestanden en verhoudingen, die nooit zal volledig zijn en die altijd aan is te vermeerderen en bij te houden. Eene bijzondere bemerking dringt zich op omtrent politieke dokumentatie. De politieker moet kunnen onder de hand hebben de teksten der wetsontwerpen of voorstellen, met de verslagen der Commissiën, de besprekingen in Kamer en Senaat, den gestemden tekst, de koninklijke besluiten en ministeriëele omzendbrieven enz., de toepassing | |||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||
regelend.Ga naar voetnoot(1) Bij ons in België voorzien in 't algemeen de ministeriëele beambten voor alle parlementariërs zeer geriefelijk in dien nood. Daaraan echter heeft de politieker niet genoeg. Er hoeft, wat ik naar het Duitsche voorbeeld heeten zou, een partijarchief waarop geklasseerd berusten al wat er belangrijks in 't land in druk verscheen omtrent de politiek: dagbladen, tracten, vlugschriften, politieke studiën.Ga naar voetnoot(2) Nu kan hier ook bij aangemerkt worden dat al dit - of omtrent - te vinden is op de bibliotheken der Kamers, op de Koninklijke Bibliotheek. Inderdaad. Doch hoeveel gemakkelijker is het niet wanneer de partij dat zelf bezit en daarbij een sekretaris heeft, die zelf opzoekt en bezorgt wat er gevraagd wordt. Gewoonlijk echter, wanneer men aan dokumentatie denkt en niet zoozeer overweegt hoe het praktisch te verwezenlijken is, gaat de eisch nog verder en zou men wenschen dat de partijarchivaris zelf waakte op het aanteekenen en klasseeren van die belangrijke citaten. Ten slotte brengt politieke dokumentatie mede dat men op hoogte zij van de pers der partijen, evenals van de bestaande politieke sekretariaten en vereenigingen.Ga naar voetnoot(3)
***
De Inrichting voor Katholieke Belgische Dokumentatie, feitelijk sinds 1 Januari 1913 begonnen, heeft zich alle die desiderata voorgehouden en getracht stilaan een en andere te verwezenlijken. | |||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||
Zoo vooreerst stelde ze zich aan, alhoewel het wel eenigszins gewaagd scheen om te beginnen, als Auskunftstelle. Zoo kwamen er tot hiertoe een honderdtal vragen binnen, alhoewel de inrichting nog niet zeer gekend is en er geene propaganda gemaakt werd om vele vragen doen binnen te komen. Daarbij was er gezegd in de eerste omzendbrieven dat de vragen om inlichtingen het lidmaatschap van den vrager veronderstelde. Dit laatste blijkt mij echter niet praktisch te zijn. De inrichting doet het meeste goed wanneer ze ten dienste staat van elken goeden wil. En in feite werden de vier vijfden der inlichtingen gevraagd door niet-ingeschrevenen, waarvan zeer velen voor den inschrijvingsprijs zouden achteruit getrokken zijn. De aard der gevraagde inlichtingen was zoo uiteenloopend als maar mogelijk. De meeste vragen vergden natuurlijk nog opzoekingen, maar toch kon op negen van de tien vragen een passend antwoord worden verstrekt. Op alle evenwel niet. Zoo b.v. wat kon ik antwoorden aan dien Franschen heer, die bij mij om dokumenten kwam, ten einde dien demagoog van een Pater Rutten aan den galg te knoopen? Vele vragen kwamen van jonge wachten, van jonge advocaten-voordrachtgevers, van jonge politiekers; en hier doet zich het spijtige verschijnsel voor dat men niet tevreden is met studieaanwijzingen, men verlangt, in 't algemeen, dat men het onderwerp, de conferentie, geheel en al voor den aanvrager vóórdenken zou. De conferentie moet morgen of overmorgen worden gegeven, men heeft geen tijd voor ernstige studie. En men stuurt beteuterd de boeken en boekjes terug - studiën in casu, over evenredige vertegenwoordiging, algemeen stemrecht, schoolkwestie - met de woorden: daar kan ik niets mee doen, daar kruipt te veel tijd in. Nog vele andere zaken waren er te leerin uit het napeizen der gestelde vragen, doch ik beperk me hier bij die eerste bemerking die eene klacht is: groot gebrek aan ernstige studie. Tezelfdertijd dacht de Inrichting op eigene dokumentatie en op uitgaven. Zoo werd de lijst opgemaakt en uitg- | |||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||
geven - met een nummer van elk op het archief - van alle de politieke dagbladen van België met de noodige bibliographische aanduidingen. Hetzelfde werd gedaan voor de weekbladpers. Voor de negen provinciën werd het archief der weekbladpers opgemaakt met een nummer van elk blad. Tot heden lieten we in druk verschijnen de lijst der provincie Antwerpen en der provincie Oost-Vlaanderen. Zoo werd nog opgemaakt - en verschijnt eerlang - de lijst der middenstandsvakbladen. Zoo werd er een brief om inlichtingen gezonden naar alle de Sekretariaten van katholieke werken ten einde voor elk hunner een klein dossier aan te leggen over de hulp en de inlichtingen, die ze verstrekken kunnen, de druksels, die hun werk doen kennen, enz.. Ongelukkiglijk, werd die vraag slechts door een derde der aangevraagden beantwoord. Daarbij werd eene bibliotheek aangelegd die echter, om finantiëele redenen, nog bitter weinig voorkomen heeft. Maar het belangrijkste werk was wel het stichten van den politieken Dagwijzer en van de Vragen des Tijds. De Dagwijzer. Het Duitsch socialistisch Parteiarchiv van Berlijn heeft het driemaandelijksche tijdschrift dat zich heet Internationales Jahrbuch für Politik und Arbeiterbewegung.Ga naar voetnoot(1) Daarin worden land voor land en dag voor dag de sociale en politieke gebeurtenissen objectief aangeduid. Herhaaldelijk worden ook de belangrijkste teksten geciteerd. Eenigszins naar dit voorbeeld - dat ten andere zoo oud is als de oudste handschriften - werd de politieke dagwijzer voor België aangelegd. Niet echter zonder aarzelingen. Het eerste nummer (Januari-Februari 1913) teekende enkel de feiten op zonder uitleg noch aanhalingen. Hierbij in notaGa naar voetnoot(2) een voorbeeld: | |||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||
Dit genoot echter weinig bijval. Voor de maand Maart werden dan ook de teekenendste teksten van alle de politieke dagbladen aangehaald en voor de maand April kwam nu nog eene verbetering: nu werd voor elk aangehaald feit eene hoofding opgegeven die toeliet het nummertje - elke aanhaling is genummerd - te klasseeren. Hierbij weer een voorbeeldGa naar voetnoot(1), ditmaal uit de Fransche uitgave: | |||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||
Dit alles is nu op licht doch sterk papier gedrukt dat slechts van eene zijde benuttigd is, zoodat de citaten kunnen worden uitgeknipt en op steekkaarten geplakt. Naar den vorm van den Dagwijzer der maand April zijn nu ook de volgende maanden in voorbereiding. Nog werd de wensch uitgedrukt bij de hoofding ook nog het tiendeelig klasseeringsgetal toe te voegen en mogelijk brengen wij het ook wel tot daar. Maar voor 't oogenblik dunkt mij die nieuwe moeite niet in verhouding met het nut. De opvatting, die we voor de maand April verwezenlijkten, heeft veel bijval genoten. 't Is iets nieuws, 't is de politieke geschiedenis van onzen tijd zelf, waarover geene handboeken bestaan; 't laat duidelijk zien welke de stroomingen zijn in de dagbladen, de gedachten van den tegenstrever komen er uit op niet in polemische voorstelling, maar in haar zelve; alle beteekenisvolle teksten zijn er in opgenomen of ten minste aangeduid, de Kamer- en Senaatzittingen zijn er in ontleed en men geeft zich gemakkelijker rekenschap over wat er gebeurde of nog gebeurt.Ga naar voetnoot(1) Op het einde des jaars denken we daar een systematische tabel aan toe te voegen. Daarbij dient bemerkt dat op de Inrichting zelve de verschillende politieke bladen - de bijzonderste - bewaard blijven, zoodat het aangehaalde citaat in zijn geheel kan worden teruggevonden.Ga naar voetnoot(2) | |||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||
Wij meenen dat die uitgave zeer groote diensten bewijzen kan aan het Belgische politieke leven. Niet dat wij het opvatten als eene strijduitgave; wij trachten historisch juist, zoo objectief mogelijk, de feiten en dagbladartikels op te teekenen en elke vingerwijzing hieromtrent zoo van vijand als vriend zal ons altijd welkom zijn. De Waarheid is het sterkste wapen. De Vragen des Tijds. Onder dezen titel, die eenigszins herinneren doet aan de bewonderenswaardige Soziale Tagesfragen des Volksvereins wenschten we dokumentarische studiën te geven 1o over politieke vraagstukken, 2o over katholieke werken. Voor deze laatste vooral zou elke brochuur als een praktisch handboekje vormen waarin niet zoozeer zou beredeneerd worden dan wel materiaal geschaft voor stichting of verbetering of nader begrijpen van een of ander katholiek werk: adressen, statuten, programma's, praktische ondervindingen, enz. Tot hiertoe verschenen:
Onder de reeks Politieke vraagstukken is daarvan te rangschikken nr 2, 3, 4-5; onder de reeks katholieke werken nr 1, 6-7 en 8; toch is er in deze reeks nog geen enkel dat ik als type zou willen voorstellen van de opvatting hooger aangeduid en die door het Volksverein herhaaldelijk zoo prachtig is uitgevoerd. Het nr 9 van E.P. Rutten over Syndikale werking, dat ons is toegezegd, zal, ongetwijfeld, daar heelemaal aan beantwoorden.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||
Het mag gezegd worden dat de meeste dezer uitgaven bijval hebben genoten en ik denk wel dat de toekomst dezer serie verzekerd is. Een netelig puntje is hier echter het taalvraagstuk.Ga naar voetnoot(1) In de twee talen uitgeven verzwaart verschrikkelijk het budget zoowel door vertaling als door drukkosten. Tot hiertoe is het getal ingeschreven Vlamingen zeer gering. Er is op gedacht geweest alleen oorspronkelijke studiën te geven en dan ongeveer de helft der serie Vlaamsche, de andere Fransche studiën te geven. In 't Vlaamsche land is dit wel welkom, maar in 't Walenland niet, waar men geen enkele Vlaamsche brochure ontvangen wil. Daarbij komt nog dat vele studiën waarlijk niet te vertalen zijn. Zoo durf ik beweren dat niemand in staat is in België de zoo kleurrijke studie van Matheussen hebbelijk over te zetten: daar zou een Fransch dichter moeten voor gevonden worden die tezelfdertijd het onderwerp zelf bezat. En enkel Fransche studiën te geven - om de dringendste finantiëele redenen - ware dit buiten het kwetsen van ons stamgevoelen - de pen breken van de meeste Vlaamsche werkers waarvan - dat mag wel gezegd - de ernstigste studiën te verwachten zijn. Slechts met algemeene meewerking zoo van Franschals van Vlaamschsprekenden is dat moeilijke vraagstuk op te lossen.
***
Ziedaar het werk dezer eerste maanden. Zeker blijft er nog verschrikkelijk veel te doen eer de inrichting zich werkelijk inrichting heeten mag. Maar ik meen toch dat uit den chaos der eerste opvattingen enkele wegen zich duidelijk afteekenen, en dat die wegen naar praktische actie loopen dunkt mij ook onbetwistbaar. Er is echter nog veel noodig opdat het tenger plantje gedije, veel bescherming en veel voedsel. Op zoo 'n tenger scheutje, vooral op een akker als Brussel, komen zoovele rupsen af dat het een heel werk is ze te weren. En voedsel hoeft er ook veel. 't Is een mostaardplantje dat breed uitzetten kan, als de wortels maar tocht vinden.
F.P. |
|