kunstgenot en geestesontwikkeling, met den Eglantier als zinnebeeld van onze Kempische Vlaamsche Kunst, rond een Kristus aan het Kruis: 't verhevenste voorbeeld van naastenliefde.
Dit karakter heeft onze Kamer, ondanks de ongelukkige dagen, die onze gemeente soms doorworstelde, gekenmerkt en samengehouden, tot op dezen 14en September, waarop ‘Het daget in den Oosten!’ wederom klinken mag.
En nu ook, na 400 jaar bijna, op 't oogenblik dat de zwierigste edelman onzer gouw, te midden zijner beslommeringen van grooten Staatsman, de herstichter wordt van het roemrijke Eglantierken, nu wil als heilgroet datzelfde woord naar onze lippen ‘Caritas’!
Caritas! dankbare eerbiedige genegenheid, Excellentie, omdat gij eene volksmaatschappij steunt in haar streven: haar te veredelen door de Taal, 't grootste werktuig der beschaving voor een volk; omdat gij aan 't hoofd gaat van ons pogen: den medemensch door Vlaamsche kunstuiting nader te brengen tot het Ware, het Schoone.
Caritas! dankbare eerbiedige genegenheid, van verre, aan U, Heer Antoon de Lalaing, afstammeling van onzen Stichter, ongelukkig, door ziekte van ons verwijderd.
Caritas! dankbare eerbiedige genegenheid aan U Excellentie, Heer Minister van Schoone Kunsten, die op dit feest wilt vertegenwoordigd zijn om ons te doen blijken dat UEd. onze nederige voetstappen met liefde gadeslaat.
Caritas! eerbiedige dankbare genegenheid aan U, Koninklijke Vlaamsche Academie, hier afgeveerdigd, die het streven van onze Kamer beseft en het aanziet ats eene verzuchting van ons Kempische Volk naar letterkundige ontwikkeling en verbinding, door diezelfde beschaafde Taal, met den hoogeren stand.
Caritas! eerbiedige dankbare genegenheid aan U allen, beschermleden van adellijken bloede; gij zijt het schitterend borduursel van ons feestgewaad op onze gloriedagen; wij zijn U dankbaar omdat het U verheugt dat wij onze kracht zoeken in het zorgvuldig samenvoegen der bestanddeelen van onzen eigen machtigen rasaard niet om ons af te scheiden van anderen, maar om dieper en schooner mensch te worden tot algemeene verbroedering en beschaving.
Caritas! aan de vrienden binnen en buiten Hoogstraten, die hebt gewild dat de oudste maatschappij onzer gemeente zich heden vertoone als eene bruisende goud-belichte fontein.
Dank aan uw aller hulp en steun, groeit onze Kamer van dag tot dag in getal en sterkte.
De bloem van 's menschen hert is liefde, naastenliefde, Caritas! Dat beide bloemen, steeds gepaard in onzen Kring, geuren door het Land!
Weledele Prins, mochte uw hoofsche glimlach ons dikwijls komen aanmoedigen!
Dat voor U, Excellentie, heeren beschermleden, en U, gezellen der Conste, ons dierbaar Eglantierken het gemoedelijk geestverheffend samenzijn blijve dat, de sterke adem onzer heide gelijk, alle beslommeringen en stoffelijke onrust uit hoofd en hert verbanne, dat het op den afgebakenden weg voorttrede immer meer in den glans van Caritas en den luister van Kunst!