Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1913
(1913)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 276]
| |
Theodor Körner, de Duitsche Rodenbach
| |
[pagina 277]
| |
Universiteit van Leipzig. Daar was 't een beroerde tijd voor den levenslustigen jongen man, die na eenigen tijd de poorten van de Universiteit voor hem gesloten vond: hij werd buitengezet. 't Was vooral tijdens zijn verblijf te Leipzig dat de dichter in hem meer en meer vooruitkwam en wanneer vader Körner later zag dat uit zijn zoon de dichter groeien ging dien Duitschland noodig had, schreef hij hem: ‘Macht hebben over de edelste geesten eener natie is een eerlijk lot en ik stel 't vertrouwen in u, dat ge die macht niet misbruiken zult. Uw voornaamste streven dan weze, geen enkele wijze van ontwikkeling te verwaarloozen die van u een echt dichter maken kan.’ Intusschentijd was Körner tot ‘Hoftheaterdichter’ benoemd en reeds in 1812 mocht hij op een echtsucces bogen. Van toen af stond zijn roeping vast: hij was en wilde zijn een nationaal dichter. Op twee zijner werken wil ik even de aandacht trekken: een drama: ‘Zriny’ en een gedichtenbundel: ‘Leier und Schwert’. Ten jare 1812 werd door een Hongaarsch dichter Carl von Kisfaludy, Körner's aandacht getrokken op den held ‘Zriny’, ‘den Hongaarschen Leonidas’. Körner vatte het plan op over ‘Zriny’ een drama te schrijven. Als geschiedkundige bronnen vond hij: Niklas Zriny oder die Belagerung van Szigeth en ‘Zriny's Tod’ van Pyrkeus. Körner's drama speelt ten jare 1566. Graaf Nikolaas Zriny kan het, na een heldhaftige verdediging der vesting van zijn leenheer, niet meer uithouden tegen de macht van Soliman den Groote, den Turkschen keizer, en doet zijn kasteel in de lucht springen, alzoo met de zijnen den dood vindend in de vlammen, maar ook dood en vernieling zaaiend in de Turksche rangen. In dit stuk ligt nog gestrengeld de liefde die Helene, Zriny's dochter, met Juranitsch, een Hongaarsch legeroverste, verbindt. Doch in, en hoven, en door alles laait in brandgloed de vurige vaderlandsliefde der helden. En Zriny, én Juranitsch, én Helene, én Vilacky, en tal van anderen zijn vlammen vaderlandsliefde, allen kennen slechts één ideaal: hun Vaderland vrij te zien; allen betrachten slechts ééne zaak: de grootheid van hun Vaderland. Het drama mag, naar Zipper's oordeel, mangel lijden aan ‘Durcharbeitung’, dat moeten we bekennenGa naar voetnoot(1). Evenals aan Rodenbach's ‘Gudrun’, ware eene herwerking | |
[pagina 278]
| |
noodig geweest. Daarbij stierf de dichter te jong om in dien zin volmaakt werk te leveren, doch 't blijft nog groot om de heldentaal die er gevoerd wordt, en om zijn vaderlandsche waarde. Wat moet in die tijden voornamelijk, een stuk als ‘Zriny’ opvoedend gewerkt hebben, want de toeschouwers zullen onder den Turkschen mantel van Soliman den krijgsmantel van Napoleon wel hebben herkend. Talloos zijn de verzen die als zoovele spreekwoorden kunnen dienen, om de algemeen menschelijke gevoelens, die ze vertolken: ‘Zwar hab' ich nichts als dieses treue Schwert
Und wenig Ruhm ererbt ich von den Vätern...
Doch hab' ich oftmal Euer Wort gehört;
Ein Heldenarm dürfe nach Kronen greifen,
Es fehlt an Mut, es fehlt an Kraft mir nicht.’
(Juranitsch).
en verder, Vilacky: ‘Der Ungar stirbt am liebsten bei dem Ungarn
Von seines Volkes Helden angeführt.’
en eindelijk, Zriny zelf: ‘Ich soll mich halten, auf Entsatz nicht hoffen Soll ehrlich stehn bis auf dem letzten Mann...
Mein ganzes Haus für dich und für dein Volk,
Mein höchtes Gut für unsern ewgen Glaube. Nichts is zu kostbar für das Vaterland.’
(II, 1).
Zriny is de man van den Plicht. ‘één man, één woord’. de eerste in 't gevaar, de laatste er uit. Hij mag, de hand op het hart, getuigen: ‘Ich tue hier was meines Amtes ist.’
en dan in dat laatste tooneel, wanneer de burcht in brand gestoken, op 't punt is te vergaan in de vlammen, blijft hij nog de held, de strijder, die moedig den dood in de oogen ziet, en slechts de eeuwigheid wil intreden over de lijken der vijanden door zijne hand geveld. ‘Nur unter Leichen bettet sich der Held
Die er vorausgesandt als Todesopfer,
Werd so wie wirden groszen Schwur gelöst,
Wer so für Gott und Vaterland gefallen
| |
[pagina 279]
| |
Der lebt im Herzen seines Volkes fort
Und kämpft sich oben in das ew'ge Leben
Und gehet ein in Gottes Herrlichkeit.’
(V, 7.)
Zoo gaat Zriny, omgeven door zijn heldenscharen, zijn vrouw, zijn dochter de nederlaag in. Doch wij die hem volgden op zijn strijdersbaan, voor ons rijst nu zijn beeld hemelhoog op, en we bewonderen den overwonnene meer dan den overwinnaar, de spreuk indachtig: ‘il y a des défaltes triomphales a l'envie des victoires’. Ziedaar een werk van den jongen Hoftheater-dichter. Toen reeds zond hij zijn werken de wereld in met hun hooge zending, met hunne nationaal-christelijke opdracht om in de harten wakker te schudden het liefdegevoel voor eigen land en de aandacht te trekken op 't gevaar dat hing boven 't vaderland. Nu brak een groot oogenblik in zijn leven aan. Zijn ‘Zriny’ was geweest de verpersoonlijking van alles-opofferende vaderlandsche liefde. Körner had zijn volk geleerd hoe men zijn vaderland lief kan hebben. Hij ook wou er het voorbeeld van geven, en daar echte liefde niet alleen woorden maar wel ook en voornamelijk, daden eischt, was het niet te verwonderen uit Körner's mond ten jare 1813 wanneer Napoleon tegen Duitschland optrok, deze woorden te hooren: ‘Duitschland staat op, en ik wil soldaat worden, mijn gelukkig en zorgen-vrij leven wegwerpen, om mij een vaderland te winnen. Noem het niet overmoed, lichtzinnigheid, wildheid. De offerdood voor de vrijheid en de eere der natie is voor niemand te goed, doch velen zijn er te slecht voor? Een groote tijd eischt groote harten, en indien ik in mij de kracht gevoel een klip te wezen in de volkeren-branding, dan moet ik vooruit en het machtige baren-gestorm met mijn lichaam weren’. (Brief aan zijn vader). Met droefheid, doch met fierheid ook zagen de ouders hun zoon vertrekken. En daarmee was Körner van Hoftheaterdichter geworden, soldaat in de rangen van de Lützersche vrijwilligersschaar, waar hij weldra klom tot den officiersgraad. In het kamp verliet de muze Körner niet en uit dien tijd stamt zijn beste, meest-Körneriaansche gedichtenbundel, synthesis van heel zijn leven en werken: ‘Leier und Schwert’ (Harp en Zwaard). Het zijn gedichten ingegeven door de verschillende omstandigheden van zijn krijgersleven, vele liederen door de soldaten gezongen, op bekende Duitsche melodieën. Tiedge, een tijdgenoot van Körner verklaart: ‘Van uit deze gedichten waait een | |
[pagina 280]
| |
adem van diep gevoel, ze verheffen zich met een wonderlijke kracht, bekwaam hun enthusiasme aan den lezer mee te deelenGa naar voetnoot(1), en Zipper, de bekende Körner-kenner schrijft dat ‘Leier und Schwert’ het voornaamste, het beste, eigenaardigste blijft wat de vroeg-gestorven Zanger en Held zijn volk heeft nagelaten, een steeds wellende bron van edele vaderlandsliefde voor vele geslachten, een kostbaar, niet naar waarde te schatten kleinoodGa naar voetnoot(2). Hierin ook klinkt steeds de vaderlandsche toon boven, Duitschland, Duitschland, Duitschland for ever! Duitschland heel het boek door! Diese Schlacht hat deutsches Volk geschlagen,
Dieser Stein ist deutscher Volkes Dank...
En dan wanneer hun leger was ingezegend in een kerk van Schleziën: ‘Der Herr ist unsre Zuversicht
Wie schwer der Kampf auch werde.
Wir streiten ja für Recht und Pflicht
Und für die heilge Erde...
..............
Drum frisch in Kampfes Ungestüm!
Gott ist mit uns und wir mit Him!
..............
Er weckt uns jetzt mit Siegerlust
Für die gerechte Sache.
Er rief es selbst in unsre Brust:
“Auf, deutsches Volk, erwache”,
Und führt uns, wär's auch durch den Tod
Zu seiner Freiheit Morgenrot:
Dem Herrn allein die Ehre...’
En dan, dat machtige ‘Durch’ dat klinkt als een kampkreet: De schreeuw der soldaten, en dan ‘Aufruf’ en ‘Du Schwert an meiner Linken’ en ‘Letzter Trost’. Van dit laatste durf ik nog eenige verzen aanhalen: ‘Das Leben gilt nichts wo die Freiheit fallt.
Was gibt uns die weite unendliche Welt
Für des Vaterlands heiligen Boden.
| |
[pagina 281]
| |
Frei woll'n wir das Vaterland wiedersehn
Oder frei zu den glücklichen Vatern gehn!
Ja! glücklich und frei sind die Toten.
Drum heule du, Sturm, drum brause du, Meer.
Drum zittse du, Erdenreich, urn uns her?
Ihr sollt uns die Seele nicht zügeln,
Die Erde kann neben uns untergehn:
Wir woll'n als freie Männer bestehn,
Und den Bund mit dem Blute besegeln.’
En dan immer voort: ‘Bundeslied’. ‘Gebet während der Schlacht’, ‘Miszmut’, enz., enz., zijn allen vlammende vonken vuur gespat uit het brandende hart van een geestdriftigen twintigjarige, die om ons hoofd dreunen en zingen als Rodenbach's strijdliederen. Lang zou Körner niet kunnen strijden. In Juni 1813 werd hij reeds zwaar gekwetst. Wanneer hij daar lag, tusschen leven en dood, alleen en verlaten van allen, ‘ἅΦιλος, ἔρημος’ dichtte hij dat wonderschoone sonnet: Abschied vom leben.
Die Wunde brennt; - die bleichen Lippen beben -
Ich fühl an meines Herzens matterm Schlage,
Hier steh' ich an den Marken meiner Tage. -
Gott, wie du willst! dir hab' ich mich ergeben!
Viel goldne Bilder sah ich urn mich schweben; -
Das schöne Traumbild wird zur Totenklage. -
Mut! Mut! - Was ich so treu im Herzen trage,
Das musz ja doch dort ewig mit mir leben.
Und was ich hier als Heiligtum erkannte,
Wofür ich rasch und jugendlich erbrannte:
Ob ich 's nun Freiheit, ob ich 's Liebe nannte:
Als lichten Seraph seh' ich 's vor mir stehen; -
Und wie die Sinne langsam mir vergehen,
Trägt mich ein Hauch zu morgenroten Höhen.
De jonge held genas, doch pas twee dagen in 't leger weergekeerd, werd hij den 26sten Oogst van 't zelfde jaar door een kogel getroffen en ditmaal overleefde hij de wonde niet. Zóó stierf hij op 't veld van eer, beweend door zijn bloedverwanten | |
[pagina 282]
| |
en zijn tallooze vrienden, door iedereen hooggeacht, en overal door zijn dood, liefde zaaiend voor den strijd dien ze streden: Alles Ird'sche ist vollendet
Und das Himmlische geht auf...
... Wiederseh in der bessern Welt.
(Bundeslied).
Körner was niet meerGa naar voetnoot(1). Lijk onzen Rodenbach trof de dood hem in zijn zwaarbebloesemde en bloeiende lentejaren. Hij viel als Zriny, doch ook op hem mogen de woorden worden toegepast welke hij dichtte op zijn land: ‘... du konntest fallen
Aber sinken kannst du nicht’.
Moge God hem ‘the young and strong, who cherished noble longings for the strife’, hebben ontvangen in zijn vadergoede handen en gedenken de ziele-kreet van dezen jongen held in zijn ‘Gebet während der Schlacht’: ‘Gott! dir ergeb' ich mich!
Wenn mich die Donner des Todes begrüszen,
Wenn meine Adern geóffnet flieszen,
Dir, mein Gott, dir ergeb' ich mich,
Vater ich rufe Dich!’
Oogst 1913.
Paul Van Alderman.
|
|