Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1913
(1913)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
Hugo VerriestHet is grootsch geweest. De ‘pastor van te lande’ werd gister door tienduizenden befeest als de koning der Nederlanden. En ‘de prins van het woord’Ga naar voetnoot(1) heeft op zijn éenige wijze gehuldigd den lieveling van het woord. Vlaanderen kan feestvieren, ja; maar Vlaanderen viert het heerlijkst feest als het zijn grootgin lauwert: Verleden Jaar Conscience, den wekker door de pen; thans Hugo Verriest, den wekker door het woord. Om over den dag van Hugo Verriest naar waarde te spreken zou men moeten spreken in de taal van Verriest. Hij zelf zet misschien eens op 't papier voor altijd wat er gister in hem en rondom hem is omgegaan, de uitbreiding van alles wat hij zoo kostelijk-kort in zijn toast wist te zeggen. De heele Nederlandsche wereld kent Hugo Verriest in zijn openbaar leven. En aan dien Verriest brachten ook te dezer prachtige gelegenheid allerlei bladen en tijdschriften hulde. Liever ditmaal wenscht de Warande haar hulde te wijden aan Hugo Verriest in zijn verdoken leven, aan die vijf en vijftig, zestig jaar dat Verriesí in West- Vlaanderen heeft schuilgezeten, vóor zijn roem over de beide Nederlanden is opgegaan. | |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
Dat verdoken leven van Hugo Verriest ligt geborgen te Deerlijk, te Rousselare, te Brugge, weer te Rousselare, te Ieperen, te Wacken, te Ingooigem. Zijn er wel velen van de feestvierders op bedacht geweest dat het brokje van Vlaanderen gelegen binnen die lijn, dat het gewest waarvan ze gister het heerlijke middenpunt overstroomden met hun stoet, op dit oogenblik veruit het geestelijk-vruchtbaarste hoekje is van alle Dietsch-sprekende landen? Binnen dit strookje grond zijn in de jongste halve eeuw, behalve Gezelle, den grooten Meester, in alfabetisch geografische orde opgestaan:
| |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
Waar liggen de oorzaken van zulk een tropischen intellectueelen bloei? Er moet hier een geheime bron zijn van vruchtbaarheid. En die kennen wij niet vooralsnog; die kan wellicht een toekomende wetenschap opsporen, een wetenschap die misschien heeten zal: de geestelijke aardrijkskunde. Er moet hier ook een zaaier zijn geweest: en dien kennen wij wél. Dat is de Hugo Verriest uit zijn verdoken jarenGa naar voetnoot(1). Er zijn menschen die rondom zich scheppen een atmosfeer van vruchtbaarheid. Goethe heeft het zoo mooi gezegd: ‘Alles Lebendige bildel eine Atmosfere um sich her’. Dat ‘Lebendige’, dragend in zich het échte leven te midden van veel dood, was een halve eeuw lang Hugo Verriest voor Vlaanderen; en dat is Hugo Verriest sedert een tiental jaren voor de beide Nederlanden: de Verriest van 't verdoken leven is openbaar geworden in Noord en Zuid. Pastoor Verriest, aan uw parochianen hebt Gij zoo dikwijls gesproken van de ster, die de zoekers leidde naar den stal van Bethleëm. Welnu, voor al wie werken wilde, zijt Gij een ster geweest, flonkerend boven den schamelen stal van Vlaanderen, waarin zooveel lijden te kermenn lag, maar waaruit nu, onder uw gestraal, oprijst de verlossing van heel een volk. Pastoor Verriest, eens hebt Gij in uw lallooze, | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
eenzame wandelingen door 't vervallen Vlaanderen een lied gezongen, een hymne aan de zee. En Ge klaagdec op 't verlaten duin: ‘Geen zee meer, zand; geen leven meer, geen schoonheid... En eens toch was het anders, als de wateren, de groote wateren der zee daar spoelden’, en weelde brachten van geld, van wetenschap en kunst. En de laatste snik uwer zingende klacht vroeg aan de Vlamingen: ‘Hoort gij de verre zee niet wederkeeren?’ Maar datzelfde vragen wij nu, na den dag van gister aan U, Pastoor Verriest. Hoort Gij de verre zee niet wederkeeren? Gij hebt, door uw betraande oogen heen, toch goed gekeken gister: Wat dacht U van die zee, in haar bruisende branding klotsende van Duinkerken tot Delfzijl, die U met een van haar mirabiles elationes zegenend groeten kwam, omdat Gij, de looveraar, haar, de oude zee van V laanderen's roem en grootheid, naar deze kusten hebt teruggelokt! Dat is nu weer de stem der wateren, der groote wateren, en hoor ze bruischen kun zegelied: ‘Heil U, Verriest!’ De Opstelraad. Antwerpen, 18 Augustus 1913. |
|