duttenden geest; 't bewustzijn harer tegenwoordige behoeftigheid greep zoo diep in dat eene snokrilling heur doorreed. Onwillens gleed hare hand over heur gelaat, zij voelde hare wimpers overwateren en ze sloeg in de werkelijkheid terug.
Verdrietelijk-knak schodderde zij heur leden om dien saaien herinneringsleep weg te schudden en herijverde aan haar gestaakte werkzaamheid.
Ronddraaiend op één pikkel van heur stoelken klinkte zij nevens haar de zolderdeur met eene gerre open:
- Dule, staat ge niet op dan, 't is klaardag?
- Ja, ik kom,
- Ge komt zoo al twee uren, straks is 't noen!
't Ronkend rotelen van het uurwerk deed haar opzien en als ten teeken van ontkenning, wees het met zijn blankgeschuurde naalde en 't klopte zeven keers klinkend in hare ooren...
- Nieuws, Dikta, zei de postbode, zijn hoofd over de halve deur, en eenen brief neven haar op tafel werpend.
- Danke, goen dag Gust.
- Goen dag, Dikta, en vluggevoet spoedde hij verder.
Bekeurd scharrelde zij het schrift aan en strakte den blik op het geschrevene. Daar schokte een hevig geklop heur herte. Siddering beefde door heur handen, en over haar wezen schoot een bleeke kleur; hare neusvleugels trokken op er zetten uit, ongeduldige weetgier straalde in hare Gogen. In koortsige drift, greep zij haar bloemschaarken met een lint aan heur schortebinders bevestigd, sneed, reet, scheurde overhaastig den omslag open, zij las:
Mijnheer Fransies Groothans,
In afwezen der familie heb ik tot plicht U Ed. kennis te geven van het schielijk overlijden uwer moei Maria-Joanna Groothans. Begrafenis en lijkdienst zullen plaats hebben Woensdag 25 dezer, in de parochiale kerk, om 9 uren voormiddag.
U Ed. tegenwoordigheid tot kennisneming harer beschikkingen is volstrekt noodzakelijk.
Ontvang, Mijnheer Groothans, mijne hartelijke groeten.
Thomas Decleen,
Notaris.