Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1913
(1913)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 571]
| |
Over maatschappijleerDe zaak Gent-Terneuzen, die vóór korten tijd zoo drukke bespreking te gemoet liep, heeft het groote gevaar voor aftruggelarij door finantieele zaken doen inzien. Die zaak heeft zelfs zulken invloed gehad, dat onze wetgevers er toe besloten, eindelijk eens te beraadslagen over het wetsontwerp op de naamlooze Vennootschappen, dat reeds vóór menige jaren ter Kamer was ingediend, maar er ook ongestoord bleef rusten. Zoo men aan dien kant eene goede verbetering mag verwachten, staat het ook stellig, dat opverre na niet alle finantieele misbruiken door die nieuwe wet zullen verdwijnen. De wetgeving op de beurs heeft men ook reeds menigmaal willen verscherpen, maar, daar de zaak nog al ingewikkeld hangt, en men vreest voor al te groote stoornissen in de geldwereld, blijft het toch nog altijd bij 't oude. En nochtans het is onbetwistbaar: de beursspekulatiën hebben maar al te dikwijls een weêrslag op lieden, die noch van verre, noch van dichtbij met de beurs in betrekking komen. Zoo brengt bijvoorbeeld het kunstmatige dalen en stijgen der graanprijzen een zware weêrslag bij de boeren te weeg. Dit was de reden waarom de agrariërs in 1896 in Duitschland eene wet bekwamen, die tot doel had dusdanige spekulatiën volledig tegen te werken. Of die wet haar doel ten minste gedeeltelijk bereikte, wordt fel betwist. Zij werd in alle geval reeds in 1908 door eene nieuwe vervangen die heel wat minder streng te werk gaat. Levert deze nieuwe wet betere uitslagen op, of is zij niet veeleer eene toegeving der Regeering aan de finantiewereld, die over de vorige wet al te ontevreden was? Hierover bestaan ook weer uiteenloopende meeningen. Wij staan hier in elk geval voor eene dubbele poging van een Staat om in de beurszaken meer zekerheid en vastheid te brengen, om ontegensprekelijke misbruiken te keer te gaan. Daar die wetten een geruimen tijd in voege zijn geweest, en dus volgens de feiten kunnen beoordeeld worden, is het hier mogelijk te bestatigen hoe moeilijk eene dusdanige inmenging der wetgeving is, hoe zwaar het valt beursmisbruiken te beletten zonder aan den regelmatigen handel te schaden. Eene grondige studie over deze beide wetten levert ons Dr Gustave Sap in Le Régime légal des Bourses en Allemagne. (Lois | |
[pagina 572]
| |
du 22 juin 1896 et du 8 mai 1908Ga naar voetnoot(1). Zonder de strenge wet van 1896 in haar geheel goed te keuren, vindt schrijver dat zij, alhoewel in enkele punten te ver gaande, in menig opzicht zeer doelmatige maatregelen heeft getroffen. En nochtans werd die wet door hare eigene verdedigers verworpen in 1908, om eene nieuwe tot stand te brengen, ‘die men kan vergelijken met een prachtbouw, die al het wenschelijke schijnt te bevatten, maar die inwendig slecht is ingericht en in het geheel niet aan zijne bestemming beantwoordt’Ga naar voetnoot(2). De lezing van dit werk is aan te bevelen aan al wie zich met beurs- en finantiezaken bezighoudt om er gedachten te putten, op de Duitsche ondervinding gesteund, die misschien vroeg of laat zouden kunnen aanleiding geven om ook in België maatregelen te treffen tot het intoomen der beursaftruggelarij. Aan diegenen, die in de beurszaken niet al te wel zijn ingewijd, maar die toch over de kwestiën van den dag hun woord willen reppen, zou die lezing doen begrijpen, dat ze niet te gauw moeten roepen op eene inmenging van de wet, of ten minste dat eene dusdanige, ook doelmatige wet niet zoo gemakkelijk kan opgesteld en nagekomen worden. Hoe dikwijls wordt er niet in dergelijke zaken gezegd dat de Staat zou moeten maatregelen treffen, en men weet niet eens wat moeilijkheden er zich tegen verzetten?
***
Van Duitschland werpen wij onze blikken op een land dat zoo min als België als mogendheid eene wereldrol speelt maar dat uit menig oogpunt, bijzonder op economisch en sociaal gebied, als België ook baanbrekend vóóraangaat. Pierre Clerget in La Suisse au XXe siècle, Étude économique et socialeGa naar voetnoot(3) brengt ons in nadere kennis met dit landeken in een gansch ander opzicht dan dit der natuurpracht, waarin het gewoonlijk beschouwd wordt. De economische studie maakt het overwegend deel uit van | |
[pagina 573]
| |
dit werk, terwijl de sociale kant minder tot zijn recht komt. Eerst handelt schrijver over het Zwitsersche volk en zijn midden alsook over de inrichting van den Staat. Daarna heeft hij het over geldwezen en krediet, landbouw en nijverheid, verkeersmiddelen en buitenlandschen handel. Daartusschen wordt dan ingeschakeld het een en het ander van meer socialen aard: inrichtingen van vooruitzicht, de arbeidsvoorwaarden en de sociale wetgeving. Het VIIIste kapitel is weer bijzonder belangrijk voor ons Belgen: ‘Le rôle international de la Suisse, La neutralité, La Convention de Genève, Les arbitrages, Les bureaux internationaux’. Bijzonder wat dit laatste punt betreft, vinden wij in Zwitserland een felle konkurrent, daar de meeste internationale Vereenigingen hun zetel kiezen in België of in Zwitserland. Het overzicht der sociale wetgeving, der sociale toestanden en van het Socialisme, stipt ons voorzeker niet voel bijzonderheden aan, maar is eene nuttige samenvatting om eeneen algemeenen blik over die zaken te krijgen. Dit is trouwens het kenmerk van het gansche boek: eene bondige samenvatting. Spijtig is het dat schrijver in zijne tweede, opnieuw op hoogte gebrachte uitgave, zich beperkt heeft tot het verwijzen naar notas, op het einde van het boek toegevoegd; het ware voor den lezer aangenamer geweest hadde hij die nieuwe gegevens mede in den tekst verwerkt.
***
De drie volgende werken staan in verband met het Socialisme. Eerst hebben wij een schriftje, uitgegeven door de ‘Westdeutsche Arbeiterzeitung’: Sozialdemokratie und Christliche SittenlehreGa naar voetnoot(1). Daar de socialisten, en misschien wel bijzonder hier in België, beweren, dat zij niet tegen den godsdienst zijn, is het uiterst belangrijk eens eene tegenstelling te maken tusschen de grondvesten van het Socialisme en de grondbeginselen der Kristelijke zedenleer. Daar het Socialisme als grondslag van zijn stelsel de materialistische opvatting der maatschappij legde, klampt het ook stevig vast aan de ontwikkelingsleer of Darwinisme, om aan zijn Materialisme een schijn van waarheid te geven Die theorie wordt dan ook bondig uiteengezet en weêrlegd. Daarna wordt nagegaan hoe diezelfde ontwikkelingsleer ook op de geestesbegrippen wordt toegepast, en hoe de men | |
[pagina 574]
| |
schen aldus er van lieverlede zouden toe gekomen zijn zich eene zedenleer en eenen godsdienst te smeden, altijd door die onweerstaanbare evolutie. Daaruit volgt dan de opvatting der zedenleer volgens de socialisten voort, en deze wordt in een vierde hoofdstuk neergehaald. Om te sluiten volgt dan in de tweede helft van dit boekje de korte uiteenzetting van de hoofdgedachten der opbeurende en edele Kristene Ethik, als tegenstelling met die gansch stoffelijke, verdierlijkte opvatting der zedenleer volgens het Socialisme. Dit werkje is natuurlijk geen wetenschappelijk boek, maar enkel eene propaganda-brochure en als dusdanig kan zij ook in onze studiekringen, door hare grondige samenvatting, van groot nut zijn. Uit diezelfde bron van het Volksverein te M. Gladbach ligt nog voor het tweede deeltje der Staatsbürger VorträgeGa naar voetnoot(1). Hier vinden wij stof voor drie reeksen van voordrachten: Die deutsche Sozialdemokratie, Die christlich-nationale Arheiterbewegung, Aus Deutschlands Wirtschaftsentwicklung. Dit laatste deel, dat een derde van het werkje beslaat, heeft voor ons, Belgen, weinig of geen belang, daar het bestemd is om stof te leveren voor politieke voordrachten in Duitschland; en de politiek van Duitschland is door de omstandigheden, - bijzonder in zake handel en landbouw, - nogal heel verschillend van deze die in België vereischt wordt. Integendeel in de twee eerste deelen kunnen wij ruimschoots onze gading vinden. In tegenstelling met het hooger vermelde schriftje, oogsten wij hier een meer uitgebreide en meer wetenschappelijke behandeling van het Socialisme, voorzeker is het nog geene hoog-wetenschappelijke vlucht, maar toch hoog genoeg, zelfs voor ontwikkelden, die van het Socialisme toch dikwijls maar een onnauwkeurig gedacht hebben. Na die theoretische uiteenzetting volgt dan nog iets van meer praktischen aard. Wij leeren de innerlijke organisatie van het Socialisme kennen - en die is in Duitschland nog heel wat steviger dan bij ons - ook de strijdmiddelen, en hoe de tegenstanders die afweren kunnen. Hier vinden wij dus praktische wenken, die ook in België grootendeels van nut kunnen zijn, daar onze socialisten nogal veel bij de Duitschers ter school gaan. In het tweede deel wordt gehandeld over: ‘Die christlich-nationale Arbeiterbewegung’. Op dit gebied staan wij ongetwij- | |
[pagina 575]
| |
feld - iets wat soms wel eens uit het oog verloren wordt - hier in België veel beter dan in Duitschland. Terwijl wij hier in België wat de getalsterkte der gesyndikeerden betreft bijna op gelijken voet staan met de socialisten, telt men integendeel in Duitschland voor de socialisten met millioenen en voor de christlichen slechts met honderdduizenden. Daarbij komt dan nog, dat de christliche syndikaten in Duitschland protestanten en katholieken vereenigen, terwijl wij de moeilijkheden die daar bij gelegenheid kunnen uit voortvloeien, gelukkiglijk niet kennen. Die heviger strijd die dan ook in Duitschland moet gevoerd worden, gepaard met den tuchtgeest, eigen aan het Duitsche volk, heeft aan den anderen kant ten gevolge, dat wat organisatie aangaat, en ook offervaardigheid en trouw der leden aan hunne vakorganisatie, de Duitschers de vergelijking met België heel goed kunnen doorstaan en wel te hunnen voordeele. Daarom vinden wij dan ook nuttige gedachten in ‘Ner 14 Neuerscheinungen im Gewerkschaftsleben’. Het grootste nut nochtans van dit tweede deel is, mijns inziens, dat het hoofdzakelijk gericht is tot de burgerij, opdat zij de werkmansbeweging meer zou leeren kennen en er de noodwendigheid van zou inzien. Hoevelen zijn er ook ongelukkiglijk nog in onzen hoogeren burgerstand, die in vele kwesties het hooge woord voeren en de leiding op zich nemen, zonder te begrijpen dat de arbeidersbeweging eene tijdsnoodzakelijkheid is, die nog altijd denken dat in die nieuwe beweging, zelfs in de kristelijke, eene overdrevene aanmatiging ligt van de arbeidersklas, en die maar al te dikwijls onze kristene syndikaten nog blijven tegenwerken. Hun bepaaldelijk, bevelen wij het lezen van dit tweede deeltje bijzonder aan. Nu hebben wij nog een werk van eene gansch andere richting: een pleidooi tegen het syndicalisme, Arthur Clay, Syndicalisim and LabourGa naar voetnoot(1). Het boek werd geschreven ter gelegenheid van de achtereenvolgende groote werkstakingen, die in de twee laatste jaren Engeland hebben geteisterd. Nu wij zelf hier in België ook nog eens met eene algemeene werkstaking hadden kennis te maken, krijgt dit werkje ook voor ons een nieuw belang. Nochtans is er geene vergelijking mogelijk tusschen de machtige solidaire werkstakingen in Engeland en de zoo mislukte algemeene werkstaking bij ons. Deze laatste zou voorzeker bij niemand de gedachte doen opkomen aan een openbaar gevaar voor de maatschappij, zooals | |
[pagina 576]
| |
dit het geval was voor schrijver in Engeland. Hij zegt namelijk over de werkstaking op de spoorwegen: ‘Door de tusschenkomst der Regeering werd de vrede voor 't oogenblik hersteld, maar de geestestoestand, die deze werkstaking heeft veroorzaakt, blijft voortwerken in de werkerswereld. Gedurende den Herfst en den Winter van 1911-12 groeiden de kenteekens van de algemeene spanning in de nijverheid nog altijd in getal en in belangrijkheid aan, en heel in het begin van de Lente brak de lang dreigende werkstaking der mijnwerkers uit. In de volle beteekenis van het woord bevat eene algemeene werkstaking een burgeroorlog; dat zoo iets zou kunnen voorkomen in ons land, is bijna onbegrijpelijk, maar de laatste voorvallen hebben bewezen dat het wel in de macht ligt der Trade Unions eene werkstaking te verwezenlijken zoo algemeen, dat zij zware en misschien wel onherstelbare schade aan de algemeenheid zou kunnen berokkenen... Zoo het publiek bekend was met het karakter en het doel der bewerkingen, waardoor de daglooners gebracht werden en nog worden tot het aannemen eener handelwijze zoo nadeelig voor hen zelf als voor de gemeenschap, zou het de dringende noodwendigheid inzien om oogenblikkelijk te handelen, en zou liet de Regeering dwingen beschermende maatregelen te treffen’. Daarna bespreekt schrijver de syndikalistische beweging in den vreemde, de groote werkstakingen in Frankrijk, Zweden, Italië, Spanje. Hij legt er zich dan op toe te bewijzen dat het Collectivisme, de oorsprong van al die kwalen, niet te verwezenlijken is. Eindelijk besluit hij met den middenstand te beschuldigen van vadsigheid en van te weinig weerstandskracht tegenover die noodlottige beweging. Voor schrijver ligt het heil in een kranig optreden van den middenstand om zich niet meer zoo goedswils te laten afpersen door de Regeering ten voordeele der werkende klas, daar dit enkel dient om de klimmende aanmatiging der mindere klassen nog te doen aangroeien. Hier straalt het princiep door van het manchesterianisme: de Staat heeft zich met geene sociale wetgeving te bemoeien. Schrijver vergeet ongelukkiglijk aan den middenstand aan te duiden hoe hij er in slagen kan dien opwellenden stroom te stremmen, en dit hebben wij gelukkiglijk hier in België gevonden, zooals de feiten het bewezen hebben; dit middel is niet de syndikale beweging trachten tegen te werken, maar ze integendeel te richten volgens gezonde begrippen.
*** | |
[pagina 577]
| |
Dat het niet onmogelijk is, zelfs voor een groot-nijveraar, met de arbeidersklas in goede verstandhouding te leven, ja zelfs de allesaanmatigende socialistische strekking geheel tegen te houden, dit bewijst de Duitsche Firma Krupp te Essen. Deze firma met haar ontelbaar leger werklieden, met hare zoo uitgestrekte inrichtingen, waar men zich geene gedachte kan van maken zonder ze gezien te hebben, is er, naar het schijnt, in geslaagd aan den socialistischen invloed te ontsnappen. Dat de socialistische beweging, in Duitschland zoo stevig ingericht, geene moeite spaart, om die machtige Kruppsche nijverheidsburcht binnen te dringen, is buiten twijfel. Welk is dan wel de oplossing van dit raadsel, dat Krupp voor de socialisten onoverwinbaar blijft? Die oplossing vinden wij in de arbeidsvoorwaarden, in de menigvuldige sociale inrichtingen en misschien wel bovenal in de overgroote zorg door Krupp besteed om zijne werklieden deftig te huisvesten en hen in den ouden dag eene aangename woonst te verzekeren. Het is onbetwistbaar dat een werkman, die een aangenaam thuis heeft, veel minder vatbaar wordt voor socialistische propaganda. De familiegeest is de dood van het Socialisme. Rond de werkhuizen van Krupp, die bijna de halve stad Essen beslaan, vindt men, hier en daar in de velden verspreid, de dorpen van het Kruppsche werkvolk, waaronder bijzonder te vermelden valt het zoo schilderachtige Altenhof, het verblijf der oudjes, waar de huizekens alle zoo lief geheel in 't groen verdoken liggen. Wie er meer verlangt over te weten, leze het werkje van Dr W. Kley, Bei Krupp, Eine socialpolitische Reiseskizze unter besonderer Berücksichtigung der Arbeiter-WohnungsfürsorgeGa naar voetnoot(1) dat door het honderdjarige jubelfeest der firma, vorigen zomer gevierd, eene nieuwe aktualiteit heeft bekomen. Daar het werkje met eenige plannen en schetsen is opgeluisterd, zou het ook aan onze bouwkundigen van dienst kunnen zijn. Wij moeten toch opmerken dat naar het overheerschende Duitsche gebruik nog te veel de kazernenwoning voor verscheidene familiën aangetroffen wordt, en in dit opzicht schijnen onze Limburgsche kolenmijnen de vraag nog veel beter op te vatten met voor elke familie een eigen huisje te bouwen; en wat smaak en stijl betreft, kunnen vele dezer Limburgsche werkmanswoningen met die van Krupp goed wedijveren. | |
[pagina 578]
| |
Hier tegenover, hebben wij een wat droeviger beeld voor Berlijn in: Victor Noack. Schlafstelle und Chambre garnie (Ledigenheime), Ein Stück grossstädtischen Wohnungselends.Ga naar voetnoot(1) Dit boekje geeft een droeven blik in den woningstoestand te Berlijn. Om er enkel een voorbeeld uit aan te halen: een overgroot getal familiën heeft tot woonst eene enkele kamer, wat nog erger is in vele gevallen wordt die eene kamer nog voortverhuurd aan ongehuwden, 't zij 's nachts, of zelfs bij dage aan werkvolk dat nachtdienst heeft gehad; daarbij is dan nog dikwijls gedurende den dag vader en moeder uit werken en blijven de kinderen alleen met die vreemden. Wat al zedelijke misbruiken daaruit volgen, bijzonder als de kinderen wat ouder worden, en zelfs voor menige huismoeder terwijl de man op zijn werk is, valt licht te begrijpen.
***
Tot oplossing op vreedzame wijze der moeilijkheden tusschen patroon en werkman wordt door sommigen veel verwacht van het kollektieve arbeidsverdrag. Na de uitgebreide wetenschappelijke verhandelingen hier over, door P. Claes meer bepaaldelijk over Duitschland, en door advokaat De Visschere meer in 't algemeen, is weer een kleiner werkje over dezelfde kwestie verschenen. George André, Les conventions collectives de Travail L'intervention de l'État dans le conflit ouvrierGa naar voetnoot(2) is de rede gehouden op 18 November 1911 bij de heropening der reeks voordrachten der jonge Balie te Brussel. Als inleiding worden de verschillende middelen aangeduid die beproefd werden tot oplossing der sociale kwestie, liefdadigheid, patronale instellingen, staatstusschenkomst, aandeel in de winsten, samenwerking, collectivisme, die allen niet in staat schijnen de ware oplossing te leveren. Deze verwacht schrijver veeleer van het kollektieve arbeidsverdrag, dat dan ook breedvoerig besproken wordt. De voordeelen en nadeelen worden uiteengezet, de innerlijke aard en de rechterlijke natuur van zulk kontrakt wordt onderzocht. Eindelijk wordt nagegaan hoe het Belgisch wetsvoorstel, door den Hoogeren Arbeidsraad uitgewerkt, de moeilijkheden tracht uit den weg te ruimen, en bijzonder de grondmoeilijkheid: welke waarborg zal er aan den kant der | |
[pagina 579]
| |
werklieden bestaan om het onderhouden van het kontrakt te verzekeren, welke sanktie bij overtreding van het verdrag, daar hier de patroon, die met zijne fortuin borg blijft voor de eventueele boeten, zich bevindt tegenover een werkman die over 't algemeen met niets borg blijft, daar hij weinig of niets bezit. Als hoofdvereischte, om het kollektieve arbeidskontrakt waarlijk doelmatig te maken hier in België, moet eerst nog eene omwerking gebeuren der huidige wet op de vakvereenigingen, die zou toelaten aan de syndikaten ook rechterlijk op te treden in zake kollektief arbeidskontrakt. Aldus zou het syndikaat kunnen borg blijven voor de uitvoering en zelf zijne weêrspannige leden rechterlijk vervolgen. Dit werkje is voorzeker moeilijk te vergelijken met de hoogervermelde uitgebreide studiën. Het doel er van is ook niet hooge wetenschappelijke arbeid te leveren maar integendeel eene zeer hedendaagsche kwestie in meer uitgebreiden kring te doen kennen. Als dusdanig mag het volslagen gelukt heeten. Het is eene bondige, zeer klare en hoogst waardvolle uiteenzetting der kwestie, ook aangenaam om lezen, en die aldus geroepen schijnt om aan de oningewijden een duidelijk begrip dezer moeilijke vraag te bezorgen. Daar ten slotte al de sociale moeilijkheden op de loonkwestie neerkomen, zou de hoofdtaak van het kollektieve arbeidsverdrag zijn het vaststellen van een minimumloon, daarom ook worden die kollektieve kontrakten in Duitschland: Tarifvertrag geheeten. Dit is het besluit van het werk van Barthelemy Raynaud in zijn: Vers le salaire minimum. Etude d'Economie et de Législation industriellesGa naar voetnoot(1), een lijvig, zwaar gedokumenteerd boek. Ziehier hoe schrijver zelf het doel van zijn werk uiteenzet ‘Un droit affirmé et reconnu au travailleur d'obtenir au nom de sa dignité d'homme ce qui lui est nécessaire pour vivre, a living wage, comme disent énergiquement les Anglais; un salaire minimum avec tout ce que cette réforme comporte de mieux-être, d'abolition de souffrances et de tristesses - voilà le rêve, voilà le but. ‘Et d'autre part des difficultés très grandes de réalisation pratique, des objections scientifiques ou prétendues telles, l'égoïsme des possédants, les nécessités de la vie industrielle, la routine aussi et l'habitude de ce qui a été et semble devoir toujours être, voilà la réalité. | |
[pagina 580]
| |
‘Comment en présence de cette réalité, l'idéal sera-t-il possible à instituer dans les faits, c'est ce que nous voudrions rechercher ici. ‘Ce n'est donc pas un plaidoyer nouveau en faveur de la thèse du minimum de salaire - ce n'est pas une théorie de plus ajoutée à tant d'autres qu'il s'agit d'introduire. C'est seulement la marche et l'évolution contemporaine des faits vers le minimum de salaire que nous voudrions retracer..... ‘Le minimum de salaire en voie de réalisation pratique tel est l'objet propre de ce livre. ‘De nombreuses études de détail existent aujourd'hui sur cette importante question; l'heure est venue d'en tenter la synthèse.’ Eerst geeft schrijver ons de theoretische uiteenzetting der stelsels over het minimumloon; als inleiding daartoe hebben wij eene korte geschìedkundige schets die hij aldus besluit: ‘En résumé, l'idée de minimum de salaire, souvent confondue avec l'idée du juste salaire, n'est pas absolument nouvelle. Telle ces cométes errantes qui n'apparaissent qu'à intervalles fixes, elle a déjà apparu plusieurs fois dans le monde des idées et des doctrines. ‘Ce n'est guère qu'au XIXe siécle que les conditions économiques et sociales nouvelles devaient, en quelque sorte, la fixer dans notre sphère d'idées et d'action. C'est le jour où l'insuffisance radicale du salaire avec le régime de la liberté illimitée et de la grande industrie apparaissait plus nettement à tous qu'on devait tout naturellement remettre en honneur une doctrine déjà plusieurs fois séculaire.’Ga naar voetnoot(1) Als theoretische stelsels kan men ten huidigen dage onderscheidenGa naar voetnoot(2): ‘trois courants principaux au point de vue du minimum du salaire: ‘Le premier, et de beaucoup le plus important, est celui du catholicisme social. ‘Le second est celui du socialisme. ‘Le troisième, plus strictement philosophique, peut être appelé l'Utilitarisme social.’ Zijne studie over het katholieke stelsel besluit schrijver als volgt:Ga naar voetnoot(3) ‘Ainsi la doctrine du catholicisme social pose le minimum de salaire. ‘Sans doute, on l'a vu, cette théorie n'est pas encore arrétée en bien des points, et on a peut-étre méme abusé au lende- | |
[pagina 581]
| |
main de l'Encyclique (Rerum Novarum) des discussions doctrinales sur le minimum de salaire. L'essentiel ici, d'ailleurs, est moins dans les détails que dans l'ensemble. Il s'agit de poser comme une des exigences de la conscience chrétienne la réforme du minimum de salaire et d'y atteindre par tous les moyens. ‘Certes il n'est pas indifférent que la réforme soit faite au nom de la charité ou au nom de la justice, et sur ce point, sans doute, l'avenir apportera de nouvelles précisions. ‘Pour l'instant et au point de vue où nous l'envisageons ici, comme idéal proposé aux masses, il suffit de retenir que le minimum du salaire apparaîtra comme une des revendications légitimes de la conscience contemporaine.’ In zijn tweede deel, getiteld: Les Faits, vorscht schrijver de verschillende maatregelen op, die genomen werden om het minimumloon te verwezenlijken. Dit deel is, zooals het te begrijpen valt, het meest uitgebreide van het werk, het beslaat ruim 300 bladzijden. Frankrijk, dit spreekt van zelf voor een Franschman, wordt het breedvoerigst behandeld, maar toch komt de vreemde heel goed tot zijn recht, en België in't bijzonder krijgt een flink aandeel. Het ware niet mogelijk hier die opeenstapeling van maatregelen, getroffen door private ondernemingen, door openbare instellingen en besturen en door de wetgeving, in 't kort na te gaan en te bespreken, dit zou ons al te ver brengen. Wij mogen enkel bestatigen dat hier over het vraagstuk van het minimumloon eene rijke mijn van dokumentatie vóórligt. In zijn derde deel bespreekt schrijver de kansen tot slagen voor het minimumloon om er volgende gevolgtrekking uit af te leiden. Het bepalen van een minimumloon is heel ingewikkeld. Het begrip minimumloon bevat in zich verschillende onderdeelen: eerst een rechtvaardig loon: a fair wage for work done, ten tweede het laagste loon dat behoorlijk aan een mensch kan uitbetaald worden: the lowest fair wage that should be paid, - en om dit laatste vast te stellen komen een aantal omstandigheden in aanmerking, zoo zal dit minimum gansch verschillend zijn voor een Chinees en een Belg, - ten derde moet bij het bepalen van een minimumloon niet rekening gehouden worden met de onderlinge betrekkingen van enkelingen, patroon en arbeider, maar wel van de gemeenschap der werklieden tegenover de patroons. Uit dit alles, uit die zoo talrijke invloeden die in aanmerking komen, volgt dat het onmogelijk is een doeltreffend minimumloon vast te stellen door de wet. Wel integendeel is het hier de | |
[pagina 582]
| |
taak van het persoonlijke initiatief tot die verwezenlijking te streven, niet door afzonderlijke werking der enkelingen maar door het gemeenschappelijk optreden; en daarom schijnt het ware hulpmiddel te liggen in het kollektieve arbeidsverdrag. Zooals hooger gezegd, is dit boek eene mijn van dokumentatie, nog vervolledigd door een aanhang die de wetsteksten aangaande de kwestie weergeeft. 't Is eene zware maar eene ernstige studie.
***
In een vorige kroniek hadden wij reeds gelegenheid te spreken over het ‘Jahrbuch für die soziale Bewegung der Industrie-Beamten’. Ditzelfde jaarboek ligt ons weer voor in zijne 4 afleveringen, maar herdoopt en in een nieuw pakje gestoken. Van 1912 af heet het Jahrbuch der AngestelltenbewegungGa naar voetnoot(1) en krijgt dus uiterlijk minstens een meer algemeen karakter. Als inhoud blijft de strekking zooal dezelfde, daar het vroeger ook voor doel had de technische bedienden op hoogte te houden van den toestand hunner makkers uit den handel en andere bijzondere bedrijven. Wij treffen er als artikels in aan: Dr Heyde, ‘Sozialpolitik und Caritas’; Dr Cassau, ‘Fortbildung der Produktion auf Konsumgenossenschäftlicher Grundlage’; Rexhäuser, ‘Das Prinzip der Organisation und des Tarifs im Verbande der Deutschen Buchdrucker’; Prof. Dr Schachner, ‘Die soziale Frage in Australien und Neu-Seeland’; Dr Jocksch-Pappe, ‘Der Verein für Handlungskommis von 1858’; Bernstein, ‘Die soziale Differenzierung in der modernen Arbeiterschaft’; Ziegler, ‘Das niedere und mittlere Kaufmännische Bildungswesen in Deutschland’ Dit jaarboek kan bijzonder nuttig zijn voor wie zich bij ons met syndikale beweging der bedienden bezighoudt om hem gemakkelijk een kijkje in Duitschland te geven, bijzonder door de rubrieken: ‘Dokumente zur Sozial-Politik’ en ‘Parlamentsbeilage’ die de officieele stukken en besprekingen in den Reichstag aangaande bediendénbelangen uitgeven. Ook is van bijzonder belang de soziale Rundschau. die eene kroniek is hoofdzakelijk over de beweging der bedienden in Duitschland, maar toch uitweidt over alle sociale vraagstukken zelfs bij gelegenheid in den vreemde. J. Buelens. |
|